ECLI:NL:RBNNE:2021:4402

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
18/243924-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en vernielingen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 15 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van vijf gekwalificeerde diefstallen, een vernieling en een poging tot diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 572 dagen, waarvan 540 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder bijzondere voorwaarden. De zaak kwam ter terechtzitting op 1 oktober 2021, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. V.H. Hammerstein, aanwezig was. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

De tenlastelegging omvatte meerdere diefstallen, waarbij de verdachte op verschillende data en locaties in Groningen en Haren goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van de misdrijven heeft verschaft door middel van braak.

Bij de strafmotivering heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die recentelijk stappen heeft gezet om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank heeft besloten om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke straf, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te doorkruisen. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank enkele vorderingen heeft toegewezen en andere niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/243924-20,
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/306489-19 en 18/045366-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 oktober 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/243924-20
1. hij op of omstreeks 20 september 2020 te Groningen geld en/of etenswaren/snoep, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , (in/uit perceel aan stationsplein) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. hij op of omstreeks 25 september 2020 te Haren Gn, gemeente Groningen geld en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan restaurant [benadeelde partij 3] , en/of [benadeelde partij 4] , (in/uit pand aan [straatnaam] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
3. hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Groningen een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] , (in/uit pand [naam bedrijf] aan [straatnaam] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 18/306489-19:
hij op of omstreeks 26 december 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een kozijn en/of een hoeveelheid ramen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 18/045366-21:
1. hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (ongeveer € 225), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
2. hij op of omstreeks 10 september 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (ongeveer € 150), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard bewezenverklaring gevorderd van het onder parketnummer 18/243924-20 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/306489-19 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/045366-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder parketnummer 18/045366-21 onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 18/306489-19 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/243924-20
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2020, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020267791 d.d. 4 oktober 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2020, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2020, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 5] .
Parketnummer 18/306489-19
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 1 oktober 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Ik ben betrokken geweest bij de vernieling van het kozijn van [benadeelde partij 7] op 26 december 2019.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019342367 d.d. 14 januari 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 6] :

Op 25 december 2019 heeft een werknemer van ons de zaak afgesloten. Toen hij het pand afsloot en verliet was deze nog in correcte staat. Op 26 december 2019 belde een collega horecazaak, die naast ons zit, mij op. Ik hoorde hem zeggen dat er was geprobeerd in te breken in mijn zaak. Ik hoorde hem zeggen dat de schade behoorlijk was. Het kozijn is nu helemaal vernield en was volgens de schilder ook niet meer te repareren, er moet een nieuw kozijn in gezet worden.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 december 2019, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van [naam 1] :

Ik ben getuige geweest van de inbraak die gepleegd is op 26 december 2019 bij [benadeelde partij 7] gelegen aan de [straatnaam] te Groningen. Ik zag dat er twee mannen voor het raam van [benadeelde partij 7] stonden en dat ze verdachte bewegingen maakten. Toen ik even later weer keek zag ik dat er meerdere ruitjes kapot waren. Ik zag dat de mannen bewegingen maakten alsof ze iets aan het tillen waren. Ik zag dat de kleine man zijn mouwen over zijn handen had getrokken. Ik zag dat het er op leek dat ze het kozijn naar zich toe trokken. Later zag ik buiten ook dat dit raam geforceerd was.
Parketnummer 18/045366-21
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020346083 d.d. 22 februari 2021, inhoudend de verklaring van [naam 3];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 september 2020, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 4].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/243924-20 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/306489-19 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/045366-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/243924-20
1. hij op 20 september 2020 te Groningen geld, toebehorende aan [benadeelde partij 1] , uit een perceel aan het stationsplein, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
2. hij op 25 september 2020 te Haren Gn geld en een laptop, toebehorende aan restaurant [benadeelde partij 3] uit een pand aan [straatnaam] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
3. hij op 27 augustus 2020 te Groningen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij 5] , uit het pand [naam bedrijf] aan de [straatnaam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Parketnummer 18/306489-19:
hij op 26 december 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een kozijn en ramen, toebehorende aan [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] toebehoorde, heeft vernield.
Parketnummer 18/045366-21:
1. hij op 30 augustus 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met ander een geldbedrag (ongeveer € 225), toebehorende aan de [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
2. hij op 10 september 2020 te Groningen een geldbedrag (ongeveer € 150), toebehorende aan de [benadeelde partij 9] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/243924-20:
1.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
3.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Parketnummer 18/306489-19:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 18/045366-21:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 572 dagen (met aftrek van voorarrest), waarvan 540 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering gekoppeld te worden. Daarnaast dient aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd te worden voor de duur van 180 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte na een verslaving van zeventien jaar inmiddels geruime tijd clean is en hij zijn leven op de rit heeft. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkeling doorkruizen. De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de vraag of er naast een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte nog een taakstraf opgelegd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de drie onder parketnummer 18/243924-20 door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ruim anderhalf jaar schuldig gemaakt aan negen strafbare feiten. Zo heeft verdachte ramen en een kozijn van een eetcafé vernield en heeft hij bij vijf verschillende horecagelegenheden ingebroken. Verdachte heeft bij die inbraken geld en een laptop weggenomen. Eén van deze inbraken heeft verdachte samen met een mededader gepleegd. Naast het weggenomen geld hebben de horecagelegenheden ook schade opgelopen als gevolg van de door verdachte kapotgemaakte sloten en de opengebroken kluisjes. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij voor veel schade en overlast heeft gezorgd.
Blijkens het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2021 is hij reeds meerdere malen voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van de reclassering van 11 augustus 2021. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole.
Gelet op de aard, ernst en hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten als ook verdachtes strafrechtelijk verleden, acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank zal daartoe echter niet overgaan. Uit het reclasseringsrapport en het behandelde ter terechtzitting is namelijk gebleken dat verdachte een aantal stappen heeft gezet om zijn leven op orde te krijgen. Zo heeft verdachte zich onder andere vrijwillig klinisch laten opnemen. Deze klinische opname heeft verdachte goed doorlopen en sinds de opnamedatum heeft hij geen harddrugs meer gebruikt. Gelet op het delictgedrag en de forse verslavingsproblematiek van verdachte van de afgelopen jaren is dit een zeer positieve wending. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze positief ingeslagen weg doorkruizen, wat voor zowel verdachte als de maatschappij onwenselijk is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank ziet geen redenen om aan verdachte naast deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf nog een taakstraf op te leggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [naam 2] namens [benadeelde partij 10] tot een bedrag van € 1.651,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 1.650,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 1.012 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 2.161,11 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij [naam 2] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 6] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze geheel toegewezen dienen te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft de officier van justitie gevorderd dat de posten "contant geld" en "reparatie deur" toegewezen dienen te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige deel niet ontvankelijk verklaard te worden.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [naam 2] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk verklaard dien te worden nu de vordering wel is onderbouwd; echter op een onduidelijke wijze. Om deze reden levert het een onevenredige belasting van het strafgeding op om de vordering te behandelen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat in de omschrijving van de factuur beschreven dat het gaat om cilinders van de opslag en [bedrijf], maar deze worden in de aangifte niet genoemd. Voorts is de titel van de offerte "sleutel verloren". De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat het opmerkelijk is dat het een offerte betreft van 3 december 2020 terwijl het feit eind september is gepleegd.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Voorts bevindt zich bij de stukken geen uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zodat niet vastgesteld kan worden of de vordering door een daartoe bevoegd persoon is ingediend. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering wel ondertekend is met een handtekening, echter staat er geen naam en datum bij.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Voorts bevindt zich ook hier bij de stukken geen uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zodat niet vastgesteld kan worden of de vordering door een daartoe bevoegd persoon is ingediend.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Bij de stukken bevindt zich geen uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zodat niet vastgesteld kan worden of de vordering door een daartoe bevoegd persoon is ingediend. Voorts is de factuur betreffende de noodafdichting aan iemand anders gericht dan de benadeelde partij, namelijk aan [naam 5].
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [naam 2] :
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe nu er blijkens de aangifte verscheidene reservesleutels (van de schoonmaakkast, lades en toegangsdeuren) weggenomen zijn en dat, gelet op de weggenomen reservesleutels, er nieuwe sloten geplaatst moesten worden. Deze cilinders en sleutels staan beschreven op de pro-forma factuur. Dat er in de onderwerpregel wordt gesproken over verloren sleutels en dat de factuur van enkele maanden later is, doet aan het feit dat de vordering voldoende is onderbouwd niks af. Immers uit die factuur blijkt duidelijk wat de schade bedraagt.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte begane feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 september 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 4] :
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, op dit moment onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 5] :
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, op dit moment onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 6] :
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de vordering die is ondertekend door [benadeelde partij 6] , namens [benadeelde partij 7] is ingediend en dat [benadeelde partij 6] ook bevoegd was om [benadeelde partij 7] te vertegenwoordigen. De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de door de benadeelde partij ter terechtzitting gegeven toelichting, waarbij onder andere door de benadeelde partij is aangegeven dat de naam genoemd op de factuur ([naam 5]) de naam is van zijn partner, met wie hij eigenaar is van [benadeelde partij 7] .
Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte begane feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 december 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/243924-20 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/306489-19 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/045366-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 572 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 540 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen volgend op het onherroepelijke vonnis bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres [straatnaam] te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen door Verslavingszorg Noord-Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde verblijft bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het
dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/243924-20, feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.651,-(zegge: zestienhonderd en eenenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] , te betalen een bedrag van € 1.651,- te verhogen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2020. Dit bedrag bestaat materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 33 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen
Ten aanzien van 18/243924-20, feit 2
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]in haar vordering niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/243924-20, feit 4 (ad informandum)
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]in haar vordering niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/306489-19
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.161,11(zegge: eenentwintighonderdeenenzestig euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] , te betalen een bedrag van € 2.161,11, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2019. Dit bedrag bestaat materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 43 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte – al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2021.