ECLI:NL:RBNNE:2021:427

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
18/850006-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een aanzienlijk geldbedrag en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks de door de verdediging aangevoerde vormverzuimen. De rechtbank concludeerde dat er geen onherstelbare vormverzuimen waren en dat het bevel tot observatie op juiste gronden was afgegeven. De verdachte werd veroordeeld voor het witwassen van meer dan € 400.000 en het voorhanden hebben van een Glock-vuurwapen met bijbehorende munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen in de door hem gehuurde woning, mede op basis van de aangetroffen administratie en persoonlijke spullen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/850006-20
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2020 en 28 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging van een of meer natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
(van) een of meer voorwerp(en), te weten (onder meer)
- ( in totaal) 206.925 euro en/of
- ( in totaal) 1.578.900 Deense Kronen (ter waarde van ongeveer 210.000 euro), in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld, en/of
- twee horloges, merk Rolex,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik gemaakt,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te Amsterdam, een of meer wapens van categorie II of III, te weten een vuurwapen, merk Glock, en/of munitie van categorie II of III, te weten tien volmantel patronen (met bijbehorende patroonhouder), voorhanden heeft gehad.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte, aangezien sprake is van onherstelbare vormverzuimen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit om te komen tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontbreken van een proces-verbaal van verdenking, zijnde de grondslag voor het afgegeven bevel tot stelselmatige observatie, een onherstelbaar vormverzuim oplevert. Er kan immers niet worden getoetst of het door de officier van justitie afgegeven bevel rechtmatig is. De doorzoeking door de rechter-commissaris is gebaseerd op de gegevens die zijn voortgevloeid uit de stelselmatige observaties. De resultaten van de doorzoeking moeten daarom worden aangemerkt als ‘fruits of the poissonous tree’. Dit geldt ook voor de vervolgens verkregen bankgegevens en het binnentreden bij de ouders van verdachte.
Er zijn gegronde redenen om te twijfelen over de rechtmatigheid van het bevel. In het dossier zijn verschillende redenen genoemd om de woning aan de [straatnaam] te Amsterdam te betreden, te weten ‘doorzoeking ter inbeslagneming’, ‘binnentreding ter aanhouding en zoeking’ en ‘binnentreding ter aanhouding’. Daarbij lijkt er sprake te zijn van een kunstmatige scheiding tussen de onderzoeken ‘Engill’ en ‘Griend’. De rechtmatigheid van de start van het onderzoek ‘Engill’ kan daardoor niet beoordeeld worden, terwijl dit wel (gelet op de uitspraak EHRM d.d. 4-9-2018 ([naam 2] vs. [naam 3])) doorwerking heeft in het onderzoek ‘Griend’.
De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat het recht op privacy en het huisrecht ernstig zijn geschonden door het onrechtmatige bevel tot stelselmatige observatie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, zodat hij ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en ook geen sprake kan zijn van bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.
Door de verdediging is niet specifiek gevraagd om toevoeging van het (ontbrekende) proces-verbaal van verdenking. Dit proces-verbaal kan op eenvoudige wijze alsnog aan het dossier kan worden toegevoegd. Het enkele ontbreken van het proces-verbaal van verdenking maakt het afgegeven bevel tot stelselmatige observatie, waarbij wordt verwezen naar het ontbrekende proces-verbaal, niet onrechtmatig.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidende onderzoek van verdachte. Ook is niet gesteld wat het concrete voor verdachte ontstane nadeel is, want de schendingen van het recht op privacy en huisrecht zijn niet nader onderbouwd terwijl verdachte heeft verklaard dat hij meerdere sleutels van zijn woning aan anderen heeft gegeven.
Het oordeel van de rechtbank
De raadsvrouw heeft tijdens de regiezitting op 14 mei 2020 onder meer verzocht om toevoeging aan het dossier van het bevel tot stelselmatige observatie. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, waarna de officier van justitie diezelfde dag nog de gevraagde stukken aan de rechtbank en de verdediging heeft toegezonden.
Vervolgens heeft de raadsvrouw eerst tijdens haar pleidooi ter terechtzitting van 28 januari 2021 gesteld dat het aan het bevel tot stelselmatige observatie ten grondslag liggende proces-verbaal van verdenking in het dossier ontbreekt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de raadsvrouw na 14 mei 2020 op geen enkel moment, en op geen enkele wijze nader heeft verzocht om verstrekking van het proces-verbaal van verdenking tot op het moment dat de gehele inhoudelijke behandeling van de zaak had plaatsgevonden. Op vragen van de rechtbank heeft de raadsvrouw vervolgens gesteld dat zij geen nader verzoek heeft gedaan omdat het proces-verbaal van verdenking standaard onderdeel uitmaakt van het bevel tot stelselmatige observatie.
De officier van justitie heeft daarop ter terechtzitting van 28 januari 2021 aangeboden om, na een korte onderbreking van de zitting, het ontbrekende proces-verbaal van verdenking aan het dossier toe te voegen nu hij daarover eenvoudig (digitaal) de beschikking heeft.
De raadsvrouw heeft echter gepersisteerd in de door haar ingenomen standpunten en heeft geen hernieuwd verzoek gedaan tot toevoeging aan het dossier van het door haar als essentieel bestempelde stuk.
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande feitelijke weergave blijkt dat het door de raadsvrouw gestelde vormverzuim alsnog eenvoudig hersteld kan worden. Er is derhalve geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Daarnaast is op geen enkele wijze gebleken van feiten en omstandigheden waaruit afgeleid zou kunnen worden dat het bevel tot observatie op onjuiste gronden is afgegeven. De enkele stelling van de raadsvrouw volstaat daartoe niet. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook anderszins uit het dossier niet blijkt van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. De rechtbank is concluderend van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en dat er naar aanleiding van dit verweer geen redenen zijn om te komen tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een van de onder 1 ten laste gelegde horloges merk Rolex omdat dit een namaakhorloge betreft.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Er is geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van de ten laste gelegde voorwerpen in zijn woning. Verdachte heeft immers geen wetenschap gehad van de aanwezigheid van deze voorwerpen.
Verdachte was niet regelmatig in de woning, terwijl anderen een sleutel van de woning hadden en deze gebruikten zonder verdachtes medeweten. Uit het onderzoek ‘Engill’ kan afgeleid worden dat deze anderen vermoedelijk de ten laste gelegde goederen in de woning hebben gebracht. De op verschillende goederen in de woning aangetroffen DNA-sporen duiden ook op anderen dan verdachte en kunnen niet bijdragen aan het bewustzijn van verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde goederen.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat er twijfel bestaat over de echtheid van de bankbiljetten en het Rolex horloge aangezien er ook vals geld en een namaak Rolex zijn aangetroffen in de woning.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Het onderzoek ‘Engill’ richt zich met name op twee in Assen woonachtige hoofdverdachten, die verdacht worden van witwassen van een groot geldbedrag, valsheid in geschrift en het voorhanden hebben van vuurwapens. Uit het onderzoek blijkt dat deze hoofdverdachten meerdere keren het adres [straatnaam] te Amsterdam bezoeken.
Op 19 juni 2018 volgt een landelijke actiedag in voornoemd onderzoek met doorzoekingen op elf locaties in Nederland. De woning aan de [straatnaam] in Amsterdam is daar één van, te weten locatie J. [2] Gelet op de aangetroffen goederen is er verdenking gerezen ten aanzien van verdachte, waarna het onderzoek ‘Griend’ is gestart.
Bewijsmiddelen
Bij de doorzoeking [3] op dinsdag 19 juni 2018 van de woning aan de [straatnaam] te Amsterdam zijn de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
- een geldbedrag van € 3.120,00 [4] (bovenste bureaulade in het kantoor aangeduid als C);
- een geldbedrag van € 58.955,00 [5] (in een tas in een kledingkast in de slaapkamer aangeduid als H of 3);
- een geldbedrag van € 146.850,00 [6] (in een tas in een kledingkast in de slaapkamer aangeduid als H of 3);
- een geldbedrag van 71.500 Deense Kronen [7] (in een tas in een kledingkast in de slaapkamer aangeduid als H of 3);
- een geldbedrag van 150.400 Deense Kronen [8] (in een tas in een kledingkast in de slaapkamer aangeduid als H of 3);
- een geldbedrag van 759.000 Deense Kronen [9] (in een tas in een kledingkast in de slaapkamer aangeduid als H of 3);
- een geldbedrag van 598.000 Deense Kronen [10] (in een tas in een kledingkast in de slaapkamer aangeduid als H of 3);
- een pistool (goednummer 1020768) [11] (in een lade van het nachtkastje aan de linkerzijde van het bed in de slaapkamer aangeduid als H of 3);
- 10 stuks patronen (goednummer 1020773) [12] (in een lade van het nachtkastje aan de linkerzijde van het bed in slaapkamer aangeduid als H of 3) en
- een magazijn/houder [13] (in een lade van het nachtkastje aan de linkerzijde van het bed in slaapkamer aangeduid als H of 3).
De totale waarde van de aangetroffen eurobiljetten betreft € 208.925,00. De totale waarde van de aangetroffen Deense Kronen betreft 1.578.900 DKK, omgerekend naar euro’s op dat moment een waarde van circa € 210.000,00. [14]
Het pistool (goednummer 1020768 [15] ) blijkt te zijn een semi-automatisch pistool van het merk Glock. Bij het pistool was een bijbehorend patroonmagazijn aanwezig. Het voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. [16]
De aangetroffen munitie (goednummer 1020773 [17] ) blijken te zijn: 4 stuks volmantel kogelpatronen van het merk Geco en 6 stuks volmantel kogelpatronen van het merk Speer. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [18]
Tijdens de doorzoeking in de woning (omstreeks 05.03 uur) is niemand aangetroffen. Er ligt in verschillende kamers kleding in de kasten, de wasmachine staat geprogrammeerd, de koelkast staat redelijk vol met recent aangekocht etenswaren en het centrale afzuigsysteem is ingeschakeld, waaruit is geconcludeerd dat de woning bewoond is. [19]
Uit forensisch onderzoek blijkt dat op elastiekjes van de geldbundels euro’s en Deense Kronen [20] en op de in de woning aangetroffen geldtelmachine en plastificeerapparaat [21] telkens DNA is aangetroffen van een onbekende man C. Naar later blijkt is verdachte deze onbekende man C. [22]
Bij de doorzoeking zijn onder meer de volgende bescheiden van verdachte aangetroffen: een vaarbewijs [23] , een brief van [stichting] [24] , een ING bankpas [25] , een pasfoto van verdachte [26] , een schilderij van verdachte [27] , een fotolijst met een foto van verdachte en zijn vriendin en twee pasfoto’s van zijn kinderen [28] en diverse stukken administratie [29] .
Uit de verklaring van de getuige [getuige] blijkt dat verdachte de woning aan de [straatnaam] te Amsterdam heeft gehuurd. [30] Er is een huurovereenkomst in het dossier aangetroffen. [31] De getuige heeft voorts verklaard dat hij de zondag voor de doorzoeking de verdachte met zijn kinderen bij de woning heeft gezien. [32]
Verdachte heeft erkend dat hij voornoemde woning heeft gehuurd. In de woning bewaarde hij een deel van zijn persoonlijke spullen, zoals administratie en een schilderij van zichzelf. Hij heeft in het kantoor gebruik gemaakt van elastiekjes. Ook heeft hij de geldtelmachine en het plastificeerapparaat aangeraakt. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de dag voor de doorzoeking voor het laatst in de woning was. [33]
Feit 1: witwassen
Wetenschap van de aanwezigheid van de voorwerpen
Door de verdediging is betwist dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de ten laste gelegde voorwerpen. Verdachte heeft zich aanvankelijk telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aan anderen een sleutel van de woning heeft gegeven. Deze personen hebben mogelijk de voorwerpen zonder zijn medeweten in de woning neergelegd. Desgevraagd heeft verdachte geen namen willen noemen van deze personen.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft bevestigd dat hij, in ieder geval vanaf 1 april 2018, de woning huurde en dus ook op het moment dat daar op 19 juni 2018 een doorzoeking werd verricht.
Dat de woning ook daadwerkelijk door verdachte werd gebruikt leidt de rechtbank af uit de aanwezige hoeveelheid administratie op naam van verdachte en overige persoonlijke spullen die zijn aangetroffen in de woning, zoals het schilderij van verdachte en de foto’s van zijn kinderen en vriendin en de goederen waarop zijn DNA is aangetroffen.
Daarbij komt dat uit de verklaringen van de getuige [getuige] en verdachte blijkt dat verdachte in de twee dagen voorafgaand aan de doorzoeking in de woning heeft verbleven.
De rechtbank is van oordeel dat, behoudens contra-indicaties, het uitgangspunt is dat een huurder en tevens gebruiker van een woning wetenschap heeft van de voorwerpen die zich in die woning bevinden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat uitgangspunt af te wijken. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de plaatsen waar de geldbedragen in de woning zijn aangetroffen, te weten in een bureau en in de kledingkast van een slaapkamer, het DNA materiaal van verdachte dat is aangetroffen op onder meer de elastiekjes van de geldbundels en het ontbreken van elk gegeven over de identiteit van de personen aan wie verdachte een sleutel zou hebben gegeven van de woning en die volgens hem de voorwerpen daar neergelegd zouden kunnen hebben.
De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte wetenschap had van aanwezigheid van de ten laste gelegde voorwerpen en dat hij deze voorhanden had.
Van misdrijf afkomstig
De Hoge Raad heeft onder meer bij arrest van 13 juli 2010 (NJ 2010, 456) bepaald dat – ook indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf – bewezen kan worden geacht dat een onder een verdachte aangetroffen contant geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Te denken valt daarbij aan situaties, waarin het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden waaronder de verschillende geldbedragen zijn aangetroffen, het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. De rechtbank kent daarbij betekenis toe aan het fysiek bewaren van grote hoeveelheden contant geld, het bezit van grote coupures, te weten biljetten van 500 euro, en het feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta. Daarbij komt dat in dezelfde slaapkamer als waar het overgrote deel van de contante geld is aangetroffen tevens een vuurwapen met munitie in het nachtkastje aanwezig was.
Van verdachte mag in deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Verdachte heeft nagelaten een dergelijke verklaring te geven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig waren en dat verdachte daarvan wetenschap had.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat getwijfeld moet worden aan de echtheid van het geld. Uit het dossier blijkt weliswaar dat er in een kinderjas een klein bundeltje geld is aangetroffen op een andere locatie dan waar het overige geld is aangetroffen, te weten in een kast onder de trap. Dit bundeltje in de kinderjas bleek om slecht gekopieerd vals geld te gaan. De wijze van aantreffen en de omstandigheden daarvan rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat getwijfeld moet worden aan de ‘echtheid’ van het overige aangetroffen geld.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend te bewijzen.
Horloges
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het witwassen van beide horloges. Uit de mail van de officier van justitie d.d. 28 januari 2021 blijkt dat één van de Rolex horloges een waarde heeft van € 2,00 en derhalve een namaak horloge betreft. Er bevindt zich in het dossier geen verklaring van echtheid van het andere aangetroffen Rolex horloge of een taxatie, waardoor de rechtbank niet zonder meer kan aannemen dat dit horloge wel werkelijk een echte Rolex betreft.
Feit 2: aanwezig hebben van een wapen met munitie
Door de raadsvrouw is bepleit dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen met munitie in de woning.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat voldoende is dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 19 juni 2018 het gebruik had van de woning. Er zijn geen aanwijzingen dat de woning door een ander dan verdachte is bewoond. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen met munitie in zijn woning.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 juni 2018 te Amsterdam,
voorwerpen, te weten
- 206.925 euro en
- 1.578.900 Deense Kronen (ter waarde van ongeveer 210.000 euro),
heeft voorhanden gehad,
terwijl hij telkens wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op 19 juni 2018 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, merk Glock, en munitie van categorie III, te weten tien volmantel patronen (met bijbehorende patroonhouder), voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Witwassen.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een veroordeling, om rekening te houden met het reclasseringsrapport en alle persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw heeft bepleit geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een fors geldbedrag van ruim € 400.000,00. Dergelijk handelen vormt een ernstige bedreiging voor het legale handelsverkeer en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van dergelijke grote witgewassen geldbedragen heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen.
Daarnaast heeft verdachte een wapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het geladen wapen werkte naar behoren. Het ongecontroleerde bezit van (geladen) wapens brengt onaanvaardbare risico’s met zich mee. Wapens worden gebruikt in het criminele circuit bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de samenleving. Het wapen met bijbehorende munitie is aangetroffen in een nachtkastje in de slaapkamer waar het grootste deel van het witgewassen geldbedrag eveneens is aangetroffen.
De rechtbank neemt voorts mee dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittrekstel justitiële documentatie d.d. 23 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens strafbare feiten met politie of justitie in aanraking is gekomen. Vanwege recentere veroordelingen wegens andersoortige strafbare feiten is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 9 november 2020, opgesteld door [naam 1] , reclasseringswerker van de Reclassering Nederland. Door de reclassering kunnen geen delictgerelateerde risico’s vastgesteld worden, omdat verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept. Verdachte lijkt zijn leven praktisch (huisvesting, werk en relatie) op orde te hebben. Bij een bewezenverklaring signaleert de reclassering problemen ten aanzien van zijn (criminele) netwerk en houding. Geadviseerd is de opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht bij de reclassering en een (reeds in de schorsing aangevangen) ambulante behandeling bij [instelling]. Doorkruising van deze ambulante behandeling vanwege een gevangenisstraf acht de reclassering niet wenselijk.
LOVS oriëntatiepunten
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor deze feiten de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals thans aan de orde een gevangenisstraf tussen de 12 en 18 maanden vastgesteld. Daarbij gaat het om fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,00 tot € 500.000,00.
Ten aanzien van het vuurwapen (pistool, categorie III.1) geeft het LOVS als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank merkt daarbij op dat het vuurwapen geladen was en binnen handbereik lag, derhalve gereed voor gebruik, hetgeen als een strafverzwarende factor meeweegt.
Straf
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en het wijzen van onderhavig vonnis, hoewel geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM.
De combinatie van het voorhanden hebben van een wapen met munitie en het witwassen van grote hoeveelheden geld maakt dat de rechtbank van oordeel is dat hier sprake is van ernstige strafbare feiten die een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur noodzakelijk maken. Er zijn in het dossier bovendien sterke aanwijzingen dat verdachte genoot van een luxe levensstijl, dat hij zich bevindt in kringen van (internationale) georganiseerde criminaliteit en daarin volop participeert.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de hiervoor genoemde oriëntatiepunten, het tijdsverloop en het gegeven dat verdachte geen inzicht wil geven en verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn handelen.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden acht de rechtbank niet aanwezig.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd:
- verbeurdverklaring van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 7, 12 en 13;
- onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 8 tot en met 10.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich onthouden van een standpunt omtrent de in beslag genomen voorwerpen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat geen beslissing nodig is ten aanzien van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen 11 en 14, aangezien de officier van justitie voorafgaand aan de zitting heeft meegedeeld dat is besloten tot opheffing van het beslag en teruggave.
Ten aanzien van in de beslag genomen, en nog niet geretourneerde, voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 10 en 13 overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht de in beslag genomen gelden (te weten geldbedragen van
€ 1.120,00, € 58.955,00, € 146.850,00, 715 x 100 Deense Kronen, 752 x 200 Deense Kronen, 1518 x 500 Deense Kronen, 598 x 1000 Deense Kronen en een geldbedrag van € 2.000,00) vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met betrekking tot deze geldbedragen het bewezen verklaarde feit 1 is begaan.
Ondanks de bewezenverklaring van het ten laste gelegde geldbedrag van € 206.925,00 blijkt uit de bewijsmiddelen in het dossier afdoende dat in totaal € 208.925,00 op 19 juni 2018 in de woning aan de [straatnaam] te Amsterdam in beslag is genomen.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder de nummer 8, 9 en 10 (te weten een pistool, 10 patronen en een magazijn/houder) genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Voornoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte feit 2 is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van het op de beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer 12, te weten 1 horloge (ROLEX, zilver, barcode m326935-0003 w1164482) overweegt de rechtbank als volgt. Uit de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de bewijs blijkt dat verdachte zal worden vrijgesproken van het witwassen (in elke ten laste gelegde variant) van dit horloge. Verdachte heeft voorts ontkend dat dit horloge zijn eigendom betreft. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit voorwerp moet worden bewaard ten behoeve van een tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen voorwerpen genoemd onder nummers 1 tot 7 en 13 van de beslaglijst, te weten:
- een geldbedrag van € 1.120,00 (beslag 19-6-2018);
- een geldbedrag van € 58.955,00 (beslag 19-6-2018);
- een geldbedrag van € 146.850,00 (beslag 19-6-2018);
- 715 x 100 Deense Kronen (waarde 9.354,35);
- 752 x 200 Deense Kronen (waarde 19.676,8);
- 1518 x 500 Deense Kronen (waarde 99.299,97);
- 598 x 1000 Deense Kronen (waarde 87.236,34);
- een geldbedrag van € 2.000,00 (beslag 19-6-2018).
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen voorwerpen genoemd onder nummers 8 tot en met 10 van de beslaglijst, te weten:
- 1 pistool (kleur zwart, merk GLOCK);
- 10 patronen;
- 1 magazijn/houder (kleur zwart).
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp genoemd onder nummer 12 van de beslaglijst, te weten 1 horloge (ROLEX, zilver, barcode m326935-0003 w1164482).
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2021.
Mr. W.S. Sikkema en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van ambtsedige processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met het nummer 2019088311 genaamd ‘Griend’, opgemaakt door de politie eenheid Noord-Nederland, waarvan de 3 ordners zijn doorgenummerd van 1 tot en met 1120. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 134.
3.Pagina’s 136, 137 en 138.
4.Pagina’s 170 en 172.
5.Pagina 172.
6.Pagina 172.
7.Pagina 173.
8.Pagina 173.
9.Pagina 173.
10.Pagina 173.
11.Pagina 161.
12.Pagina 162.
13.Pagina 162.
14.Pagina 192.
15.Pagina 161.
16.Pagina’s 1115 en 1116.
17.Pagina 162.
18.Pagina’s 1116 en 1117.
19.Pagina’s 136 en 137.
20.Pagina’s 154, 156, 180 en 189.
21.Pagina’s 168, 169, 177, 178
22.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, gesloten en ondertekend op 15 april 2020 door verbalisant [verbalisant] , inspecteur bij de Eenheid Noord-Nederland en het rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een verdachte d.d. 8 april 2020 van het Nederlands Forensisch Instituut, door A.I. Berghout, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek.
23.Pagina 264.
24.Pagina 266.
25.Pagina 268.
26.Pagina 270.
27.Pagina 272.
28.Pagina 83.
29.Pagina’s 274 tot en met 319.
30.Pagina’s 246.
31.Pagina’s 253 tot en met 256.
32.Pagina 248.
33.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2021.