ECLI:NL:RBNNE:2021:4476

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
18/730049-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door boekhouder met aanzienlijke schade voor werkgever

Op 12 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als boekhouder en procuratiehouder werkzaam was bij een benadeelde partij. De verdachte werd beschuldigd van verduistering van meer dan € 400.000 en valsheid in geschrift door betalingsbatches te vervalsen. De feiten vonden plaats tussen 2008 en 2017, waarbij de verdachte opzettelijk geldbedragen en vergoedingen die toebehoorden aan de benadeelde partij, zich heeft toegeëigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten wettig en overtuigend bewezen had verklaard, mede op basis van zijn eigen bekentenis en de verklaringen van getuigen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het lange tijdsbestek waarin deze zich hebben afgespeeld, en het vertrouwen dat de werkgever in de verdachte had gesteld. De rechtbank weigerde een beroepsverbod op te leggen, aangezien de verdachte sinds maart 2017 niet meer als boekhouder werkzaam was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 225, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730049-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 september 2021.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 januri 2008
tot en met 15 maart 2017 te Leeuwarden, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een geldbedrag en/of een vergoeding (voor reiskosten, werknemersdeel pensioenpremie, extra salaris en/of provisie) en/of een betaling voor privé-doeleinden (ondermeer voor vliegtickets, muntenhandel en/of boodschappen) (met totale waarde van ongeveer 412.000,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als boekhouder / procuratiehouder, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2017 tot en met 15 maart 2017 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een betalingsbatch (bestemd voor een bankinstelling) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door
- in die batch (met betalingen of incasso's, althans overschrijvingen van een of meer rekeningen van klanten naar [benadeelde partij]) het bankrekening van [benadeelde partij] te wijzigen in verdachtes bankrekening met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft veroordeling voor de ten laste gelegde feiten gevorderd. Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten bekend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 september 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 maart 2017, opgenomen op pagina 136 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017080287 d.d. 5 maart 2019, inhoudende de verklaring van [naam];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij meermalen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 maart 2017 te Leeuwarden, telkens opzettelijk een geldbedrag en een vergoeding voor reiskosten, werknemersdeel pensioenpremie, extra salaris en provisie en een betaling voor privédoeleinden, onder meer voor vliegtickets, muntenhandel en boodschappen, toebehorend aan [benadeelde partij] en welk goed verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als boekhouder/procuratiehouder, onder zich had telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
hij in de periode van 27 januari 2017 tot en met 15 maart 2017 te Leeuwarden, meermalen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een betalingsbatch, bestemd voor een bankinstelling, heeft vervalst door
- in die batch, met betalingen of incasso’s, althans overschrijvingen van een of meer rekeningen van klanten naar [benadeelde partij], de bankrekening van [benadeelde partij] te wijzigen in verdachtes bankrekening met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
2. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie een beroepsverbod voor de duur van twee jaren gevorderd.
Standpunt van de verdachte
De verdachte stelt zich op het standpunt dat hij door zijn handelen de terugbetaling van de leningen die hij verstrekte aan [benadeelde partij], dan wel de uitkering van rente en/of provisie over deze leningen, veilig heeft gesteld, dat hij hiervan geen profijt heeft gehad en dat geen sprake is geweest van zelfverrijking.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 21 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van circa negen jaren grote geldbedragen verduisterd die hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, namelijk als boekhouder en procuratiehouder van [benadeelde partij], onder zich had. Daarnaast heeft verdachte betalingsbatches vervalst teneinde zichzelf geld uit te laten keren waar hij geen recht op had. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie als boekhouder. Het vertrouwen van zijn werkgever, die langdurig ziek was en verdachte volledig vertrouwde met betrekking tot de dagelijkse gang van de financiële zaken, heeft verdachte ernstig beschaamd. Verdachte heeft ruim € 400.000.- verduisterd.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij door zijn handelen de door hem verstrekte leningen van €290.000 aan [benadeelde partij] veilig heeft gesteld, dat hij hiervan geen profijt heeft gehad en dat geen sprake is geweest van zelfverrijking. De rechtbank volgt verdachte niet in dit verweer. Uit het dossier kan worden afgeleid dat het bedrag dat verdachte aan zichzelf heeft toegeëigend vele malen hoger is dan het bedrag van € 290.000.-. Ook al zou verdachte recht hebben op voornoemde € 290.000.- dan had hij niet het recht om in zijn functie als boekhouder, achter de rug van zijn werkgever om, dit geld aan zichzelf toe te eigenen door dit onder de noemer van bijvoorbeeld vergoeding voor reiskosten, pensioenpremie of salaris aan zichzelf over te boeken of door gelden van [benadeelde partij] te spenderen aan vliegtickets, muntenhandel en boodschappen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000.- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 12 en 18 maanden het uitgangspunt. Voor het bepalen van de straf acht de rechtbank het volgende van belang.
De werkgever heeft, vanwege langdurige ziekte, de dagelijkse gang van zaken aan zijn personeel overgelaten. Verdachte heeft op grove wijze dit vertrouwen geschaad. Het is niet aan verdachte te danken dat de door hem gepleegde strafbare feiten aan het licht zijn gekomen. Tijdens een vakantie van verdachte is de werkgever tot de ontdekking gekomen dat een aantal dingen niet klopten. Nadat de werkgever nader onderzoek heeft ingesteld werd duidelijk dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering en digitale valsheid in geschrifte. De werkgever van verdachte heeft hem hiermee geconfronteerd. Door het handelen van de werkgever is een einde gekomen aan de strafbare gedragingen van verdachte. De rechtbank weegt dit, naast de hoogte van het benadelingsbedrag en de lange periode waarin de strafbare feiten zich hebben afgespeeld, als strafverzwarende omstandigheden mee in de straf.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de ouderdom van de zaak. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in de civiele procedure is veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 412.000 aan [benadeelde partij]. Er is beslag gelegd op verdachte zijn huis, zijn inboedel en op zijn bankrekeningen. Uit het strafblad kan worden afgeleid dat verdachte nog niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
De officier van justitie heeft naast het opleggen van een gevangenisstraf ook een beroepsverbod voor de duur van twee jaren gevorderd. Verdachte is per maart 2017 geschorst door zijn werkgever. Inmiddels zijn er vierenhalf jaar verstreken. Gedurende deze periode heeft verdachte geen werkzaamheden meer verricht als boekhouder. De rechtbank acht het opleggen van een beroepsverbod daarom niet meer passend.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 225, 321, 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2021.
mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.