ECLI:NL:RBNNE:2021:4292

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
18/231321-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak door tegenstrijdigheden in bewijs

Op 28 september 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een man vrijgesproken van verkrachting. De rechtbank oordeelt dat het dossier te veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden bevat om overtuigend bewezen te achten dat de man door geweld of een andere feitelijkheid de vrouw heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Het door de man beschreven alternatieve scenario, waarin de vrouw heeft meegewerkt, kan op basis van het dossier en de behandeling ter zitting onvoldoende worden uitgesloten. De rechtbank acht daarom het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 juni 2019 in een woning in Heerenveen. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van het slachtoffer tot seksuele handelingen, waarbij het slachtoffer verklaarde dat zij niet wilde en dat er sprake was van geweld. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 15 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden.

De rechtbank overweegt dat in zedenzaken vaak slechts twee personen over de voorgevallen handelingen kunnen verklaren, en dat de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte tegenover elkaar staan. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen, maar concludeert dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen en het dossier onvoldoende bewijs bieden voor de beschuldiging. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/231321-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 28 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2019 te [woonplaats], in de gemeente Heerenveen, in een woning gelegen aan of bij de [straatnaam], aldaar, door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- de (bedekte) borst(en) van die [slachtoffer] gestreeld/betast, althans aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] gehad,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte (zulks terwijl die [slachtoffer] hem, verdachte, te kennen had gegeven dat ze de seksuele handeling(en) en/of seksuele gemeenschap niet wilde) nadat die [slachtoffer] van het toilet kwam die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (met kracht) naar de/een slaapkamer in die woning heeft geduwd en/of (vervolgens) (een deel van) de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of (vervolgens) haar op het bed heeft geduwd, en/aldus voor die [slachtoffer] een (bedreigende) situatie heeft gecreëerd waarin zij zich niet, althans onvoldoende, tegen de seksuele handeling(en) en/of seksuele gemeenschap met hem, verdachte, kon en/of durfde te onttrekken en/of kon en/of durfde te verzetten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij de verklaring van mevrouw [slachtoffer], ondanks bepaalde tegenstrijdigheden, betrouwbaar acht. Naar zijn mening is haar verklaring consistent en authentiek. Haar verklaring vindt bovendien steun in de getuigenverklaringen. De verklaring van verdachte acht de officier van justitie niet betrouwbaar, omdat verdachte aanvankelijk bij de politie verklaarde zich niets te kunnen herinneren van de ontmoeting met [slachtoffer], terwijl hij in het tweede verhoor plotseling tot in detail weet te vertellen wat er is voorgevallen en dat de seks met wederzijdse instemming was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft aangevoerd dat verdachte en mevrouw [slachtoffer] wel seks hebben gehad, maar dat er geen sprake was van onvrijwilligheid of dwang. Daarvoor ontbreekt elk bewijs. De verklaring van [slachtoffer] bevat ook veel tegenstrijdigheden. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat ze in haar chats al aan verdachte heeft laten weten dat ze geen seks wilde. Dat blijkt echter niet uit de chatgesprekken. Deze zijn juist seksueel getint en uitdagend van aard; er is in te lezen dat er mogelijk seksueel contact zal volgen. Volgens verdachte nam [slachtoffer] op de bank in haar woning zelf het initiatief tot de seksuele handelingen en leidde zij hem aan de hand naar de slaapkamer. [slachtoffer] heeft niet tegen verdachte gezegd dat ze geen seks met hem wilde en zij heeft evenmin gehuild tijdens hun samenzijn. Zo zegt ze bij de politie eerst dat ze niets heeft gezegd; later verklaart ze dat ze heeft gezegd “Ik heb een vriend, ik wil dit niet, je moet stoppen”. Ook het door [slachtoffer] gegeven signalement komt niet overeen met het uiterlijk van verdachte. Volgens haar persoonlijk begeleidster is bij [slachtoffer] sprake van problematiek die terug te voeren is op haar belaste verleden. Ze heeft een sterk verlangen om een vriend te krijgen en daarbij past al snel seks. Dat de begeleidster zag dat [slachtoffer] emotioneel was, kan ook zijn voortgekomen uit gewetenswroeging of spijt achteraf. Ze had immers al een vriend, en met de hulpverlening was afgesproken dat ze eerst op neutraal terrein met iemand af zou spreken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Zedenzaken als de onderhavige kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen over de voorgevallen (seksuele) handelingen kunnen verklaren, te weten het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader. Als deze verklaringen tegenover elkaar staan, zoals hier het geval is ten aanzien van de (on)vrijwilligheid van de seksuele handelingen, moet de rechtbank bekijken of de informatie uit het dossier één van beide lezingen in doorslaggevende mate ondersteunt.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank het volgende af. Mevrouw [slachtoffer] en verdachte hebben elkaar ontmoet via een datingapp. Ze hebben eerst chatcontact. Op de chat worden – zo volgt uit het dossier - van beide kanten seksueel getinte toespelingen gemaakt. Zo wil [slachtoffer] knuffelen en tongzoenen. Ze zegt dat ze daar gek op is. Als verdachte vraagt “wanneer beschuitje eten” antwoordt zij “keertje afspreken schatje”. Uiteindelijk spreken ze ’s avonds af bij [slachtoffer] thuis. Eerst zitten ze samen op de bank; daarna hebben ze seks in de slaapkamer. Verdachte verlaat vervolgens de woning.
Volgens [slachtoffer] was deze seks niet vrijwillig. Op de bank werd ze door verdachte betast en heeft ze gezegd dat ze dat niet wilde. Daarna heeft verdachte haar naar de slaapkamer geduwd en heeft hij tegen haar wil seks met haar gehad, waaronder geslachtsgemeenschap.
Verdachte verklaart daarentegen dat [slachtoffer] op de bank het initiatief tot seksueel contact nam, waarna ze hem aan de hand naar de slaapkamer leidde en ze seks hebben gehad. Het seksuele contact is volgens hem geheel vrijwillig geweest.
De rechtbank constateert dat de verklaring van [slachtoffer] op bepaalde punten steun vindt in het dossier. Zo heeft getuige [naam] verklaard dat [slachtoffer] hem diezelfde avond heeft geappt dat ze was verkracht. [naam] heeft haar geadviseerd om aangifte te doen. De persoonlijk begeleidster van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] ook aan haar heeft verteld dat ze tegen haar wil seks heeft gehad. Het viel de begeleidster op dat [slachtoffer] down en in zichzelf was, ze leek ‘opgesloten in haar eigen boosheid en verdriet’. Zo had de begeleidster haar nog niet eerder gezien.
De rechtbank heeft echter ook oog voor feiten en omstandigheden in het dossier die niet overeenkomen met de verklaring van [slachtoffer]. Zo heeft [slachtoffer] een signalement gegeven dat opvallend afwijkt van het uiterlijk van verdachte. Op foto’s in het dossier is te zien dat verdachte geen snor heeft, geen neuspiercing, geen rood en blauw gekleurde tatoeages [1] , geen tatoeage over de hele arm tot aan de pols [2] , geen getatoeëerde naam op zijn borst [3] en ook geen tatoeage van een slang op zijn rechterenkel [4] . Verdachte heeft tatoeages, maar andere dan die [slachtoffer] heeft beschreven. Vanwege de uitkomst van het DNA-onderzoek is het signalement nu niet meer nodig om vast te stellen of verdachte die avond bij [slachtoffer] was. De beschreven verschillen geven echter te denken over de kwaliteit van de waarneming door [slachtoffer].
Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat ze in de chat heeft aangegeven dat ze eerst op neutraal terrein met verdachte wilde afspreken. Dit volgt echter niet uit de chatberichten. Daaruit blijkt dat [slachtoffer] vertelt dat ze in [woonplaats] woont. Na haar opmerking “keertje afspreken, schatje” zegt ze niets over een afspraak op neutraal terrein. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat ze tijdens het chatten heeft aangegeven dat ze geen seks wilde, maar enkel wilde knuffelen met een kusje op de wang. De gewisselde chatberichten zijn daarentegen meer seksueel uitnodigend van aard.
De rechtbank constateert ook onderlinge tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer]. Zo verklaart zij in het informatief gesprek dat ze haar t-shirt en BH nog aan had tijdens de seks [5] , terwijl ze in het studioverhoor verklaart dat verdachte al haar kleren had uitgetrokken [6] . Verder heeft ze verklaard dat ze begon te huilen toen ze door verdachte op het bed werd geduwd, maar dat ze verder niets heeft gezegd of gedaan [7] . Later verklaart ze dat ze, toen verdachte bovenop haar lag, heeft gezegd “Je moet stoppen, ik heb een vriend, ik wil dit niet” [8] .
Uit de verklaring van de persoonlijk begeleidster van [slachtoffer] leidt de rechtbank ten slotte af dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking heeft en dat haar beladen verleden haar op seksueel gebied kwetsbaar heeft gemaakt, met name omdat ze een sterk verlangen naar een vriend heeft. Als ze iemand leert kennen, past daar al snel seks bij. De hulpverlening probeert haar daarom te leren om een contact rustig op te bouwen; zij is beïnvloedbaar in situaties met mannen, seks en snelheid. Verder benoemt de begeleidster dat [slachtoffer] het heel erg vond dat het weer was gebeurd. Haar begeleidster verklaart ook dat ze met [slachtoffer] de afspraak heeft dat het eerste contact op neutraal gebied moet plaatsvinden en niet in haar eigen woning, omdat dit haar veilige plek moet zijn.
Alles overwegend bevat het dossier teveel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden om overtuigend bewezen te achten dat verdachte door geweld of door een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Het door verdachte beschreven alternatieve scenario, waarin [slachtoffer] vrijwillig heeft meegewerkt, valt op basis van het dossier en de behandeling ter zitting onvoldoende uit te sluiten. De rechtbank acht daarom het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. de Groot, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. K. Post, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2021.

Voetnoten

1.Zie. 46.
2.Zie pagina 46 van het politiedossier waar [slachtoffer] dit aanwijst aan de politie en bevestigt.
3.Zie p. 46.
4.Zie p. 46 en 47 waar [slachtoffer] zegt dat ze dat heeft gezien toen hij zijn schoen en zijn sokken uitdeed.
5.p. 14.
6.p. 32.
7.p. 30.
8.p. 33.