ECLI:NL:RBNNE:2021:4444

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
21-561
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor mijnbouwschade en herstelmethoden van voegwerk

In deze zaak heeft eiser, die schade heeft geleden door mijnbouwactiviteiten, beroep ingesteld tegen een besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen. In het primaire besluit van 22 september 2020 is eiser een schadevergoeding van € 4.397,17 toegekend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door verweerder in het bestreden besluit van 22 december 2020 ongegrond is verklaard. Eiser stelt dat het toegekende bedrag niet voldoende is om zijn schuur in de oude staat terug te brengen, omdat hij geen kleurverschil tussen de oude en nieuwe voegen accepteert. Verweerder heeft echter betoogd dat het mogelijk is om de schuur met de voorgestelde herstelmethode in nagenoeg dezelfde staat te brengen als voor de schade. Deskundigen hebben bevestigd dat herstel mogelijk is zonder dat er significante kleurverschillen optreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zijn besluit op de juiste wijze heeft onderbouwd met deskundigenrapporten en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan de adviezen van de deskundigen te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

het Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deaney).

Procesverloop

In het besluit van 22 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiser in verband met schade door mijnbouwactiviteiten, een schadevergoeding toegekend van € 4.397,17. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 22 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen de deskundige ing. C.N. Dobbe (Dobbe) van expertisebureau CED.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1
Eiser heeft in 2014 een schadevergoeding ontvangen van € 9.345,31in verband met schade door mijnbouwactiviteiten aan de woning op het perceel [adres] te [plaats] .
1.2
Op 4 mei 2020 heeft eiser opnieuw een aanvraag tot schadevergoeding door mijnbouw ingediend.
1.3
Op 21 augustus 2020 heeft deskundige P. Soet (Soet) van expertisebureau CED in opdracht van verweerder een adviesrapport uitgebracht. Dit rapport is gebaseerd op een opname van de schade op 31 juli 2020. In het rapport zijn 19 schades beschreven. Deskundige Soet heeft geadviseerd om eiser een schadevergoeding toe te kennen van
€ 4.018,78.
1.4
Eiser heeft op 8 september 2020 zijn zienswijze op het rapport van de deskundige ingebracht.
1.5
In het primaire besluit heeft verweerder eiser een schadevergoeding toegekend van € 4.397,17.
1.6
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De zaak is besproken op een hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie op 16 december 2020. Op deze hoorzitting was, onder andere, eiser aanwezig. Namens het deskundigenbureau CED was B. Veurink (Veurink) aanwezig. In het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.7
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld en beroepsgronden aangevoerd.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen beiden van mening zijn dat niet is uit te sluiten dat de schade die eiser heeft geleden is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld. In geschil is de wijze waarop de schade aan de schuur bij de woning moet worden hersteld en de hoogte van de schadevergoeding die daaruit voortvloeit.
2.2
Eiser stelt zich op het standpunt dat het bedrag dat hem is toegekend niet voldoende is om zijn schuur in de oude staat terug te brengen. Daarvoor is het naar zijn mening noodzakelijk dat de muren helemaal opnieuw wordt gevoegd en niet slechts het gedeelte dat beschadigd is. Het is naar zijn mening namelijk niet mogelijk om de schade op de voorgestelde wijze te herstellen zonder dat er sprake zal zijn van kleurverschil in het voegwerk van de gevel. Vanwege zijn perfectionisme, zo stelt eiser ook, accepteert hij geen kleurverschil tussen de oude en de nieuwe voegen. Alleen als er geen sprake is van kleurverschil, kan naar zijn mening worden gezegd dat de schuur in de oude staat is teruggebracht. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt bij zijn beroepschrift de volgende reactie van voegbedrijf P. de Vries gevoegd:

Hierbij mijn reactie op uw vraag of het mogelijk is om de schades aan uw onlangs gevoegde huis en garage onzichtbaar te herstellen. Tot mijn spijt moet ik daar een negatief antwoord op geven. Uw woonhuis en garage zijn ongeveer twee jaar geleden gevoegd met een zelf gemaakte donkere specie. Daarvan is de samenstelling nooit voor 100% na te bootsen. De kleur van het voegwerk wordt mede bepaald door de samenstelling van zand, Portland en pigment poeder zwart. Er zijn vele soorten en kleuren zand. En vele soorten Portland met een eigen kleur. Ook de hoeveelheid zwarte pigment bepaalt de kleur. Zelfs als je op een zonnige dag voegt en de dag daarop verder gaat op een bewolkte dag heeft dat invloed op de kleur van de voeg. Het is daarom dat een voeger er altijd naar streeft om een gevel met één portie specie op dezelfde dag af te werken.”
2.3
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bij de behandeling van aanvragen tot schadevergoeding de regels van het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht toepast, waaronder het bij de begroting van (vermogens)schade gehanteerde uitgangspunt dat degene die schade heeft geleden zoveel als mogelijk moet worden teruggebracht in de toestand waar hij (met een redelijke mate van waarschijnlijkheid) zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet zou hebben voorgedaan. Deskundige Veurink heeft op de hoorzitting in bezwaar toegelicht dat het mogelijk is de schuur door middel van de voorgestelde herstelmethode terug te brengen in (nagenoeg) dezelfde staat als voor het ontstaan van de schade. Verweerder verwijst verder naar de toelichting van deskundige Dobbe die is meegezonden met het verweerschrift. Hij merkt op:
“Een ter zake kundige voeger is in staat om proefstukken te zetten om de juiste kleur te verkrijgen of zo goed mogelijk te benaderen. -..- Ook zijn er diverse leveranciers van voegmortel die, naast een standaard palet aan voegkleuren, aanbieden om kleuren op maat samen te stellen en monsters van de betreffende mortelkleur te verstrekken.”
Voor wat betreft het argument van eiser dat het niet mogelijk is om voor 100% de kleur van het bestaande voegwerk na te bootsen, merkt deskundige Dobbe op:
“Je kunt je afvragen of dat streven noodzakelijk of überhaupt realistisch is. In dit specifieke geval hebben we te maken met recent uitgevoerd voegwerk waarvoor, afgaande op de verklaring van voegbedrijf De Vries, een zelf gemaakte specie gebruikt is. Dit houdt in dat ook daarbij al onvermijdelijk enig kleurverschil ontstaan is tussen de verschillende batches.
De desbetreffende gevel is echter ‘ongevoelig’ met betrekking tot de mogelijkheid om kleurverschillen waar te nemen en is daarom geschikt voor het uitvoeren van plaatselijk herstel. Ten eerste is het voegwerk recent en netjes. Bij oud en verweerder voegwerk moet meer moeite gedaan worden om de structuur van het nieuwe voegwerk in overeenstemming te brengen met het bestaande. Dat speelt hier niet. Ten tweede zijn de toegepaste stenen niet uniform van kleur. - …- De kleuren van de stenen beïnvloed je waarneming van het voegwerk. In dit specifieke geval zorgt juist de gemêleerde mix van stenen ervoor dat eventuele kleine variaties in voegkleur niet meer praktisch waarneembaar zijn.”
Tot slot wijst verweerder er op dat bij de calculatie van het herstelbedrag is uitgegaan van relatief dure mortel (2-componentenmortel). Eiser kan er ook voor kiezen om minder dure mortel te gebruiken. Voor het bedrag dat is toegekend voor het voegwerk met 2-componentenmortel, kan ongeveer vijf keer zoveel voegwerk worden hersteld met ‘normale’ mortel. Als eiser kiest voor ‘normale’ mortel neemt dit ook zijn, volgens verweerder overbodige, zorg weg dat de 2-componentenmortel anders verkleurt dan de goedkopere variant.
2.4
De rechtbank stelt vast dat verweerder zijn besluit heeft gebaseerd op de rapporten van de deskundigen Soet, Veurink en Dobbe. Deskundigen Veurink en Dobbe hebben expliciet verklaard dat het mogelijk is om met de voorgestelde herstelmethode en het bedrag dat daarbij hoort, in nagenoeg dezelfde toestand te komen als voor het ontstaan van de schade.
2.5
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraak van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019: 4250), mag een bestuursorgaan, als in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.
2.6
Verweerder kon naar het oordeel van de rechtbank volstaan met de toegekende vergoeding. De adviezen van de door verweerder ingeschakelde deskundigen zijn terecht gebaseerd op het uitgangspunt dat eiser zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou verkeren als er geen bevingen waren geweest. Niet vereist is dat eiser in exact dezelfde toestand wordt gebracht: een verschil is al gegeven met het feit dat herstel een nieuwe toestand in het leven roept. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat dit verschil te groot is: alleen de verklaring van voegbedrijf De Vries levert onvoldoende aanknopingspunt om te twijfelen aan de adviezen van de deskundigen van verweerder. Daar komt bij dat ook niet vast staat dat bij herstel van de voegen op de wijze voorgesteld door de deskundigen van verweerder, sprake zal zijn van kleurverschil. Aan de andere kant staat ook niet vast dat als de schuur wordt gevoegd op de manier zoals eiser dat wenst, er geen sprake zal zijn van enig kleurverschil. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat als eiser er voor kiest de gevels niet te herstellen met gebruikmaking van een 2-componentenmortel (zoals door de deskundigen voorgesteld) maar met een goedkopere mortel, de hoogte van de schadevergoeding voldoende is om de schuur helemaal opnieuw te voegen.
2.7
Het beroep is dan ook ongegrond.
2.8
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.