In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen. De man vorderde een verbod voor de vrouw om de kinderen zonder zijn toestemming te laten vaccineren tegen Covid-19. De vrouw had echter al de eerste vaccinatie van hun oudste kind, [de minderjarige 1], laten toedienen zonder de toestemming van de man. De man was van mening dat de vrouw dit niet had mogen doen, gezien hun gezamenlijke gezag en zijn expliciete weigering om toestemming te geven voor de vaccinatie. De vrouw daarentegen stelde dat ze de kinderen wilde laten vaccineren om hen te beschermen tegen de gevolgen van Covid-19, vooral gezien de kwetsbaarheid van haar familieleden.
Tijdens de zitting op 17 september 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, en de minderjarigen hebben ook hun wensen geuit. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de beslissing, gezien de tijdsdruk rondom de vaccinaties. De rechter heeft vervolgens de wettelijke kaders en adviezen van de Gezondheidsraad in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de vaccinatie van beide kinderen, waarbij de toestemming van de man werd vervangen door de toestemming van de rechtbank. De vordering van de man tot een verbod op vaccinatie werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.