ECLI:NL:RBNNE:2021:4446

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
18.265215-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten en mishandeling met vrijheidsberoving en bedreiging

Op 19 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diverse geweldsdelicten, waaronder zware mishandeling, vrijheidsberoving en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 oktober 2020 in Coevorden de aangeefster, [slachtoffer 1], ernstig heeft mishandeld in een sportschool. De verdachte heeft haar met vuisten geslagen, haar keel dichtgeknepen en met een mes gedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster gedurende een periode van meerdere jaren heeft mishandeld en bedreigd, wat heeft geleid tot een complexe en destructieve relatie tussen hen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de ambivalentie in hun relatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met de aangeefster en een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de aangeefster voor materiële schade. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schade niet ontvankelijk verklaard, omdat deze complex was en beter bij de civiele rechter kon worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.265215-20
ter berechting gevoegde parketnummers 18.186517-20; 18.119518-21; 18.162319-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 februari 2021, 22 april 2021, 29 juni 2021 en 5 oktober 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging (18.265215-20), ten laste gelegd dat:
18.265215-20
1
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, (meermalen)
- (met de vuist(en)) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of
(vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag is blijven slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] ,
- met beide handen haar keel dicht heeft geknepen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 1] in haar hals te steken, althans te drukken, en/of
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een of meermalen enige tijd buiten bewustzijn is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Coevorden aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met
voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door haar (meermalen)
- met zijn vuist(en) in haar gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen, en/of
- een kopstoot te geven en/of
- bovenop haar te gaan zitten en/of haar (met zijn knie) naar de grond te drukken en/of
- keel dicht te knijpen, en/of
- aan haar haren te trekken en/of deze haren uit haar hoofd te trekken en/of
- te bijten in haar neus en/of haar schouder, althans in haar lichaam, en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp langs haar keel te gaan en/of dit voorwerp in haar hals te steken/drukken,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een of meermalen enige tijd het bewustzijn is verloren;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen haar (meermalen)
- met zijn vuist(en) in haar gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- een kopstoot heeft gegeven en/of
- bovenop haar is gaan zitten en/of haar (met zijn knie) naar de grond heeft gedrukt en/of
- haar keel dicht heeft geknepen en/of gedrukt, en/of
- aan haar haren heeft getrokken en/of vastgepakt en/of deze haren uit haar hoofd heeft getrokken en/of
- heeft gebeten in haar neus en/of haar schouder, althans in haar lichaam, en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp langs haar keel is gegaan en/of dit
voorwerp in haar hals heeft gestoken/gedrukt,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een of meermalen enige tijd het bewustzijn is verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Coevorden opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, in de sportschool [naam sportschool] gelegen aan de [straatnaam] , immers heeft hij, verdachte,
- (terwijl die [slachtoffer 1] zich in die sportschool bevond en/of toen die [slachtoffer 1] die sportschool wilde verlaten) die [slachtoffer 1] (meermalen) bij de voordeur en/of de kantoordeur en/of bij het hek van de sportschool weggeduwd en/of getrokken en/of geslagen en/of (aldus) die [slachtoffer 1] belet de sportschool en/of het terrein van die sportschool te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "ja dat heb je even verkeerd ingeschat, dit zijn je laatste zes uur" terwijl hij de deur op slot deed, en/of
- "“Jij komt hier niet weg, je wil dood, dan kun je zo meteen gezellig naar je oma toegaan", en/of
- "kut he dat je niet wegkomt, maar vanavond ga je dood",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Coevorden opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto ( [auto] , kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
18.186517-20
1
hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Coevorden opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan het voertuig (VW Polo, kenteken [kenteken] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor deze auto en/of het (naast liggende) pand de [straatnaam], in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 juli 2020 te Coevorden, althans in Nederland [slachtoffer 1] lichamelijk en/of psychisch heeft mishandeld door meermalen
- op en/of tegen haar hoofd en/of haar ribben en/of haar buik en/of haar benen, althans tegen haar lichaam te slaan en/of stompen, en/of
- op en/of tegen haar hoofd en/of haar ribben en/of haar buik en/of haar benen, althans tegen haar lichaam te schoppen, en/of
- haar tegen een kast, althans tegen goederen aan te gooien en/of duwen, en/of
- haar van de trap af te gooien en/of te duwen, en/of
- haar te isoleren en/of
- te kleineren en/of uit te schelden en/of denigrerend toe te spreken en/of
- etenswaren (vla) en/of schoonmaakmiddelen (afwasmiddel) over haar heen te gieten (en daarbij te zeggen" dit heb je verdiend kankerwijf, denk er nou maar eens over na"), en/of
- haar (urenlang) op het balkon te zetten en/of te laten en/of op te sluiten waardoor die [slachtoffer 1] pijn en/of letsel heeft bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2020 tot en met 3 juli 2020 te Coevorden, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door haar schriftelijk de volgende woorden te doen toekomen:
- “nu ga ik jou pakken”, en/of
- “ik krijg je nog wel”, en/of
- "ik stomp je tanden er uit”, en/of
- “Nu ben je aan de beurt", en/of
- "Ik maak je af”,
althans woorden van gelijke strekking en/of dreigende aard;
18.119518-21
1
hij op of omstreeks 15 september 2020 te Emmen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar meermalen tegen haar benen en/of op haar lichaam te trappen;
2
hij op of omstreeks 20 september 2020 te Coevorden, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb [naam 1]
200,- euro overgemaakt en jou adres gegeven zodat hij naar Coevorden kan komen om jou in stukken te snijden.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
18.162319-21
1
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Emmen op/aan de
Rondweg, op of omstreeks 12 oktober 2020, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten de auto van) [benadeelde partij] schade was toegebracht;
2
hij op of omstreeks 12 oktober 2020 te Emmen, althans in de gemeente Emmen, in
elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder
van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.265215-20, het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.186517-20 en het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.119518-21.
De officier van justitie heeft een bewezenverklaring gevorderd van de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten onder voormelde parketnummers en op onderdelen heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting, overeenkomstig de inhoud van zijn pleitnotities, onder meer op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18.265215-20, de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18.186517-20 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18.119518-21.
Met betrekking tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18.162319-21 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Aan de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18.265215-20, de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18.186517-20 en feit 2 in de zaak met parketnummer 18.119518-20 liggen aangiftes van [slachtoffer 1] ten grondslag. Verdachte heeft de juistheid van de aangiftes van [slachtoffer 1] betwist. De raadsman heeft in algemene zin met betrekking tot deze aangiftes aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster tegenstrijdigheden bevatten en dus onbetrouwbaar zijn en in dat verband erop gewezen dat [slachtoffer 1] een van de aangiftes heeft ingetrokken. De rechtbank volgt dit standpunt niet.
In zijn algemeenheid merkt de rechtbank op dat de relatie tussen aangeefster en verdachte wordt gekenmerkt door aantrekken en afstoten. Beiden lijken ambivalent tegenover de relatie te staan waardoor zij meermalen toenadering zoeken tot elkaar, maar de relatie ook meermalen wordt beëindigd. Uit het dossier blijkt dat de relatie (voortdurend) gepaard gaat met escalaties. De rechtbank leidt uit de medische stukken die over aangeefster beschikbaar zijn alsmede uit het pro justitia rapport dat over verdachte beschikbaar is, af dat de psychische problematiek van zowel aangeefster als verdachte hierin een rol speelt.
Het intrekken van de aangifte in de zaak met parketnummer 18.186517-20 die ten grondslag ligt aan de verweten brandstichting, langdurige mishandeling van aangeefster en de bedreigingen van aangeefster, moet (mede) in het licht worden gezien van bovengenoemde psychische problematiek en daarmee samenhangende ambivalentie. Ondersteunend in dit verband is het proces-verbaal op pagina 208 van het dossier waarin de verbalisanten relateren over hoe de uiteindelijke intrekking tot stand is gekomen.
Vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank er echter niet zonder meer toe leiden dat de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar ter zijde moeten worden geschoven, zoals de raadsman stelt.
In de onderliggende dossiers is voldoende bewijs aanwezig dat de verklaringen van aangeefster ondersteunt dat er sprake is van meerdere mishandelingen gedurende een lange periode door verdachte. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat aangeefster de aantijgingen jegens verdachte op bepaalde momenten wat dik aanzet maar de kern van de verwijten blijft overeind.
Ten aanzien van de mishandelingen en feit 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18.265215-20 in het bijzonder overweegt de rechtbank dat verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft mishandeld op welk moment dan ook. Ook stelt verdachte dat niet hij een mes had, maar dat het juist aangeefster is geweest die hem op 11 oktober 2020 heeft aangevallen met een mes en dat hij daardoor gewond is geraakt aan zijn rechter arm ter hoogte van zijn pols. Door die aanval zag verdachte zich genoodzaakt om zich te verdedigen door te proberen het mes van aangeefster af te pakken. Verdachte is met aangeefster in een worsteling geraakt omdat zij het mes niet wilde loslaten. Het bij aangeefster geconstateerde letsel vindt zijn oorzaak in die worsteling, aldus verdachte.
De rechtbank ziet zich daarmee geconfronteerd met twee scenario’s van hetgeen heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2020.
Uit de rapportage die over het letsel van aangeefster is opgemaakt blijkt dat bij aangeefster 73 letsels zijn waargenomen. Op de bijgevoegde foto’s is de zien dat aangeefster een opzwollen hoofd/gezicht heeft en dat haar lichaam in grote mate bedekt is met blauwe plekken. De rechtbank acht onaannemelijk dat de hoeveelheid letsels het gevolg is geweest van de door verdachte geschetste worsteling; verdachte heeft op verschillende plaatsen in het dossier alsmede ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster fysiek meer dan de baas is gelet op zijn bouw, kracht en training.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij met aangeefster in een worsteling is geraakt omdat zij hem aanviel met een mes dan ook niet geloofwaardig. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte aangeefster geruime tijd na deze gestelde aanval heeft vastgehouden om de komst van de politie af te wachten. Uit het dossier blijkt niet dat de politie is gebeld en verdachte had gelet op zijn achtergrond in vechtsport aangeefster kunnen vasthouden zonder dat zij zo veelvuldig en over haar gehele lichaam gewond zou zijn geraakt. Daarmee samenhangend acht de rechtbank niet aannemelijk dat aangeefster verdachte heeft verwond met een mes. Ondersteunend is hierbij dat getuige [naam 2] geen bloed of verwondingen bij verdachte heeft gezien op het moment dat verdachte met aangeefster buiten was bij het toegangshek. De wond nabij de pols van verdachte is van een zodanige omvang dat getuigen [naam 2] en [naam 3] die hadden moeten waarnemen.
Daar komt bij dat het mes dat verdachte aan de politie heeft overhandigd en waarmee hij door aangeefster zou zijn gestoken, op 3 november 2020 door de forensische opsporing onderzocht, geen (biologische) sporen bevat.
Het boterham-mes waar aangeefster over heeft verklaard is gevonden op de plek waar aangeefster het mes heeft achtergelaten in de sportschool op 11 oktober 2020.
De rechtbank constateert dat hetgeen de verdachte heeft aangevoerd over wat hem is overkomen op 11 oktober 2020 in de sportschool niet wordt gesteund door enig bewijsmiddel. De rechtbank hecht daarom geen geloof aan de verklaring van verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen hecht de rechtbank waarde aan de verklaringen van aangeefster en zal die verklaringen als uitgangspunt nemen voor het bewijs met betrekking tot de feiten die verdachte worden verweten.
De rechtbank overweegt over de bewijsbaarheid van de feiten in de zaken met voormelde parketnummers de rechtbank het volgende.
18.265215-20
De rechtbank acht de feiten 1 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen.
Voor zover uit de verklaring van aangeefster volgt dat verdachte een mes op de keel van aangeefster heeft gezet betreft dit een broodmes zonder een scherpe punt of scherp snijvlak.
Verdachte zou dit mes met de punt in de hals van aangeefster hebben gedrukt. Uit het letselonderzoek blijkt echter niet van letsel dat dit drukken met het mes zou hebben veroorzaakt. Het is daarmee niet waarschijnlijk dat het drukken met het mes tot de dood van aangeefster zou hebben kunnen leiden.
Uit de verklaring van aangeefster leidt de rechtbank af dat het hanteren van het mes door verdachte kortstondig is geweest.
Van het overige door verdachte toegepaste geweld kan evenmin worden gezegd dat dit tot de dood van aangeefster zou hebben kunnen leiden gelet op de beschikbare letselrapportage die over de verwondingen van aangeefster is opgemaakt.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft gepoogd aangeefster van het leven te beroven.
Uit de letselrapportage die van de verwondingen van aangeefster is opgemaakt blijkt dat sprake is van veelvuldige blauwe plekken en kras- en schaafletsels. Deze letsels kunnen niet worden gekwalificeerd als zware mishandeling. Uit de schriftelijke toelichting op de voeging benadeelde partij blijkt dat aangeefster last heeft van haar rechter onderbeen. Het daags na de mishandeling door de GGD geconstateerde letsel aan het rechteronderbeen bestaat uit bloeduitstortingen en een kras- schaafletsel op de enkel waarvan de deskundige aangeeft dat deze binnen enkele weken zullen genezen. Voor de rechtbank is niet zonder meer vast te stellen of de last die aangeefster heden ten dage nog ondervindt van haar been een rechtstreeks gevolg is van de mishandeling van 11 oktober 2020.
De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat verdachte aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Verdachte zal van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte, gezien de langdurige mishandelingen, de gedane uitlatingen en de aard en omvang van het letsel gepoogd heeft om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
18.186517-21
De rechtbank acht feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen.
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte de auto van aangeefster in brand heeft gestoken. Het door verdachte geschetste tijdspad kan niet door bewijsmiddelen worden weerlegd.
Verdachte zal van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
18.119518-21
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen omdat de verklaring van aangeefster geen steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Verdachte zal van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De overige ten laste gelegde feiten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Hetgeen door de raadsman aangaande het bewijs is aangevoerd vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
18.265215-20
1. De bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot feit 3 afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2020, opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020281470 d.d. 19 december 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zondag 11 oktober 2020 hadden [verdachte] en ik alweer contact via de telefoon. Hij vroeg mij of ik in de avond bij hem wilde komen om het uit te praten. We hadden afgesproken om samen te gaan avondeten.
Ik en [verdachte] hadden afgesproken bij sportschool [naam sportschool] gelegen [straatnaam] te Coevorden.
Ik ben hier naar toegegaan met mijn auto, te weten [kenteken] , een grijze [auto] .
Toen ik mijn auto achterliet op de parkeerplaats heb ik hem afgesloten, hij was hij nog volledig intact.
Ik ben via de zijkant, aan de zijde van [bedrijf 1] de sportschool ingegaan, ik kom dan binnen in zijn kantoor.
Toen ik binnenkwam gaf hij mij een knuffel en was hij heel erg aardig. Ik zag dat hij meteen de deur op slot draaide.
Ik zag dat er een bord met restjes van spareribs op de tafel lag en dacht dit is mis want we hadden afgesproken om samen te gaan eten. Toen ik dit zag ben ik meteen naar de buitendeur van het kantoor gelopen. Ik dacht nu kan ik nog weg.
Ik zag dat [verdachte] voor de deur van het kantoor sprong en hoorde hem zeggen 'ja dat heb je even verkeerd ingeschat, dit zijn je laatste zes uur'. Ik hoorde hem zeggen 'ik ga niet zitten voor brandstichting maar voor moord wil ik wel zitten'. Ik voelde mij heel bang toen hij dit zei. Hij zei tegen mij 'je gaat in die bank zitten'. Ik ben gaan zitten en hij kwam naast me zitten.
Ik hoorde hem zeggen 'Ik hou van jou kutwijf, ik weet niet waarom maar ik hou heel veel van jou'. Ik heb hierop gezegd 'ik ook van jou, het spijt me, laat me asjeblieft gaan'. Ik hoorde [verdachte] zeggen 'daar is het nu te laat voor, vanavond ga je dood'.
[verdachte] zat eerst naast mij maar is tegenover mij gaan zitten met zijn knieën op de bank. Ik zat in de hoek van de bank. Ik zag dat [verdachte] voorover boog en voelde en zag dat [verdachte] met zijn vuisten op mijn gezicht in begon te slaan. Het leek alsof ik een bokszak was en hij er volop op aan het rammen was.
Ik heb ontzettend veel pijn aan mijn gezicht, mijn gezicht is opgezwollen en mijn ogen zijn blauw. Ook zijn mijn handen en onderarmen opgezwollen en beurs. Dit komt omdat ik mijn armen en handen voor mijn gezicht heb gebracht om mij zelf te beschermen, hier heeft hij ook op geslagen. Ik denk dat [verdachte] mij ongeveer dertig keer in mijn gezicht heeft geslagen.
Nadat [verdachte] mij in mijn gezicht geslagen had gaf [verdachte] mij een kopstoot tegen mijn neus. Ik voelde dat mijn neus pijn deed.
Ik ben hierop gaan staan en zag dat [verdachte] hier niet op reageerde. Hierop ben ik naar ingang van de sportschool gerend. Deze deur moet je vijf keer omdraaien om te openen. Ik had de deur net één keer omgedraaid toen ik voelde dat [verdachte] mijn benen greep. Ik voelde dat [verdachte] mij met kracht aan mijn enkels trok en ik op mijn buik viel. Ik hoorde hem zeggen 'jij komt hier niet weg, je wil dood, dan kun je zo meteen gezellig naar je oma toegaan'. Mijn oma is onlangs overleden.
Ik lag op mijn buik op de vloer van de sportschool en voelde dat [verdachte] op mijn onderrug ging zitten en voelde dat hij mij aan mijn haar zover achterover trok dat ik voelde dat mijn haar afbrak.
Ik voelde dat hij met zijn linkerhand mijn haar vasthield, wat er uitviel doordat hij zo hard trok.
Ik heb niks meer gezegd. Dit kwam omdat ik voelde dat ik wegraakte, ik voelde me slap en buiten westen. Ik merkte dat [verdachte] hier kwaad om werd en hoorde hem zeggen 'niet buiten bewustzijn raken, je moet voelen wat ik met je doe'.
Hierna heeft hij mij omgedraaid en op mijn rug gelegd. Hij is met zijn knie op mijn borstbeen gaan zitten zodat ik niet weg kon. Hij heeft met twee duimen op volle kracht op mijn strot gedrukt. Ik hoorde mijzelf een gorgelend geluid maken en ik voelde dat ik stikte. Ik kreeg geen lucht meer. Ik voelde dat ik wegviel en ben even weggeweest. Ik heb daardoor nu ook veel pijn aan mijn strot en mijn stem is slecht.
Toen ik weer bijkwam lag ik nog steeds voor de mat bij de voordeur. Ik hoorde hem zeggen 'ben je er weer, kut he dat je niet wegkomt, maar vanavond ga je dood.
Ik voelde dat hij mij ongeveer een kwartier lang met zijn rechter hand in mijn gezicht sloeg. Met zowel de binnen als buitenzijde van zijn hand. Met zijn linkerhand hield hij nog steeds mijn haar vast.
Ik hoorde hem zeggen 'nou ga je zitten'. Ik ben gaan zitten en ik zag dat [verdachte] ook naast mij ging zitten. Ik zag dat [verdachte] al zittend in de keukenla ging zoeken. Ik hoorde hem zeggen 'ik ga nou je strot los snijden, ik pak hier een mes'. Ik zag dat hij een boterham mes pakte.
Hij heeft de punt van dit mes in mijn hals gedrukt.
Ik zag dat [verdachte] nog een wodka inschonk, dit mislukte want hij was heel wankel. Ik ben toen gaan rennen naar de achterdeur van het kantoor. Ik was bij de achtdeur en heb de deur opengedraaid aan de knop.
Ik had de deur helemaal opengezwaaid maar voelde dat [verdachte] mij weer vastgreep. Hij pakte mij weer bij mijn benen en ik heb de deurklink vastgegrepen om mij vast te houden.
Ik hoorde van mijn vader dat de ruit van mijn auto ingeslagen was.
Toen ik bij de onbekende in de auto sprong was mijn auto nog heel. Ik stond toen vlak bij mijn auto.
3. Een forensisch Geneeskundig letselverslag d.d. 22 december 2020, gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als verslag van S.P.H. Letmaath, arts Maatschappij en Gezondheid, forensisch arts KNMG GGD Drenthe:
Op 12 oktober 2020 is onderzocht [slachtoffer 1] .
In het verslag worden 73 letsels omschreven.
Op het hoofd worden 14 letsels waargenomen, op de hals 3 letsels, op de romp 14 letsels, op de armen 25 letsels en op de benen 17 letsels.
Het betreffen 63 letselomschrijvingen van bloeduitstortingen, 6 letselomschrijvingen van kras- dan wel schaafletsel, 2 omschrijvingen van littekens en 2 omschrijvingen van haarverlies.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 26 mei 2021, gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik was die avond wat aan het rondrijden met een vriend van mij. Het raam was open, toen dacht ik “help help” te horen. Ik keerde de auto, reed er nog een keer langs, en hoorde het weer. Toen draaide ik de auto weer, voor de [naam sportschool] . Toen stopte ik, want ik zag iemand.
Later bleek dat [slachtoffer 1] te zijn, ze werd tegen het hek aangeduwd. Ze kon niet weg, omdat [verdachte] haar vasthield. Zij schreeuwde om hulp, nu herkende ik haar niet, door het bloed in haar gezicht, blauwe plekken, alles was opgezet en er was heel veel bloed.
Ik ben uitgestapt en toen ik de deur opendeed liet [verdachte] haar gaan.
Er kwam toen gelukkig een andere automobilist aan, die stopte en die heeft [slachtoffer 1] meegenomen.
[verdachte] had geen shirt aan toen ik hem zag. Ik heb gezien dat hij aan zijn voorkant geen verwondingen had. Hij had geen bloed aan zijn lichaam. Ik heb niets bij zijn pols gezien. Ik heb geen herinnering aan of hij zei dat hij gewond was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2020, opgenomen op pagina 239 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op maandag 12 oktober 2020, hebben wij, omstreeks 01:35 uur, een onderzoek ingesteld op de plaats delict, gelegen aan de [straatnaam] te Coevorden. Het betreft de sportschool [naam sportschool] .
Voor het pand van de sportschool zagen wij een personenauto geparkeerd staan. Het betrof een personenauto van het merk: [auto] , grijs van kleur, voorzien van het kenteken: [kenteken] . De personenauto is eigendom van aangeefster [slachtoffer 1] . Wij zagen dat het glas van de linker achterruit van de personenauto volledig beschadigd was. Op de grond onder de beschadigde achterruit, zagen wij glas fragmenten liggen.
In de kantoorruimte leek het alsof er meerdere meubels verplaatst waren. Wij zagen eveneens een ventilator op de grond liggen. Het leek alsof er een worsteling plaats gevonden heeft in de kantoorruimte.
In de fitnessruimte zagen wij een zwartkleurige stoel op de grond liggen. Nabij de stoel, zagen wij een roze kleurige trui en een zwartkleurige jas op de grond liggen. Op de vloer rondom de jas, trui en jas, zagen wij meerdere plukken haar op de grond liggen. Het betrof zwartkleurig haar. Het leek alsof er een worsteling in de fitnessruimte heeft plaatsgevonden.
18.186517-20
1. De bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot feit 3 afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juli 2020, opgenomen op pagina 210 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020191021 d.d. 21 september 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . [verdachte] heeft mij van 2014 tot ongeveer 8 maanden geleden stelselmatig mishandeld.
Ik heb een relatie gehad met [verdachte] .
Al vrij snel vroeg hij mij om geld voor apparatuur voor de sportschool. Ik heb hem toen 6000 euro gegeven, maar dit geld heb ik nooit terug gezien. Sindsdien begonnen de mishandelingen. Dit is eigenlijk stelselmatig doorgegaan tot 8 maanden geleden. Er is zoveel gebeurd dat ik u niet alles meer vertellen kan, of niet meer precies weet wanneer iets is gebeurd. Maar ik zal een aantal zaken benoemen die eruit springen.
Ik moest in die tijd alles voor hem doen. Ik moest zijn eten maken, hem aankleden, zijn veters strikken.
Enkele jaren geleden ben ik ook al eens bij de dokter geweest voor een hersenschudding.
Deze hersenschudding heb ik toen opgelopen doordat [verdachte] mij voor de zoveelste keer weer eens had geslagen. Hij had mij toen met zijn vuist tegen de zijkant van mijn hoofd geslagen. Ik viel toen op de grond. Op de grond heeft hij vervolgens nog op mij ingetrapt.
Ongeveer een maand na dat voorval heeft hij mij eens 8 uur lang opgesloten op mijn balkon. Dit was toen aan de [straatnaam] in Coevorden. Het was toen heel heet, iets van 30 graden. Hij was toen ruzie met mij aan het zoeken. Hij zei vervolgens tegen mij: “Ren dan ! " Ik ben toen het balkon op gevlucht. Hij draaide vervolgens de deur op slot.
Ik heb die 8 uur lang in de brandende zon gezeten, zonder water of eten. Ik werd op enig moment misselijk en duizelig van de hitte. In ben 2 dagen daarna er nog misselijk en ziek van geweest.
Weer een maand later werd ik weer op het balkon opgesloten door [verdachte] . Dit was in de nacht en het was enorm koud.
Ongeveer 2 jaar geleden is er ook iets opmerkelijks voorgevallen. Dit was denk ik ergens in augustus 2018. [verdachte] had mij opgedragen om eten te halen bij het restaurant [naam restaurant] die bij mij in de straat zit.
Ik moest het eten voor de deur neerzetten en ik mocht mijn woning niet in. Ik heb toen eten gehaald en op het moment dat ik de tas voor de deur zette greep [verdachte] opeens mijn arm.
Hij zei toen: "Nu heb ik je en nu maak ik je dood". Ik kon mij toen vastgrijpen aan een railing van de trap in het portiek bij mijn woning.
Hij pakte mijn arm vast en begon met zijn andere hand en met zijn vuist op mij in te slaan. Hij sloeg mij enkele keren met kracht op mijn hoofd. Van dit slaan kreeg ik een bloedende hoofdwond. Ik voelde dat het bloed langs mij gezicht liep. Ik voelde door deze klappen direct pijn aan mijn hoofd.
[naam 4] kwam toen ook weer ter plaatse en die heeft mij naar het ziekenhuis gebracht.
[verdachte] is na dit incident ongeveer een half jaar weg geweest.
Hij zocht toen nog wel dagelijks contact met mij. Hij bedreigde mij bijna dagelijks dat hij mij dood wilde maken. Dit deed hij via whatsapp.
In deze berichten staan o.a. dingen als:
- Ik maak je dood kankerwijf
- Ik stomp je tanden eruit (3 juli 2020 om 16:39)
- Ik maak je af (3 juli 16:55)
In 2019 ergens in september heeft [verdachte] mij geslagen in de auto. Dit is gebeurd onderweg naar de psychiater. [verdachte] had daar een afspraak.
Toen we thuis aankwamen werd [verdachte] boos omdat ik geroepen had om politie bij de psychiater. Wij waren inmiddels weer in mijn woning. Eenmaal binnen greep hij een houten stok van ongeveer een meter lang. Hiermee sloeg hij mij met kracht op mijn bovenbeen. Hij heeft mij toen wel 10 keer geslagen. Dit deed enorm veel pijn. Ik heb hierdoor grote blauwe plekken opgelopen.
Ongeveer 3 maanden geleden ben ik door [verdachte] mishandeld in de sportschool. [verdachte] had nog een tv van mij in zijn bezit. Deze stond in de sportschool en ik wilde die ophalen. [verdachte] was het hier niet mee eens. Ik ben toen naar buiten gelopen om de sportschool weer te verlaten. [verdachte] liep toen achter mij aan en schopte mij met kracht in mijn rug.
Ik ben vaak mishandeld, geschopt en geslagen door hem.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2020, opgenomen op pagina 308 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 17-07- 2020 omstreeks 17:55 hadden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] telefonisch contact met [naam 4] . Wij hoorden [naam 4] via de telefoon het volgende zeggen:
Ik praat over [verdachte] . Het is erg onrustig met [verdachte] en zijn vriendin of ex. Ik weet het niet precies. Ik ben een aantal keer tussen beide gekomen. Ik ben een aantal keer met [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis geweest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 juli 2020, opgenomen op pagina 311 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] :
[verdachte] en [slachtoffer 1] kregen een relatie.
Ik denk dat ze 2,5 jaar geleden dingen begon te vertellen over haar relatie met [verdachte] .
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen mij vertelde dat als [verdachte] drank op had, dat hij dan agressief werd. Ook kreeg [verdachte] dan losse handjes.
Als [slachtoffer 1] blauwe plekken had, dan vroeg ik er naar en in het begin wilde ze hier niets over vertellen. Ze zei dan dat ze gevallen was. Later vertelde ze ruzie had gehad met [verdachte] en dat het daardoor kwam. [slachtoffer 1] vertelde later wel dat de blauwe plekken door [verdachte] kwam.
5. Een schriftelijke bescheid, te weten de brief d.d. 17 juli 2020 van P.H.T. Hermans, huisarts van [slachtoffer 1] . Bij deze brief is het medisch dossier van [slachtoffer 1] gevoegd. Dit is opgenomen op pagina 293 e.v. van het dossier.
De huisarts merkt in de begeleidende brief op dat hij het hele dossier stuurt omdat bij nader inzien achteraf eerdere klachten toch verklaard werden door mishandeling.
Uit het medisch dossier komt – voor zover hier van belang – naar voren dat [slachtoffer 1] een aantal malen contact heeft met de huisarts in verband met mishandeling.
Op 6 juli 2015 is er een waarneembericht dat [slachtoffer 1] is mishandeld door vriend.
Op 9 februari 2017 belt oma en zij vertelt in vertrouwen dat [slachtoffer 1] geslagen wordt door [verdachte] . [verdachte] had haar in de buik getrapt en in de nek geslagen.
Op 2 mei 2018 melden overburen dat [slachtoffer 1] nog vaak mishandeld wordt door [verdachte] .
Op 8 mei 2018 meldt oma dat de benen van [slachtoffer 1] onder de blauwe plekken zitten.
Oma geeft ook aan dat [slachtoffer 1] niet bij [verdachte] weg wil.
Op 4 juli 2018 geeft [slachtoffer 1] aan dat zij geslagen wordt door [verdachte] . Zij heeft afgelopen nacht nog 6 uren op het balkon moeten staan. De huisarts constateert een blauwe plek op de linker onderarm en een rode striem in de hals.
Op 22 juli 2019 is er contact met de huisarts. [slachtoffer 1] geeft o.a. aan dat er niets gebeurd zou zijn maar laat soms ook vallen dat haar vriend haar geslagen heeft, recent en in het verleden.
Op 6 september 2019 vraagt [slachtoffer 1] aan de huisarts of er wel notie is genomen van de mishandelingen met het oog op een mogelijke aangifte tegen [verdachte] .
Huisarts geeft aan dat er meerdere malen daarvan notitie is gemaakt. Ook van de ambivalentie die [slachtoffer 1] toonde.
Op 5 december 2019 is er contact met de huisarts omdat [slachtoffer 1] vermoedelijk van de trap is gevallen. Zij heeft last van duizelingen en oorsuizen.
Op 11 maart 2020 is er contact met de huisarts omdat [slachtoffer 1] bang is voor een hersenschudding omdat zij door vriend op het hoofd is geslagen een aantal dagen geleden.
Op grond van deze bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden verklaard dat verdachte in de ten laste gelegde periode heeft mishandeld. De aangifte van [slachtoffer 1] vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen in het bijzonder het medisch dossier van aangeefster. Uit dat dossier komt naar voren dat er contacten met de huisarts zijn geweest waarin de mishandelingen door verdachte aan de orde zijn geweest. Die contacten hebben in de ten laste gelegde periode plaatsgevonden.
18-119518-21
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 september 2020, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020260985 d.d. 22 september 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op dinsdagmorgen 15 september 2020 kreeg ik 's morgens berichten via Whats app van [verdachte] . In die berichten stond dat hij spijt had van zijn gedrag. Ik ben vervolgens naar de woning van [verdachte] gereden.
Omstreeks 19.00 uur werd [verdachte] wild wakker. Zonder reden begon [verdachte] mij vanuit zithouding te trappen tegen mijn benen. Ik riep dat hij moest stoppen. Dit deed [verdachte] in eerste instantie, echter hoorde ik hem daarop zeggen dat hij van mij verwachtte dat ik woensdag 16 september 2020 naar zijn sportschool te Coevorden zou gaan om deze te openen. Ik vertelde [verdachte] dat ik dat niet ging doen. Daarop begon [verdachte] mij weer te trappen vanuit zithouding. Ik voelde pijn aan beide benen op het moment dat [verdachte] mij trapte. Ik voelde dat [verdachte] mij met kracht tegen mijn benen trapte.
Ik ben daarom opgestaan en heb hem een klap in het gezicht gegeven. Tevens heb ik hem met mijn hand bij zijn kaak gepakt en in het gezicht gespuugd.
Aan de mishandeling, gepleegd door [verdachte] , heb ik pijn en letsel overgehouden. Ik heb meerdere bloeduitstortingen op mijn lichaam. Ik heb op beide scheenbenen een bloeduitstorting. Op mijn rechterhand heb ik een bloeduitstorting tussen mijn duim en wijsvinger. Ik kan mijn hand niet gebruiken zonder dat dit pijn doet. Tevens heb ik een bloeduitstorting op mijn rechter bovenarm.
2. Een geneeskundige verklaring, op 17 september 2020 opgemaakt en ondertekend door J.A. Knipscheer, huisarts voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 2] .
Op 4 plekken op het lichaam blauwe plekken. Rechter bovenarm, rechter hand, linker onderbeen en rechter onderbeen. Blauwe plekken van ongeveer 5 cm doorsnede. Uiting van forse kneuzingen.
Persoon werd op 17 september 2020 onderzocht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 september 2020, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
U geeft aan dat [slachtoffer 2] afgelopen week aangifte tegen mij heeft gedaan van mishandeling. Die mishandeling zou op dinsdag 15 september aan het einde van de middag hebben plaatsgevonden.
[slachtoffer 2] heeft mij toen aan de bek geslagen, echt jongen. Zij rochelt mij in de bek.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld op 15 september 2020. Naast de medische verklaring ondersteunt verdachte de aangifte door te bevestigen dat hij door aangeefster op bedoelde dag in het gezicht is geslagen en door aangeefster in het gezicht is gespuugd. Dit alles na het moment dat verdachte aangeefster heeft geschopt.
18.162319-21
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2021, inhoudende voor zover hier van belang;
Ik was op 12 oktober 2020 inderdaad in de [bedrijf 2] in Emmen. Ik had 1 biertje gedronken. Ik heb de dag er voor mijn pols doorgesneden met dertien hechtingen er in. Mijn pezen lagen los.
Ik reed in mijn auto en ik heb die auto aangetikt.
De blaastest ging fout. Ik had veel pijn aan mijn pols door de handboeien waarvan ik gesmeekt had om die niet om te doen. Ik was er klaar mee. Ik heb gezegd dat ik niet mee wilde werken omdat ik naar het ziekenhuis wilde omdat de hechtingen er uit lagen. Ik had mijn pols tot op de pezen kapot. Ik was kwaad door de handboeien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2020, opgenomen op pagina 40 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020354416 d.d. 23 december 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
Ik doe aangifte van doorrijding na een aanrijding. Ik reed als bestuurder in een bus, voorzien van het kenteken [kenteken], merk [auto]. Ik stond stil voor het rode licht op de ringweg rond Emmen toen ik van achteren werd aangereden door een onbekende auto. Deze auto reed door zonder zijn identiteit bekend te maken. Ik zette mijn auto in de berm om even te kijken. Op dat moment zag ik dat de auto er met grote snelheid vandoor ging.
De auto die doorreed zonder zijn identiteit bekend te maken was een grijze [auto] .
Ik weet alleen dat de letters van de auto de combinatie "F'XTX" of "FKTK”.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2020, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 12 oktober 2020 omstreeks 22.00 uur kregen wij van een medewerker van het OC om te gaan naar de Emmerweg. Aldaar zou een voertuig, voorzien van kenteken [kenteken] ( [auto] ), zojuist zijn weggereden van het café [bedrijf 2]. De bestuurder zou onder invloed zijn van alcohol.
Ook hoorden wij dat het betrokken voertuig al een aanrijding had gehad met een ander voertuig. Volgens één van de melders zou de voorbumper van het betrokken voertuig ( [auto] ) kapot zijn.
Het volgende signalement van de bestuurder werd gegeven:
-blanke man, tussen de 30 en 40 jaar oud; -gespierde man; -tatoeages op de onderarmen; -kaal hoofd;
-draagt een adidas petje; -draagt een trainingspak; -draagt een zwarte adidas broek; -draagt een gouden horloge.
Omstreeks 22.16 uur waren wij ter plaatse. Wij zagen vervolgens een grijze [auto] , voorzien van kenteken [kenteken] , in de berm staan. Wij zagen een tweetal personen bij dit voertuig staan. De personen bleken, de nader genoemde. [verdachte] en [naam 6] te zijn. Beide personen waren zichtbaar onder invloed van alcohol. Wij zagen dat het voertuig forse schade aan de voorzijde had, dat er rook onder de motorkap vandaan kwam en dat de bestuurders- en bijrijdersairbag waren uitgegaan.
Wij zagen dat [verdachte] volledig aan het bovengenoemde signalement voldeed.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , vroeg aan [verdachte] of hij wilde meewerken aan een blaastest.
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , hebben na de laatste blaaspoging [verdachte] aangehouden ter zake rijden onder invloed en hebben hem medegedeeld dat hij mee moest naar het politiebureau voor een bloedproef.
Kort hierna heb ik, verbalisant [verbalisant 4] , met [naam 6] gesproken. Ik hoorde hem zeggen dat hij als bijrijder in de auto had gezeten en dat hij al veel eerder uit de auto wilde stappen, maar dat [verdachte] ( [verdachte] ) door bleef rijden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 12 oktober 2020 om 23.10 uur, werd voor mij, Jan Kornelis Hartlief, inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland, hulpofficier van justitie, op de locatie [straatnaam], te Emmen, geleid de verdachte: [verdachte] ( [verdachte] ), geboren [geboortedatum] -1980 te Coevorden.
Op dinsdag 12 oktober 2020, te 23.18 uur, werd door mij verbalisant van [verdachte] de medewerking gevorderd aan een bloedproef ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, zulks op grond van artikel 163 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Aan deze vordering werd door de [verdachte] niet voldaan. [verdachte] wilde nergens aan meewerken en wilde geen verklaring afleggen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2020, opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik sprak ter plaatse en in de ambulance op weg naar het ziekenhuis met een persoon die opgaf te zijn genaamd Dennie [naam 6] .
Dat de persoon die in de boeien is gegaan en met de politie mee is gegaan de bestuurder was van de auto. Dat [naam 6] op zijn telefoon aan het kijken was en naar wat muziek zocht. Op dat moment voelde hij dat de auto waarin hij zat met de voorkant opeens met een harde klap tegen de stilstaande auto voor hen klapte. Deze auto voor hen stond stil voor het rode licht.
Dat de bestuurder daarna doorreed en hij bang werd door zijn rijgedrag. Dat hij onderweg verschillende keren heeft geprobeerd uit de rijdende auto te springen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2020, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Naar aanleiding dat collega’s [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] koelvloeistof hadden aangetroffen bij de kruising van de Rondweg met de Abel Tasmanstraat in Emmen, hebben wij verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , nader onderzoek ingesteld op de genoemde kruising.
Hierop vonden wij een kentekenplaat voorzien van kenteken [kenteken] . Deze kentekenplaat is afkomstig van de [auto] .
Bij deze kentekenplaat lagen verschillende grille onderdelen. Deze onderdelen waren voorzien van 'Audi' logo's.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij een ongeval en de plaats van dat ongeval heeft verlaten en dat verdachte geweigerd heeft mee te werken aan het door de opsporingsambtenaar bevolen bloedonderzoek in verband met de verdenking van voornoemd feit.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten die zijn ten last gelegd onder de hierna opgenomen parketnummers wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18.265215-20
1. meer subsidiair
hij op 11 oktober 2020 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen haar
- met zijn vuisten tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, en
- een kopstoot heeft gegeven en
- bovenop haar is gaan zitten en haar met zijn knie naar de grond heeft gedrukt en
- haar keel dicht heeft gedrukt, en
- haar haren heeft vastgepakt en haren uit haar hoofd heeft getrokken en
- een mes in haar hals heeft gedrukt,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] een of meermalen enige tijd het bewustzijn heeft verloren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 11 oktober 2020 te Coevorden opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, in de sportschool [naam sportschool] gelegen aan de [straatnaam] , immers heeft hij, verdachte,
- terwijl die [slachtoffer 1] zich in die sportschool bevond en toen die [slachtoffer 1] die sportschool wilde verlaten, die [slachtoffer 1] bij de voordeur en/of de kantoordeur en/of bij het hek van de sportschool weggeduwd en/of getrokken en aldus die [slachtoffer 1] belet de sportschool en het terrein van die sportschool te verlaten en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "ja dat heb je even verkeerd ingeschat, dit zijn je laatste zes uur", en
- "Jij komt hier niet weg, je wil dood, dan kun je zo meteen gezellig naar je oma toegaan", en
- "kut he dat je niet wegkomt, maar vanavond ga je dood";
3
hij op 11 oktober 2020 te Coevorden opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto ( [auto] , kenteken [kenteken] ), dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
18.186517-20
2
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 juli 2020 te Coevorden, [slachtoffer 1] lichamelijk heeft mishandeld door meermalen
- tegen haar lichaam te slaan en/of stompen, en
- tegen haar lichaam te schoppen, en
- haar urenlang op het balkon op te sluiten waardoor een hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt;
3
hij in de periode van 30 juni 2020 tot en met 3 juli 2020 te Coevorden, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door haar schriftelijk de volgende woorden te doen toekomen:
- “nu ga ik jou pakken”, en
- “ik krijg je nog wel”, en
- "ik stomp je tanden er uit”, en
- “Nu ben je aan de beurt", en
- "Ik maak je af”;

18.119518-21

1
hij op 15 september 2020 te Emmen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar tegen haar benen en haar lichaam te trappen;
18.162319-21
1
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Emmen op de
Rondweg, op 12 oktober 2020, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten de auto van [benadeelde partij] schade was toegebracht;
2
hij op 12 oktober 2020 te Emmen, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18.265215-20
1. Poging zware mishandeling.
2. Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen.
18.186517-20
2. Mishandeling, meermalen gepleegd.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware
mishandeling, meermalen gepleegd.
18.119518-21
1. Mishandeling.
18.162319-21
1. Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
2. Overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces met betrekking tot het incident op de sportschool zoals tenlastegelegd in feit 1 vermeld onder parketnummer
18-265215-20.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen vindt de verklaring van verdachte met betrekking tot de feiten die op 11 oktober 2020 hebben plaatsgevonden op geen enkele wijze steun in bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de toedracht van het incident zoals gesteld door verdachte als onaannemelijk gekwalificeerd en gaat uit van de toedracht vermeld in de aangifte.
Hieruit volgt dat geen sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding van verdachte of een voor hem onmiddellijk dreigend gevaar. Er is daarmee tevens geen situatie geweest waartegen verdediging noodzakelijk en geboden was.
Het beroep op noodweer en in het verlengde daarvan het beroep op noodweerexces wordt verworpen.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten die bewezen kunnen worden verklaard, wordt veroordeeld tot 28 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een mogelijkheid voor crisisopname en het meewerken aan middelencontrole.
Voorts, voor de duur van 3 jaren, oplegging van een contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor de plaats Coevorden als bedoeld in artikel 38v Sr, met toepassing van artikel 38w Sr waarbij de vervangende hechtenis per overtreding op 2 weken moet worden bepaald. De maatregel dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht voor zover zij tot strafoplegging komt een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk wordt gesteld aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van de psycholoog en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft 8 feiten bewezen verklaard waaronder 2 Wegenverkeerswetfeiten.
De overige 6 feiten hebben een geweldscomponent in zich. Het geweld was in 5 van deze feiten gericht op het slachtoffer [slachtoffer 1] .
De relatie tussen verdachte en het slachtoffer kenmerkt zich als een relatie waarbij veelvuldig geweld is toegepast door onder andere verdachte. Dat gewelddadig gedrag vindt zijn oorzaak deels in het overmatig drankgebruik van verdachte zo valt uit het psychologisch rapport af te leiden. Anderzijds blijkt dat het slachtoffer ook vaak weer het contact met verdachte zocht.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen speelt haar ambivalentie ten opzichte van verdachte en de relatie die zij met hem had daarin een grote rol. Dit laat echter onverlet dat verdachte het slachtoffer vanaf 2015 tot 16 juli 2020 regelmatig dusdanig heeft mishandeld dat zij daardoor letsels heeft opgelopen. Op 11 oktober 2020 is vervolgens sprake geweest van een ware geweldsexplosie, gepaard gaande met en gevolgd door wederrechtelijke vrijheidsbeneming. Verdachte heeft het slachtoffer in de sportschool gedurende een tijdsbestek van 2 uren ernstig mishandeld, getuige de letselrapportage en de daarbij gevoegde foto’s van de letsels.
De gebeurtenissen van met name 11 oktober 2020 hebben zowel fysiek als psychisch een grote impact op het slachtoffer gehad, hetgeen indringend blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Voor wat betreft de wegenverkeerswetfeiten neemt de rechtbank in aanmerking dat hoewel bij die feiten geen sprake is geweest van fysiek geweld richting aangever, de wijze waarop deze feiten zijn gepleegd alsmede dat ze onder invloed van alcohol zijn gepleegd, getuigen van een weinig pro sociale houding van verdachte.
De geweldsfeiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van N. van der Weegen, GZ-psycholoog van 29 mei 2021.
Uit dat rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol.
Verdachte staat hedonistisch in het leven. Hij is impulsief en avontuurlijk, snel verveeld en
gericht op genieten. Hij is geneigd veel ruimte in te nemen, is sterk overtuigd van zijn eigen
gelijk en is zich, hoewel hij anderen graag helpt, niet altijd bewust van hoe hij overkomt op
anderen en hoe zijn gedrag anderen beïnvloedt. Verdachte heeft veel behoefte aan aandacht
en bevestiging van anderen en kan niet goed alleen zijn. Hij is geneigd anderen of het contact
met anderen te idealiseren. Hij heeft weinig remming.
Verdachte heeft moeite met het omgaan met tegenslagen. Onlustgevoelens worden slecht
verdragen. Verdachte is geneigd alcohol te drinken om zich beter te voelen. Daarnaast reageert verdachte, zeker onder invloed van alcohol, emotioneel en soms
buitenproportioneel. Hij is geneigd zelfdestructief te worden. Het geweten is enigszins
lacunair, in die zin dat verdachte geneigd is de verantwoordelijkheid voor zaken
aanvankelijk buiten zichzelf te leggen. Verdachte is echter ook in staat kritisch naar zichzelf
te kijken en is bereid en in staat te reflecteren op zichzelf. Door deze persoonlijkheids- eigenschappen ondervindt verdachte problemen in het omgaan met anderen. Er is sprake van een patroon dat tot beperkingen in het sociale en maatschappelijke functioneren leidt.
Uit het rapport van Tactus Verslavingszorg van 23 juli 2021 komt het volgende advies naar voren.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De relatie tussen verdachte en aangeefster is complex te noemen. Het verleden wijst uit dat verdachte en aangeefster elkaar ondanks de destructieve werking van hun relatie veelal blijven opzoeken. Indien verdachte geen gedegen behandeling ontvangt ten aanzien van het middelengebruik, blijft de kans op escalatie onverminderd hoog. Het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog.
Indien verdachte onder invloed is, is de reclassering van mening dat de kans op escalatie waarbij fysiek of verbaal geweld wordt gebruikt groot. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte heeft vooralsnog aan hulpverlenings-trajecten meegewerkt.
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden onder andere een meldplicht, een ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op deze rapportages acht de rechtbank het aangewezen dat verdachte behandeld wordt voor zijn problematiek. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daarbij de hierna opgenomen bijzondere voorwaarden waarmee verdachte heeft ingestemd.
Gelet op het recidive risico dat als zeer hoog wordt aangenomen indien verdachte weer contact krijgt met aangeefster is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd in de vorm van een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank het locatieverbod niet opleggen voor de gehele plaats Coevorden, maar beperken tot een straal van 1000 meter rond de woning van aangeefster, om het voor verdachte mogelijk te maken dat hij zijn werkzaamheden in de sportschool te Coevorden continueert.
Gelet op het recidive-risico moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal daarom bevelen dat de gestelde voorwaarden en hierop uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank constateert dat de straf die aan verdachte wordt opgelegd inhoudt dat verdachte nog een deel van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet uitzitten. Gelet op de bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen acht zij niet opportuun dat de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden zal herleven. Dat leidt er toe dat de rechtbank niet de gevangenneming van verdachte zal bevelen zoals door de officier van justitie is gevorderd. Ook zal de rechtbank de geschorste voorlopige hechtenis niet opheffen. De rechtbank zal volstaan met opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis zodat aan de voorlopige hechtenis een einde komt en verdachte een oproep voor het ondergaan van de resterende gevangenisstraf in vrijheid kan afwachten.

Benadeelde partij

18.265215-20
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 492,50 ter vergoeding van materiële schade en € 28.463,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen omdat deze schade voldoende is onderbouwd.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de immateriële schade.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman aangegeven dat er sprake is van culpa in causa omdat aangeefster op 11 oktober 2020 uit eigener beweging naar de sportschool is gegaan waar verdachte was. De aangehaalde uitspraak voor de onderbouwing van de immateriële schade acht de raadsman niet toepasbaar. In de zaak van verdachte zijn de omstandigheden duidelijk anders. Naar het standpunt van de raadsman dient de vordering tot vaststelling van immateriële schade te worden voorgelegd aan de civiele rechter. Die vaststelling leent zich niet voor een beoordeling door de strafrechter.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 oktober 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. Het betreft echter een complexe vordering op grond van het feit dat het aangegeven letsel van de benadeelde partij zich nog niet in een eindstadium bevindt en niet voldoende duidelijk is of volledig herstel zal volgen. Daar komt bij dat de verdediging van mening is dat er sprake is van culpa in causa.
Dit alles maakt het dat op dit moment de rechtbank over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de immateriële schade te kunnen vaststellen. Schorsing van het onderzoek om die informatie alsnog te verkrijgen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal daarom de vordering met betrekking tot de immateriële schade niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 282, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18.265215-20 onder 1 primair en subsidiair, in de zaak met parketnummer 18.186517-20 onder 1, en in de zaak met parketnummer 18.119518-21 onder 2, is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.265215-20 onder 1 meer subsidiair, 2 en 3, in de zaak met parketnummer 18.186517-20 onder 2 en 3, in de zaak met parketnummer 18.119518-21 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18.162319-21 onder 1 en 2, bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder voormelde parketnummers meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich zal melden bij VNN Reclassering op het adres [straatnaam] te Emmen en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Daarbij houdt veroordeelde zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en werkt hij mee aan huisbezoeken.
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plek is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van middelen om het middelengebruik beheersbaar te houden. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Legt op de maatregel ex artikel 38 v Wetboek van Strafrecht
- dat de veroordeelde voor de duur van 36 maanden zich niet zal
ophouden in een straal van 1000 meter rond de woning van [slachtoffer 1]
, wonende [straatnaam] te Coevorden. En
  • dat de veroordeelde voor de duur van 36 maanden op geen enkele
  • wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1]
  • , geboren op [geboortedatum] 1991, wonende [straatnaam] te
  • Coevorden.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van parketnummer 18.265215-20, feiten 1, 2 en 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
492,50(zegge: vierhonderd tweeënnegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2020.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van €
492,50(zegge: vierhonderd tweeënnegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2020, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst af de vordering gevangenneming ter terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. T.P. Hoekstra en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2021.
Mrs. Edgar en Brouwer en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.