Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
21 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 17 april 2021, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
Benadeelde partijen
Toepassing van wetsartikelen
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren.
[moeder slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 270,40(zegge: tweehonderdzeventig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2021. Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[moeder slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 270,40(zegge: tweehonderdzeventig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2021. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 5 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door [moeder slachtoffer] ,toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 15.000,-(zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2021. Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door [moeder slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 15.000,-(zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2021. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.