Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de feiten 6, 7 primair en 7 subsidiair en heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5.
Ten aanzien van feit 7 subsidiair heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Het frame van de gestolen racefiets is op de zolder van verdachte aangetroffen. Verdachte stelt dat hij niet wist dat deze fiets op zijn zolder stond en heeft verklaard dat de broer van zijn vriendin bij hen op zolder verbleef. Op basis daarvan kan onvoldoende vastgesteld worden dat verdachte wist of moest vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 4, 5, 6, 7 primair en 7 subsidiair en dat een veroordeling kan volgen ten aanzien van de feiten 2 en 3. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De goederen die verdachte had gestolen bewaarde hij allemaal thuis. Dit blijkt ook uit het feit dat er bij zijn woning veel (gestolen) goederen zijn aangetroffen. Ten aanzien van feiten 1 en 5 heeft de raadsman aangevoerd dat de gestolen voorwerpen niet bij verdachte thuis zijn aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard deze feiten met verdachte te hebben gepleegd, maar verdachte heeft daar geen herinnering aan. [medeverdachte] en verdachte gingen veel samen op pad, waarbij sprake was van veelvuldig speedgebruik. Daardoor is het de vraag hoe betrouwbaar de herinnering van [medeverdachte] is, omdat herinneringen zich met elkaar kunnen vermengen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat voor een bewezenverklaring bij verdachte op het moment van tanken wetenschap moet zijn geweest dat medeverdachte [medeverdachte] met de gestolen tankpas heeft betaald. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet met welke pinpas er is betaald, hetgeen maakt dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 7 subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat de broer van zijn partner tot de zomer van 2018 op zijn zolder heeft verbleven en dat hij niet wist dat de fiets daar stond.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 6
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 8 mei 2018 tot en met 11 mei 2018 te Holwerd tuinlantaarns heeft gestolen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij een aantal van de bij hem thuis aangetroffen tuinlantaarns heeft gestolen, blijkt uit het dossier onvoldoende dat zich hieronder ook de tuinlantaarns van aangeefster [benadeelde partij 8] bevonden.
Vrijspraak ten aanzien van feit 7 primair
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 februari 2018 in De Westereen een racefiets van het merk Matra Pursuit heeft gestolen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 april 2018, opgenomen op pagina 101 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018285613 van 18 februari 2019, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] mede namens [benadeelde partij 2]:
Ik ben eigenaar van [benadeelde partij 2] in de Westereen. Boven dit terras hebben wij twee schaduwdoeken hangen. Deze doeken zijn gestolen. Op 11 april 2018 omstreeks 06.00 uur, heb ik de winkel geopend. Toen het buiten licht werd zag ik dat de doeken er niet hingen. Ik weet dat [naam 1] camera's heeft. Op camerabeelden is te zien dat er twee jongens met de schaduwdoeken langs zijn woning lopen. De diefstal moet tussen 04.00 uur en 04.35 uur zijn gepleegd.
Bijlage goederen:
Object: Zonwering
Merk/type: Sunfighter
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 30 mei 2018, opgenomen op pagina 235 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte]:
De schaduwdoeken zijn weggenomen in Zwaagwesteinde. Ik heb één meegenomen en [verdachte] heeft één mee naar huis genomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2018, opgenomen op pagina 208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 29 mei 2018 bevonden wij ons op de [straatnaam] te Metslawier inzake een de aanhouding van verdachte [verdachte]. Ik verbalisant hoorde dat [naam 2] zei dat ze wilde verklaren over de gestolen goederen. Ik hoorde dat ze het volgende zei:
- Hij pikt samen met [medeverdachte].
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 april 2018, opgenomen op pagina 150 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018285613 van 18 februari 2019, inhoudend als verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij 4]:
Ik ben werknemer van [benadeelde partij 4] te Dokkum en doe namens de benadeelde aangifte. Ik kan verklaren dat er op 10 april 2018 omstreeks 04.58 uur bij benzinepomp [naam benzinepomp 1] te Broeksterwoude voor een bedrag van zesenzestig euro en drieënzestig eurocent (66.63) is getankt. Ook is er diezelfde datum bij benzinepomp [naam benzinepomp 2] omstreeks 06.11 uur voor zesenvijftig euro en zeventien eurocent (56.17) getankt. Dit beide keren middels gebruikmaking van de weggenomen tankpas met bijbehorende pincode.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 30 mei 2018, opgenomen op pagina 235 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte]:
De inbraak in de bedrijfsauto heeft [verdachte] gedaan. Hij had al meerdere malen aangegeven om bij die auto in te breken. Ik heb via de bestuurderskant de tankpas van de auto weggenomen. Met de tankpas hebben [verdachte] en ik later getankt bij twee tankstations. Dit waren de [naam benzinepomp 1] te Broeksterwoude en de [naam benzinepomp 2] te Dokkum. Wij hebben hier de auto van benzine voorzien en jerrycans voorzien van benzine. Dit alles is betaald met de tankpas die was weggenomen uit de hierboven genoemde bedrijfsauto.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 30 mei 2018, opgenomen op pagina 259 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Ik heb getankt. [medeverdachte] heeft betaald en de pas in de betaalzuil gedaan. [medeverdachte] verklaarde mij dat de tankpas vaker door criminelen gebruikt is. [medeverdachte] wist precies waar die tankpas ligt en hij heeft hem toen gepakt.
Ten aanzien van feit 5
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 april 2018, opgenomen op pagina 161 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018285613 van 18 februari 2019, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 5], mede namens [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]:
Ik doe aangifte van diefstal van twaalf (12) hengels, een (1) schepnet en een (1) viskoffer met kunstaas vanuit mijn carport. Zes (6) hengels zijn van mij, vijf (5) hengels van mijn zoon [benadeelde partij 7] en een (1) hengel van [benadeelde partij 6]. Ik ben gemachtigd om aangifte te doen namens [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 6]. Op 4 april 2018 zag ik dat dat de hengels, het schepnet en de viskoffer nog aanwezig waren op de balken onder het dak van de carport. Op 5 april 2018, omstreeks 08:00 uur, ging ik in de carport kijken. Vervolgens zag ik dat alle hengels, het schepnet en de viskoffer met kunstaas waren weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2018, opgenomen op pagina 166 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 23 april 2018 kwam de heer [benadeelde partij 5] met [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] naar het politiebureau in Dokkum. De heer [benadeelde partij 5] kwam hier omdat er bij verdachten in de Westereen goederen waren aangetroffen die vermoedelijk van diefstal afkomstig waren. De hengels die in beslag zijn genomen zijn getoond aan de heer [benadeelde partij 5] en zijn zoons. Zij herkenden een viertal hengels.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 30 mei 2018, opgenomen op pagina 235 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte]:
Een aantal werphengels zijn weggenomen onder een carport welke gelegen is in Zwaagwesteinde. Bij [naam 3] stonden niet alle werphengels die zijn weggenomen. [verdachte] heeft ook een aantal meegenomen. Alle goederen heb ik samen met [verdachte] gestolen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 1 primair, 4 en 5
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier volgt dat verdachte en zijn medeverdachte veelal samen strafbare feiten hebben gepleegd. Verdachte heeft dat ten aanzien van andere feiten ook verklaard. Ook de partner van verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] diefstallen pleegde. Het feit dat verdachten in de periode dat de strafbare feiten plaatsvonden verdovende middelen gebruikten, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De raadsman heeft niet nader geconcretiseerd op welke wijze het gebruik van verdovende middelen (mede) kan bijdragen aan het vermengen van herinneringen. Daar komt bij dat ten aanzien van feit 1 camerabeelden voorhanden zijn waarop is te zien dat twee personen met schaduwdoeken zichtbaar zijn, hetgeen de verklaring van [medeverdachte] ondersteunt. Nu de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar acht, ziet zij voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de feiten 1 primair, 4 en 5.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 4 voorts nog het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij bij het tanken geen wetenschap had van het feit dat de medeverdachte heeft betaald met een gestolen tankpas. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig en overweegt daartoe dat verdachte en zijn medeverdachte de tankpas in diezelfde nacht uit een bedrijfsauto hebben gestolen, waarna zij tot twee keer toe zijn gaan tanken. Zoals uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt, heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij heeft getankt en dat de medeverdachte heeft betaald. De medeverdachte zou daarbij hebben verklaard dat de tankpas vaker door criminelen is gebruikt. Bovendien heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] precies wist waar de tankpas lag en deze toen heeft gepakt. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachten het oogmerk hadden om deze pas weg te nemen, alsook om deze, door daar kort daarna meermalen mee te tanken, te gebruiken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de benzine met deze tankpas is afgerekend.
Ten aanzien van feit 7 subsidiair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juni 2018, opgenomen op pagina 186 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018285613 van 18 februari 2019, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 9]:
Op 11 februari 2018 rond 07.00 uur zag ik dat mijn racefiets, merk Matra Pursuit, kleur wit met een witte/blauwe zadel, voor mijn raam naast mijn woning stond. Ik zag omstreeks 07.40 uur dat mijn racefiets was weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2018, opgenomen op pagina 208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 29 mei 2018 bevonden wij ons op de [straatnaam] te Metslawier inzake een de aanhouding van verdachte [verdachte]. Ik verbalisant hoorde dat [naam 2] zei dat ze wilde verklaren over de gestolen goederen. Ik hoorde dat ze het volgende zei:
- Hij pikt samen met [medeverdachte].
- Er staan gestolen fietsen op zolder.
3. Een schriftelijk stuk, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Goednummer : PL0100-2018094044-1013063
Voertuig : Fiets (Atb)
Bijzonderheden : Aangetroffen op zolder
4. Een schriftelijk stuk, inhoudende een bewijs van ontvangst van 19 juli 2018, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Goednummer : PL0100-2018094044-1013063
Voertuig : Fiets (Atb)
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 7 subsidiair
Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets van aangever, die bij de doorzoeking van zijn woning op zolder is aangetroffen, daar niet heeft neergezet en ook niet wist dat deze bij hem op zolder stond. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de broer van zijn vrouw een tijd bij hen op zolder heeft gewoond en dat hij daarom niet op zolder kwam.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de onder verdachte in beslag genomen racefiets van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht de verklaring van verdachte hoogst onaannemelijk, aangezien zijn partner heeft verklaard dat zij wist dat er gestolen fietsen op zolder stonden. Zij heeft daarbij niet verklaard dat haar broer gebruik maakte van die ruimte of op andere wijze verklaard waaruit betrokkenheid van een ander dan verdachte zou blijken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat deze van misdrijf afkomstig was.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van feit 2
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 februari 2018, opgenomen op pagina 110 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018285613 van 18 februari 2019, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 3];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 31 mei 2018, opgenomen op pagina 238 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte].
Ten aanzien van feit 3
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 april 2018, opgenomen op pagina 150 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018285613 van 18 februari 2019, inhoudende de verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij 4];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 30 mei 2018, opgenomen op pagina 235 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte].