ECLI:NL:RBNNE:2021:4386

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
18/730198-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met DNA-bewijs na 20 jaar

Op 24 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor verkrachting, gepleegd op 31 mei 1998 in Leeuwarden. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden op. De zaak kwam aan het licht door DNA-onderzoek dat 20 jaar na de feiten een match opleverde met het DNA van de verdachte, die in 2018 in de DNA-databank was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent was, voldoende steun vond in objectieve feiten, zoals het aantreffen van sperma op de slip van het slachtoffer en de straattegel. De verdachte ontkende de verkrachting, maar zijn verklaring bood geen alternatieve scenario's. De rechtbank concludeerde dat het bewijs wettig en overtuigend was en dat de verdachte schuldig was aan verkrachting. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de strafhistorie van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730198-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 24 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G. Schmidt, advocaat te Schagen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 1998, te Leeuwarden, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon, genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] vaginaal gepenetreerd met zijn penis en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer]
  • heeft vastgepakt en/of
  • een steegje in heeft getrokken en/of
  • haar naar de grond heeft gewerkt en/of
  • op haar is gaan liggen en/of
  • haar broek heeft losgemaakt en naar beneden heeft geschoven en/of
  • haar slip naar beneden heeft getrokken en/of
  • met een of meerdere vinger(s) haar vagina is binnengedrongen en/of
  • zich heeft opgericht en tegen haar heeft gezegd “pijpen”, hetgeen zij pertinent weigerde en/of
  • (vervolgens) weer op haar is gaan liggen en/of
  • meerdere malen, haar vaginaal heeft gepenetreerd met zijn penis en/of
  • (daarbij) is klaargekomen
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangeefster heeft een consistente en duidelijke verklaring afgelegd over de verkrachting. Haar verklaring wordt ondersteund door het aantreffen van sporen op de plaats waar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en ook de plaats zelf, een steeg, past bij een verkrachting. Aangeefster woont vlak bij de plek waar de seksuele handelingen plaats vonden. De aangetroffen sporen in de slip van aangeefster bevatten DNA en 20 jaar later blijkt het DNA te matchen met het DNA van verdachte dat is opgenomen in de DNA-databank. Het uiterlijk van verdachte past bij het signalement dat aangeefster heeft gegeven. Met name de dunne lippen vallen op.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren, maar dat hij zeker weet dat hij nooit seks heeft gehad met een vrouw die tegenstribbelde. Wel zou hij in die tijd seks met een vrouw of vrouwen hebben gehad in Leeuwarden, maar waar en met wie kan hij zich niet meer herinneren. Opvallend is de opmerking van verdachte bij de reclassering, dat hij niet had verwacht dat dit na 20 jaar uit zou komen.
Gelet op de weinig concrete verklaring van verdachte afgezet tegen de gedetailleerde verklaring van aangeefster, die geen enkele reden heeft om een onjuiste verklaring af te leggen en welke verklaring bovendien wordt gesteund door het aantreffen van de sporen en de locatie waar de seksuele handelingen hebben plaats gevonden, kan het ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. Voor de stelling dat aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnen dingen van het lichaam is per saldo geen ander bewijs aanwezig dan uitsluitend de verklaring van aangeefster zelf. Het kan zijn dat die verklaring consistent of geloofwaardig mag worden genoemd, maar dat is niet genoeg gelet op het kwantitatieve criterium van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.. Er is geen sprake van fysieke kenmerken aan lichaam of kleding zoals blauwe plekken, schaafwonden, schuursporen en resten van zand of vuil, die haar verklaring ondersteunen. Tevens kan de juistheid van de verklaring van aangeefster niet worden ‘bewezen’ door gebleken onjuistheden in de verklaring van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 31 mei 1998 omstreeks 4.11 uur kregen politieagenten de melding te gaan naar de [straatnaam] te Leeuwarden. Ter plaatse werden zij binnengelaten door [slachtoffer]. Zij zagen dat deze vrouw enigszins geëmotioneerd was. Verder zagen zij dat deze vrouw was gekleed in een spijkerbroek waarvan de gulp open stond en de riem los was. Er werd gezien dat de vrouw een kleine schaafwond aan een vinger had. De vrouw vertelde dat “het” was gebeurd toen ze alleen naar huis liep. Ze legde uit waar het precies was gebeurd. Uit de beschrijving konden de politieagenten opmaken dat “het” was gebeurd in een steegje aan de Oostersingel te Leeuwarden. Ze gaf als omschrijving van de man: ongeveer 28 jaar, een smal gezicht en opvallend dunne lippen. De man sprak netjes Nederlands en ze had niet het vermoeden dat hij uit Leeuwarden kwam. [2] Vervolgens werd omstreeks 5.00 uur op aanwijzing van [slachtoffer] de plaats delict vastgesteld. Dit betrof een steeg, naast perceel Oostersingel 36 te Leeuwarden. Op de door [slachtoffer] aangewezen plaats werd op een tegel een slijmerige, kleurloze vloeistof aangetroffen. In de vloeistof lagen haren. Een monster van de vloeistof en de haren zijn veiliggesteld. [slachtoffer] heeft de door haar gedragen slip voor onderzoek afgestaan en deze is veiliggesteld. [slachtoffer] is door een gynaecoloog in het ziekenhuis onderzocht. De gynaecoloog heeft bij dit onderzoek gebruik gemaakt van een door de politie ter beschikking gestelde "zedenset". Deze is nadien door de politie ontvangen en veiliggesteld. [3] Bij het afnemen van de “zedenset” werden bemonsteringen van en uit het lichaam van aangeefster genomen. Er werden drie bemonsteringen uit de vagina van aangeefster genomen, namelijk: uit de schede ingang, uit de schede en uit de baarmoedermond. Deze bemonsteringen werden afzonderlijk met een wattenstaafje gedaan, waarna de wattenstaafjes werden afgestreken op afzonderlijke objectglaasjes. De wattenstaafjes en de objectglaasjes werden, gescheiden, in de “zedenset” verzameld. [4]
Later die dag om 14.00 uur heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting. Zij verklaarde dat zij op 31 mei 1998 omstreeks 4:00 uur in een steeg van de Oostersingel in Leeuwarden is verkracht door een haar onbekende man. Omstreeks 4:00 uur had zij café [naam café] verlaten en wilde lopend naar haar woning gaan. Ze liep over de Oostersingel toen ze plotseling ter hoogte van een steegje werd beetgepakt door een persoon die haar met kracht het steegje introk. Toen ze die persoon aankeek bleek dit een jonge man te zijn. Meteen daarop werd ze door die man op de grond "gevloerd" en kwam op haar rug op de tegels van die steeg te liggen. Meteen daarop ging die man op haar liggen. Ze zei de man dat hij dat niet moest doen. Ondertussen voelde ze dat de man haar broek losmaakte en deze naar beneden schoof. Haar broek bleef steken ter hoogte van haar knieën. Vervolgens voelde ze dat de man ook haar slip naar beneden trok. Met woorden probeerde ze de man ervan te weerhouden verder te gaan, maar dit weerhield hem niet. Toen ze met ontbloot onderlichaam op straat lag voelde ze dat de man met een of meerdere vingers haar vagina binnendrong. Dit vond ze zeer pijnlijk. Vervolgens zag en voelde ze dat de man zich oprichtte en op zijn knieën ging zitten. Ze hoorde de man tegen haar zeggen: "pijpen". Dit wilde ze niet en ze duwde zijn lichaam bij haar vandaan. Aangeefster is er stellig van overtuigd dat door haar absolute weigering om de man te pijpen, hij verder niet heeft aangedrongen. Vervolgens zag en voelde ze dat de man weer tussen haar benen op haar ging liggen. Ze voelde toen dat de man zijn piemel in haar vagina bracht. Ze voelde dat de man zijn piemel een paar maal in en uit haar vagina bracht. Toen voelde ze dat de man klaar kwam. Mede doordat haar broek tot op haar knieën zat, had de man te weinig ruimte om zijn piemel goed in haar vagina te brengen. Nadat de man was klaargekomen, hoorde ze de man tegen haar zeggen: "Nog een keer?" Ze zei toen tegen hem: "Nee, dat moet je niet doen." Hij bleef op haar liggen. Ze zei toen tegen de man: "Kunnen we niet even rechtop gaan zitten of staan." Ze zag en voelde toen dat de man van haar af ging. Toen ze stond trok ze meteen haar broek omhoog. Toen zag dat de man opeens heel hard weg rende. Ze is toen naar huis gelopen en heeft de alarmcentrale gebeld. [5]
De veiliggestelde sporen, te weten de straattegel met slijmerige vloeistof, de slip van aangeefster en de objectglaasjes van de “zedenset” zijn door het toenmalig Gerechtelijk Laboratorium onderzocht. Op al deze sporen werd sperma aangetroffen. Van de spermasporen op de straattegel en de slip werd een DNA-profiel verkregen. Dit bleek afkomstig van dezelfde man. Van het sperma aanwezig op de objectglaasjes werd een DNA- mengprofiel verkregen. Het DNA-profiel van het sperma werd vervolgens opgenomen in de DNA-profielenregistratie. [6]
Het DNA-profiel van verdachte is op 8 januari 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is één match gevonden. Dit betreft het DNA-profiel op de slip van aangeefster. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [7]
Op 9 januari 2019 werd aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) verzocht na te gaan of de andere sporen/sporendragers in deze zaak en met name de bemonsteringen uit de “zedenset” nog op het NFI aanwezig waren en of hieraan nog een nader DNA-onderzoek kon worden verricht. [8] Het NFI heeft vervolgens nader onderzoek verricht. Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van wie het DNA in de bemonstering van de “zedenset” afkomstig kan zijn. Tevens is het DNA-referentiemateriaal van aangeefster onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat het DNA-mengprofiel in de bemonstering van de “zedenset” matcht met het DNA-profiel van aangeefster. Vanwege deze match en omdat het een bemonstering van het lichaam van aangeefster zelf betreft wordt aangenomen dat deze bemonstering DNA bevat dat afkomstig is van aangeefster zelf. Daarnaast wordt op basis van vergelijkend DNA-onderzoek geconcludeerd dat het DNA-mengprofiel DNA bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte. Het NFI acht het meer dan één miljard keer waarschijnlijker dat het DNA van aangeefster en verdachte afkomstig is dan dat het DNA van aangeefster en een willekeurig onbekende persoon afkomstig is. [9]
Verdachte is met deze bevindingen geconfronteerd en hij heeft vervolgens verklaard dat hij in 1998 in Leeuwarden met een of meerder vrouwen seks heeft gehad. Dit heeft ook wel buiten plaatsgevonden. [10]
Overwegingen
De rechtbank stelt verder vast dat uit de verklaring van aangeefster blijkt dat zij alleen was met de man toen zij onder dwang de seksuele handelingen heeft ondergaan en dat verdachte niet ontkent dat hij seksuele handelingen met aangeefster heeft gepleegd, maar dat hij ontkent dat hij ooit iemand heeft gedwongen tot seks. Verdachte heeft verklaard dat hij zich de seksuele handelingen met aangeefster niet kan herinneren.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering -dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan- kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in geval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De vereiste voldoende steun kan niet uitsluitend worden gevonden in een onderbouwing van de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring. Voldoende steun kan alleen komen van (objectieve) feiten en omstandigheden die worden aangedragen door een tweede, onafhankelijke, kenbron. Doorslaggevend is of de tweede bewijsgrond voldoende steun geeft aan de verklaring van de getuige.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval moet worden geconcludeerd dat de gedetailleerde en consistente verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in andere objectieve feiten en omstandigheden. De politieagenten -die kort na de melding bij aangeefster komen- constateren dat aangeefster enigszins geëmotioneerd was. Verder zagen zij dat de gulp van haar broek openstond en dat haar riem los was. Ook zagen zij dat ze een kleine schaafwond aan een vinger had. In de door aangeefster beschreven steeg en in de door haar gedragen slip is sperma van verdachte aangetroffen. Tevens is door de gynaecoloog in haar vagina het DNA van verdachte aangetroffen. Deze objectieve feiten en omstandigheden geven voldoende steun aan de verklaring van aangeefster om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daarbij komt dat de verklaring van verdachte geen enkel detail bevat over hoe, waar en onder welke omstandigheden volgens hem seks heeft plaatsgehad. De rechtbank heeft ook los van de verklaring van verdachte in het dossier geen enkel aanknopingspunt kunnen vinden voor een alternatief scenario.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het feit bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 31 mei 1998, te Leeuwarden, door geweld en andere feitelijkheden een persoon, genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] vaginaal gepenetreerd met zijn penis en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer]
  • heeft vastgepakt en
  • een steegje in heeft getrokken en
  • haar naar de grond heeft gewerkt en
  • op haar is gaan liggen en
  • haar broek heeft losgemaakt en naar beneden heeft geschoven en
  • haar slip naar beneden heeft getrokken en
  • met een of meerdere vingers haar vagina is binnengedrongen en
  • zich heeft opgericht en tegen haar heeft gezegd: “pijpen”, hetgeen zij pertinent weigerde en
  • vervolgens weer op haar is gaan liggen en
  • meerdere malen, haar vaginaal heeft gepenetreerd met zijn penis en
  • daarbij is klaargekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop vanaf de aanhouding van verdachte tot aan de zitting en het mildere strafklimaat ten tijde van het plegen van het delict.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit -in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt- het advies van de reclassering te volgen en een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en aan het voorwaardelijke deel eventueel bijzondere voorwaarden te verbinden en mogelijk een taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch rapport opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, van 12 februari 2018, de reclasseringsadviezen van 19 december 2019 en 22 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij heeft in 1998 in de vroege ochtend, terwijl het nog donker was, een vrouw onverhoeds vastgepakt en een steegje ingesleurd. Daar heeft hij haar gevloerd, heeft haar broek en slip naar beneden geschoven, heeft zijn vingers in haar vagina gestopt en heeft daarna geslachtsgemeenschap met haar gehad. Twintig jaar later, in 2018, werd het DNA-profiel van verdachte in de Nederlandse DNA-databank opgenomen en bleek er een match te zijn met het bij de verkrachting aangetroffen sperma.
Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verkrachting is een zeer ernstig feit, dat bij slachtoffers naast angst ook psychische problemen kan veroorzaken. Het slachtoffer heeft veel last van de verkrachting gehad. Ze durfde hierdoor ’s avonds niet meer uit te gaan Tevens veroorzaakt een verkrachting, die op deze wijze plaatsvindt, een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt voor een ernstig feit als dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur dient te zijn. Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht kan hiervoor een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden worden opgelegd.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in 1990 is veroordeeld voor het meermalen plegen van schennis van de eerbaarheid en dat hij in 2018 is veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en het plegen van schennis van de eerbaarheid. De rechtbank stelt vast dat in theorie de onderhavige strafzaak gezamenlijk met de laatste strafzaak had kunnen worden behandeld, waarna er een straf was opgelegd. De rechtbank zal hiermee in de strafmaat rekening houden. Verdachte heeft in die zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen en moest zich onder meer aan de bijzondere voorwaarde houden dat hij een (zeden)behandeling bij De Waag moest volgen.
Volgens de reclassering heeft hij door deze behandeling zicht gekregen op zijn seksuele ontwikkeling, is een veiligheidsplan opgesteld en heeft hij gedragsalternatieven aangeleerd. Deze behandeling is afgerond. Een week na de eindevaluatie met De Waag werd verdachte aangehouden in verband met de verdenking van de onderhavige strafzaak. Doordat verdachte hierdoor veel stress ervoer heeft hij zich aangemeld voor een vrijwillige behandeling bij De Waag. Deze behandeling is in maart 2021 afgerond. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en vindt reclasseringstoezicht niet geïndiceerd.
De rechtbank zal in de strafmaat rekening houden met de omstandigheid dat er tussen het moment van de aanhouding van verdachte en de zitting bijna twee jaar is verstreken. Dit tijdsverloop is mede veroorzaakt door de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, maar verdachte heeft deze tijd in spanning gezeten.
Tevens houdt de rechtbank in de strafmaat rekening met de omstandigheid dat het strafklimaat ten tijde van het plegen van het feit milder was dan het huidige strafklimaat.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden en zal deze straf opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2021.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer AD-001, gesloten op 2 december 2019.
2.een proces-verbaal, pagina’s 24-25;
3.een proces-verbaal, pagina’s 27-28;
4.een proces-verbaal, pagina 57;
5.een proces-verbaal, pagina’s 17 t/m 19;
6.een schriftelijke stuk, te weten een deskundigenrapport opgemaakt door het Gerechtelijk Laboratorium d.d. 9 december 1998, pagina’s 48-49;
7.een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 januari 2018, met bijlage, pagina’s 54 t/m 56;
8.proces-verbaal, pagina 57;
9.een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 juni 2019, pagina’s 69 en 70;
10.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2021;