ECLI:NL:RBNNE:2021:4277

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
19/810021-03
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met twee jaar

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld wegens moord en verkrachting. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De behandeling van de vordering vond plaats op 21 september 2021, na een eerdere schorsing vanwege technische problemen. Tijdens deze zitting waren de veroordeelde, zijn raadsman mr. E van der Meer, de officier van justitie mr. D. Roggen en deskundige drs. M. van den Bremer aanwezig. De rechtbank heeft het verlengingsadvies van de instelling, dat de verlenging adviseerde, in overweging genomen. Dit advies gaf aan dat de veroordeelde nog steeds met complexe problematiek kampt en dat zijn resocialisatie langzaam maar gestaag vorderde. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen vereiste dat de termijn van de terbeschikkingstelling werd verlengd. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden waren om te verwachten dat de verpleging na een jaar zou kunnen worden beëindigd en dat de behandeling door de kliniek voortvarend werd uitgevoerd. De rechtbank besloot de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie en het advies van de deskundige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 19/810021-03
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 5 oktober 2021 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [instelling],
hierna: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaar.
De inhoudelijke behandeling van de vordering stond geappointeerd op de zitting van 2 september 2021, maar door technische problemen kon er geen beeld- en geluidsverbinding worden gemaakt met veroordeelde vanuit de kliniek. Het onderzoek op voornoemde datum is daarom geschorst tot de zitting van 21 september 2021.
Op 21 september 2021 heeft de behandeling plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. E van der Meer, de officier van justitie mr. D. Roggen en drs. M. van den Bremer als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 14 juli 2021 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd (hierna: het verlengingsadvies), alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 19 november 2004 heeft het toenmalige gerechtshof Leeuwarden veroordeelde wegens moord en verkrachting ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 8 september 2009 en laatstelijk op 3 september 2019 verlengd met twee jaar.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is thans nog sprake van (chronische) complexe problematiek waarbij de recidive vooral gerelateerd is aan woede voorkomend uit krenking, verlies, onvermogen en overbelasting. Op basis van eerdere en huidige bevindingen wordt ingeschat dat hij, vanwege zijn verhoogde krenkbaarheid en een te hoog aspiratieniveau, permanent onder druk staat. De behandelactiviteiten binnen zijn resocialisatietraject zijn voornamelijk gericht op het vergroten van probleemoplossende vaardigheden/zelfredzaamheid, afname van dan wel leren omgaan met negatieve emotionaliteit, het verbeteren van coping vaardigheden en het verminderen van gevoelens van eenzaamheid en verveling door middel van zinvol werk, gestructureerde vrijetijdsbesteding en betekenisvolle netwerkcontacten. De resocialisatie van veroordeelde verloopt langzaam, maar gestaag. In eerste instantie is hij van de reguliere leefgroep naar een inpandige kliniekflat verhuisd en vanaf daar ging hij in december 2020 naar een transmurale woning van [instelling]. Veroordeelde is behandeltrouw en zet zich – mits hij zich er in kan vinden – goed in voor gestelde doelen. Zijn hoge streefniveau maakt dat hij zijn beperkingen en de gevolgen daarvan voor zijn resocialisatie niet of nauwelijks kan overzien en accepteren. Daarmee geconfronteerd, nemen frustraties, depressieve gevoelens en boosheid snel toe. Naast het beter leren omgaan met dergelijke gevoelens, wordt veroordeelde door middel van medicatie en hulpverlening hierbij ondersteund. Op het gebied van werk, vrijetijdsbesteding en netwerk is sprake van goede, doch prille ontwikkelingen. Van belang is dat hierin uiteindelijk meer stabiliteit ontstaat en dat de gemoedstoestand van veroordeelde minder afhankelijk is van tegenslag op één bepaald gebied. Tot slot blijft zijn financiële situatie een probleem. Thans wordt onderzocht of een andere insteek met meer autonomie en verantwoordelijkheid beter aansluit om gestelde doelen (sparen voor de toekomst en schulden aflossen) te behalen.
Met het huidige risicomanagement, te weten transmuraal verlof met begeleiding door het transmurale behandelingsteam [instelling] en [instelling], wordt het risico op terugval in seksueel gewelddadig gedrag ingeschat als laag. Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico op terugval in (seksueel) gewelddadig gedrag ingeschat als matig tot hoog op de lange termijn. Het zal in dat geval gaan om een risico dat op langere termijn ontstaat door overvragende omstandigheden in combinatie met (een toename van) negatieve emotionaliteit, geringe probleemoplossende vaardigheden en oplopende frustratie (opgepotte emoties) die hij niet c.q. onvoldoende (tijdig) ventileert.
Op basis van het voorgaande wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen met de termijn van twee jaar.
De deskundige drs. M. van den Bremer heeft tijdens de zitting van 21 september 2021 het advies bevestigd en nader toegelicht. Zij heeft daarbij aangegeven dat veroordeelde de afgelopen tijd vorderingen heeft geboekt, maar dat hij daarbij wel ondersteuning nodig had. Op het gebied van zelfstandigheid en zelfredzaamheid moeten nog stappen worden gezet en hiermee zal de nodige tijd gemoeid zijn.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling, maar hebben wel verzocht de maatregel met een jaar te verlengen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat een verlenging van een jaar veroordeelde zal stimuleren zich te blijven inzetten voor de behandeling. Voorts kan de rechtbank over een jaar het verloop van het behandel- en begeleidingstraject toetsen. Door veroordeelde is nog aangegeven dat de rechtbank na een jaar eventueel kan bepalen welke behandeling geïndiceerd is en aldus invulling kan geven aan voornoemd traject.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in het onderliggende arrest voorkomende bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de opgelegde straf en maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
Met betrekking tot de verlengingstermijn overweegt de rechtbank dat er geen gronden aanwezig zijn om te verwachten dat de verpleging van overheidswege na een jaar voorwaardelijk zal worden beëindigd. Evenmin is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit aannemelijk is geworden dat de kliniek de behandeling van veroordeelde niet voortvarend ter hand heeft genomen of dat de kliniek dat in de toekomst zal nalaten. De rechtbank merkt hierbij op dat de behandeling die verdachte moet ondergaan niet door de rechtbank wordt bepaald, maar door de gedragsdeskundigen van de kliniek. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies zal de termijn met twee jaar worden verlengd.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2021.
Mr. R. Depping is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.