ECLI:NL:RBNNE:2021:4491
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hennepteeltzaak op basis van onvoldoende bewijs
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 1986 te [geboorteplaats], heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een koolstoffilter en TL-armaturen, die mogelijk bestemd waren voor hennepteelt. De tenlastelegging betrof feiten die zich zouden hebben afgespeeld op of omstreeks 2 december 2019 te Kootstertille. Tijdens de zitting op 5 oktober 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. T. van der Goot, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.
De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen en de ruimte op zolder. De verdediging steunde deze vrijspraak en betoogde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Artikel 11a van de Opiumwet vereist dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de voorwerpen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de aangetroffen voorwerpen en de ruimte geschikt leken voor hennepteelt, het aantal voorwerpen en de omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt. De ruimte was bovendien vol met andere voorwerpen, wat de conclusie verder bemoeilijkte. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.