ECLI:NL:RBNNE:2021:4492

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
18/750091-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Harkema

Op 19 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in zijn loods in Harkema. De verdachte werd ook beschuldigd van het aanwezig hebben van 1021 gram hennepknipsel en het voorhanden hebben van een boksbeugel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden achtte. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 5 oktober 2021, waarbij de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. T. van der Goot, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. A.J. Kemkers.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, waaronder de diefstal van elektriciteit, omdat niet bewezen kon worden dat hij hierbij betrokken was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de hennepteelt, gezien zijn rol als huurder van de loods en het aantreffen van zijn DNA op een wegwerpoverall in de kwekerij. De rechtbank concludeerde dat de verdachte deel uitmaakte van een grotere organisatie en dat hij uit financiële nood had gehandeld.

Bij de strafbepaling hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank vond de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, gezien het tijdsverloop tussen de inval en de behandeling van de zaak, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op en een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750091-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 oktober 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 te Harkema, althans (ook) elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk in een loods/pand (met [nummer] ) aan de [straatnaam] , heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 1624 en/of 432 en/of 2102 (in totaal 4158, althans in totaal 3726) hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 te Harkema, althans (ook) elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een loods/pand (met [nummer] ) aan de [straatnaam] , heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 1624 en/of 432 en/of 2102 (in totaal 4158, althans in totaal 3726) hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 te Harkema, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand (aan de [straatnaam] te Harkema) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 te Harkema, althans (ook) elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorend aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 te Harkema, althans (ook) elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 te Harkema, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand (aan de [straatnaam] te Harkema) voor de teelt/het kweken van hennepplanten en/of de daarmee gepaard gaande diefstal van stroom ter beschikking te stellen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 2 december 2019 te [pleegplaats] , althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, (in of naar een pand aan de [straatnaam] ) heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 1021 gram hennepknipsel, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij, op of omstreeks 2 december 2019 te [pleegplaats] , althans (ook elders) in Nederland,
een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 2 december 2019 te [pleegplaats] , althans (ook elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
-een koolstoffilter, en/of
-meerdere TL-armaturen voorzien van metalen in hoogte verstelbare kettingen,
en/of
(een) ruimte(n) voorhanden heeft gehad, te weten een ruimte op zolder geschikt voor de kweek van hennep, en/of bekleed met reflectiefolie op het plaatmateriaal en/of waarvan de naden gedicht waren met purschuim en de ronde gaten waren afgedicht,
waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat voornoemde voorwerpen en/of stoffen en/of ruimte(n) bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5. Ten aanzien van feiten 1 primair en 2 primair acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat uit onderzoek door [benadeelde partij] is gebleken dat er rechtstreeks op de transformator een illegale aansluiting was gemaakt. De kabel kwam vanuit loods 2, een ruimte waar de onderhuurders volgens verdachte niet in konden, en er zijn geen aanwijzingen voor betrokkenheid van andere betrokkenen. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat hennepkwekerijen gepaard gaan met diefstal van stroom.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat er gelet op het aangetroffen koolstoffilter, de zorgvuldige afwikkeling en afdichting van de zolder en de kennis van verdachte over hennepplanten sprake is van een dergelijke mate van professionaliteit dat van voorbereidingen voor bedrijfsmatige teelt kan worden gesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2 en 5. De raadsman heeft erkend dat een veroordeling kan volgen voor feit 3.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat verdachte de loods had onderverhuurd en dat hem niet kan worden verweten dat in die loods hennepplanten zijn aangetroffen. De Hoge Raad heeft in het arrest van 8 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1545) immers overwogen dat een huurder niet aansprakelijk was voor wat er in zijn woning afspeelde, omdat deze niet feitelijk in de woning verbleef. In het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:852) was ook sprake van een kwekerij in een verhuurde loods aan een onbekende derde. Daarin heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het enkele oordeel dat de verklaring over een onderhuurder onvoldoende verifieerbaar is, niet volstaat. Daarnaast is de verklaring van verdachte bij de politie ongelukkig uitgelegd. Op het moment van verhoor wist verdachte dat er een hennepkwekerij in de loods heeft gezeten. In dat licht moet zijn verklaring worden gezien. Ook zijn de observaties niet redengevend. Deze hebben ook maar een beperkte periode plaatsgevonden. Op de overall is DNA aangetroffen. Dit betreft een verplaatsbaar object en de overall kan door iemand anders gebruikt zijn.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat op pagina 1944 van het dossier is beschreven dat het gaat om een wapen in de zin van categorie 1 onder 2, terwijl het een wapen in de zin van categorie 1 onder 3 betreft, hetgeen een bewijsprobleem kan opleveren indien de rechtbank daarvan uitgaat.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat artikel 11a van de Opiumwet niet enkel ziet op spullen die geschikt zijn voor hennepteelt, maar dat het om grootschalige hennepteelt moet gaan. Het onderzoek is summier geweest. Gelet op de beperkte omvang van de aangetroffen voorwerpen, waarvan niet is onderzocht of deze werken en waarvan niet bekend is hoe lang de spullen er hebben gestaan, is er geen sprake van dat deze goederen bestemd waren voor grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feiten 2 primair en 2 subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van of medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat er ten behoeve van de aangetroffen hennepkwekerij illegaal stroom werd afgenomen doordat er rechtstreeks op de transformator, die zich op het terrein van het bedrijfspand bevond, een illegale aansluiting was gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte een sleutel van het transformatorhuisje tot zijn beschikking heeft gehad. Op grond van het dossier en het hiervoor overwogene kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit.
Vrijspraak ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen en een ruimte die bestemd zijn voor grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Artikel 11a Opiumwet stelt handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt strafbaar. Om tot een veroordeling te kunnen komen dient eerst de vraag te worden beantwoord of de tenlastegelegde voorwerpen en ruimte bestemd waren tot het plegen van bedrijfsmatige dan wel grootschalige hennepteelt. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die voorwerpen daarvoor bestemd waren. Voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in art. 11a Opiumwet is vereist dat de gedragingen – in dit geval het voorhanden hebben van een aantal voorwerpen – strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier vast dat op de zolder van verdachte en zijn medeverdachte de in de tenlastelegging opgenomen ruimte met daarin een koolstoffilter en Tl-armaturen zijn aangetroffen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de inrichting van deze ruimte en de aangetroffen voorwerpen kan geconcludeerd worden dat deze ruimte en voorwerpen geschikt zijn (geweest) voor hennepteelt. Het betreft echter een zeer beperkt aantal voorwerpen en een kleine ruimte die tezamen kunnen worden geduid als een gedemonteerde en grotendeels ontmantelde relatief kleine hennepkwekerij. De ruimte lag bovendien vol met andere voorwerpen, waaronder speelgoed en kerstspullen. Uit dit samenstel kan de rechtbank niet afleiden dat het koolstoffilter en de Tl-armaturen – waarvan niet is vastgesteld dat deze nog functioneerden – al dan niet in combinatie met de betreffende ruimte (nog) bestemd waren tot grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 3 juni 2019 werd op het adres [straatnaam] in Harkema binnengetreden. [2] Bij aankomst bij loods 1 rook de politie een hennepgeur en hoorde bij binnenkomst dat een alarm direct werd geactiveerd. In de linkerhoek zat een elektrische roldeur. Na het openen hiervan gaf deze deur toegang tot een afgesloten houten hok dat in zijn geheel was ingericht als hennepkwekerij. [3] In totaal stonden er 1624 hennepplanten in kweekruimte A. De hennepplanten waren bijna oogstrijp. In de linker kweekbak stonden 432 potten met potgrond met daarin een afgeknipte steel. [4] In kweekruimte B stonden in totaal 2102 hennepplanten. Deze zaten nog in de groeifase. [5]
De officier van justitie heeft de historische verkeersgegevens gevorderd van het IMSI nummer dat toebehoort aan de simkaart uit het alarmsysteem dat is aangetroffen in de loods met de hennepkwekerij op de [straatnaam] in Harkema. Uit de analyse bleek dat de eerste contacten op 23 maart 2019 waren. Op die datum is een uitgaande sms verstuurd naar het telefoonnummer dat op naam staat van [verdachte] . Op 3 juni 2019 is de politie omstreeks 10:10 uur binnengetreden in de loods. Op de historische gegevens is te zien dat er op 3 juni 2019 om 10:22 uur een uitgaande sms is verzonden naar (onder andere) het telefoonnummer op naam van [verdachte] . [6]
Op 3 juni 2019 is forensisch onderzoek verricht op de [straatnaam] in Harkema. [7] Vooraan in kweekruimte A zag de verbalisant twee stoelen staan. Op de zitting van de linker stoel zag zij een papieren overall liggen. De overall is voor nader forensisch onderzoek in beslag genomen en voorzien van SIN AAMP1496NL. [8] Tijdens het onderzoek naar de kleding met SIN AAMP1496NL werd waargenomen dat het een wegwerpoverall betrof. Deze was bevuild en beschadigd. De manchetten zijn bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Dit spoor is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AAMO9900NL. [9] Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingestelde onderzoek bleek dat dit spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel van [verdachte] . [10] De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [11]
In onderhavig onderzoek zijn meerdere gegevensdrager in beslag genomen. [12] Uit chatberichten die betrekking hebben op achterstallige betalingen van [verdachte] [rechtbank verdachte] aan [naam 1] blijkt dat aan [verdachte] de toezegging is gedaan door ‘één van de jongens’ om € 10.000,00 bij te dragen aan de onkosten, welke toezegging vervolgens slechts voor een beperkt bedrag van € 1.200 wordt nagekomen. [13]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de huurder was van de loods waarin op 3 juni 2019 de hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij de loods had onderverhuurd. Verdachte verklaart niet aan wie hij de loods heeft onderverhuurd. [14] Als het alarm afging, kreeg verdachte daar bericht van en zou hij de anderen bericht doen als er iets loos zou zijn. De anderen wilden bewust geen bericht krijgen van het alarmsysteem, zodat de politie ze niet kon herleiden. [15] Zij hebben de loods vanaf ongeveer februari gehuurd. [16] Verdachte ontving de huur en na de oogst zou hij iets krijgen. [17]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte was huurder van loods 1 in het pand aan de [straatnaam] in Harkema. Vanaf februari 2019 had hij deze loods onderverhuurd en daarmee ter beschikking gesteld aan onbekend gebleven personen. In de loods hing een alarm dat, wanneer dit werd geactiveerd, een bericht uitstuurde naar verdachte, zijn vrouw en vader. Verdachte heeft verklaard dat dit alarm van hem was. Daarnaast is er in één van de kweekruimtes een papieren overall aangetroffen met daarop DNA van verdachte. Uit zijn verklaring bij de politie volgt dat verdachte – voordat de hennepkwekerij werd ontruimd – wist dat er een hennepkwekerij in de loods zat. Hij heeft daar immers over verklaard dat hij zou worden betaald als er geoogst zou worden. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van verdachte bij de politie niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat hij op het moment dat de hennepkwekerij in de loods kwam daar wetenschap van had en ziet in die verklaringen geen aanwijzingen om aan te nemen dat verdachte pas wetenschap had na de ontdekking van de hennepkwekerij. De juistheid van deze conclusie wordt in sterke mate ondersteund door de omstandigheid dat het alarmsysteem dat zich in de loods bevindt voor het eerst contact maakt met de telefoon van verdachte op 23 maart 2019. Dit is kort nadat verdachte de loods had onderverhuurd en door de omstandigheid dat DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen op een wegwerpoverall die is aangetroffen in de kweekruimte.
Op grond van het voorgaande en specifiek de verklaring van verdachte oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen verdachte en onbekend gebleven personen. De rol van verdachte (die de loods huurde, die mee zou delen in de winst en van wie een overall met zijn DNA in de kwekerij is aangetroffen) is van zodanig gewicht dat de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen vindt.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [18] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Ten aanzien van feit 3
Op 2 december 2019 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de Tillebuorren 25 in [pleegplaats] . In de keuken werd een doos aangetroffen met daarin drie zakken met hennepknipsel. Na weging bleek er in de doos 1021 gram hennepknipsel te zitten. [19] Verdachte heeft verklaard dat deze zakken van hem zijn. [20]
Ten aanzien van feit 4
Op 2 december 2019 waren verbalisanten in de woning aan de [straatnaam] te [woonplaats] in verband met een doorzoeking. In een houten kast in de woonkamer werd een boksbeugel aangetroffen. [21] Deze boksbeugel werd nader onderzocht, waarbij gebruik is gemaakt van de applicatie Kennissysteem Wet Wapens en Munitie (KWWM) van de Politie voor het categoriseren van wapens en munitie. De politie herkende het goed op basis van kennis en ervaring als een boksbeugel. [22] Uit de uitdraai van het KWMM volgt dat de boksbeugel een wapen van categorie I sub 3 betreft. [23] [naam 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte een keer naar een executieveiling is geweest, daar meubelen heeft gekocht en dat de boksbeugel daar in zat. De boksbeugel is vervolgens apart gelegd. [24]

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1 primair
hij in de periode van 1 februari 2019 tot en met 3 juni 2019 te Harkema, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk in een loods met [nummer] aan de [straatnaam] , heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van in totaal 4158 hennepplanten of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3
hij in de periode 1 februari 2019 tot en met 2 december 2019 te [pleegplaats] , in een pand aan de [straatnaam] opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 1021 gram hennepknipsel, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
4
hij op 2 december 2019 te [pleegplaats] , een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
3 Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
4 Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland van 6 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in zijn loods in Harkema. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 1021 gram hennepknipsel. Het telen van hennep is een lucratieve aangelegenheid waarmee in korte tijd veel geld kan worden verdiend. De illegale teelt van en de handel in hennep veroorzaken veel overlast en schade in de samenleving en genereren op hun beurt andere strafbare feiten. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt risico’s met zich mee voor de veiligheid van de samenleving. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij aan deze criminaliteit een bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen leidende rol heeft gehad, maar onderdeel heeft uitgemaakt van een grotere organisatie, waarbij hij uit financiële nood zich heeft ingelaten met de vestiging van een hennepkwekerij in een door hem gehuurde ruimte. De rechtbank zal daar bij de strafbepaling rekening mee houden. Daarnaast acht de rechtbank minder feiten bewezen dan door de officier van justitie is geëist. Bovendien is sprake geweest van aanzienlijk tijdsverloop tussen de inval in de hennepkwekerij en de behandeling van deze strafzaak. De rechtbank acht gelet op vorenstaande de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt genomen ten aanzien van de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat de leefgebieden financiën en sociaal netwerk bij een schuldig verklaring hypothetisch gezien als criminogene factoren kunnen worden aangemerkt. Daarnaast zijn er ook beschermende factoren, te weten de stabiele relatie van verdachte, een eigen onderneming, een inkomen en huisvesting. Gelet hierop adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair, 2 subsidiair en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2021.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina’s bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2019140992, gesloten op 25 maart 2020.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 523;
3.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 524 t/m 525;
4.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 526;
5.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 527;
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 621;
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek, pagina 887;
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek, pagina 888;
9.Proces-verbaal vooronderzoek lab, pagina 891;
10.Proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen, pagina 895;
11.Rapport NFI, pagina 899;
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 708;
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 712;
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 272;
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 289;
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 311;
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 314;
18.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina’s bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2019140992, gesloten op 25 maart 2020.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1867 en 1868;
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 312;
21.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1937;
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1943 en 1944;
23.Een schriftelijk stuk, pagina 1947;
24.Proces-verbaal van verhoor, pagina 473.