ECLI:NL:RBNNE:2021:4491

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
18/730065-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepteeltzaak op basis van onvoldoende bewijs

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 1986 te [geboorteplaats], heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een koolstoffilter en TL-armaturen, die mogelijk bestemd waren voor hennepteelt. De tenlastelegging betrof feiten die zich zouden hebben afgespeeld op of omstreeks 2 december 2019 te Kootstertille. Tijdens de zitting op 5 oktober 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. T. van der Goot, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen en de ruimte op zolder. De verdediging steunde deze vrijspraak en betoogde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Artikel 11a van de Opiumwet vereist dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de voorwerpen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel de aangetroffen voorwerpen en de ruimte geschikt leken voor hennepteelt, het aantal voorwerpen en de omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt. De ruimte was bovendien vol met andere voorwerpen, wat de conclusie verder bemoeilijkte. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730065-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 oktober 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 2 december 2019 te Kootstertille, althans (ook elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- een koolstoffilter, en/of
- meerdere TL-armaturen voorzien van metalen in hoogte verstelbare kettingen,
en/of
(een) ruimte(n) voorhanden heeft gehad, te weten een ruimte op zolder geschikt voor de kweek van hennep, en/of bekleed met reflectiefolie op het plaatmateriaal en/of waarvan de naden gedicht waren met purschuim en de ronde gaten waren afgedicht,
waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat voornoemde voorwerpen en/of stoffen en/of ruimte(n) bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt dat verdachte wetenschap had van de op zolder aangetroffen goederen en ruimte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Artikel 11a Opiumwet stelt handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt strafbaar. Om tot een veroordeling te kunnen komen dient eerst de vraag te worden beantwoord of de tenlastegelegde voorwerpen en ruimte bestemd waren tot het plegen van bedrijfsmatige dan wel grootschalige hennepteelt. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die voorwerpen daarvoor bestemd waren. Voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in art. 11a Opiumwet is vereist dat de gedragingen – in dit geval het voorhanden hebben van een aantal voorwerpen – strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier vast dat op de zolder van verdachte en haar medeverdachte de in de tenlastelegging opgenomen ruimte met daarin een koolstoffilter en Tl-armaturen zijn aangetroffen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de inrichting van deze ruimte en de aangetroffen voorwerpen kan geconcludeerd worden dat deze ruimte en voorwerpen geschikt zijn (geweest) voor hennepteelt. Het betreft echter een zeer beperkt aantal voorwerpen en een kleine ruimte die tezamen kunnen worden geduid als een gedemonteerde en grotendeels ontmantelde relatief kleine hennepkwekerij. De ruimte lag bovendien vol met andere voorwerpen, waaronder speelgoed en kerstspullen. Uit dit samenstel kan de rechtbank niet afleiden dat het koolstoffilter en de Tl-armaturen – waarvan niet is vastgesteld dat deze nog functioneerden – al dan niet in combinatie met de betreffende ruimte (nog) bestemd waren tot grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2021.