Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte, die de ten laste gelegde feiten ontkent, integraal moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet wist dat hij met politieagenten te maken had. Bovendien waren de omstandigheden niet dusdanig bedreigend dat er voor de politieagenten een redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd daadwerkelijk gepleegd zou worden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen steunbewijs voorhanden is dat verdachte de bedreiging van [slachtoffer 3] aan [getuige] heeft geuit, waardoor niet aan het wettelijke bewijsminimum is voldaan. Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat de getuigenverklaring van [getuige] niet objectief is, aangezien de verbalisant deze getuige kent uit zijn privéomgeving. Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze woorden als zodanig geen strafrechtelijke bedreiging inhouden en dat ze ook niet als zodanig opgevat kunnen worden.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring nu er geen sprake is van een stelselmatig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangever. De raadsvrouw heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het fluitend of met een mestvork langs een huis lopen niet strafrechtelijk verboden is en dat verdachte slechts gedurende 6 dagen berichten naar aangever heeft gestuurd, terwijl uit het dossier niet blijkt dat aan verdachte gevraagd is daarmee te stoppen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik kan mij herinneren dat ik, op zondag 10 januari 2021, door de berm liep met een mestvork. De afstand tussen mij en de auto zal ongeveer 2 meter geweest zijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2021, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH-2021009167 d.d. 25 januari 2021, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 1] :
Op zondag 10 januari 2021, omstreeks 15:30 uur, was ik samen met mijn collega in de gemeente Westerkwartier, te Lutjegast. (…) Ik hoorde mijn collega, door het op een kier geopende raam van ons dienstvoertuig, zeggen dat hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) zijn hooivork moest neerleggen. Ik hoorde [verdachte] zeggen: ''Ik bepaal dat zelf wel. Ik steek jullie harstikke dood.'' Ik voelde mij zeer bedreigd door deze woorden die [verdachte] uitsprak. Ik zag dat [verdachte] met zijn hooivork in zijn hand een stekende beweging maakte in de richting van mijn collega [slachtoffer 2] . De afstand tussen [verdachte] en mijn collega [slachtoffer 2] was op dat moment ongeveer anderhalf tot twee meter. Ik heb hierop gas gegeven om weg te komen. (…) Wij parkeerden ons voertuig en stapten uit. Ik zag dat de verdachte [verdachte] met zijn hooivork met een versnelde pas in de richting van mijn collega [slachtoffer 2] liep. Ik zag dat mijn collega hierop zijn vuurwapen trok en deze met zijn loop in de richting van de lucht richtte. Ik hoorde mijn collega [slachtoffer 2] schreeuwen tegen de verdachte [verdachte] dat hij van de politie was en dat [verdachte] zijn hooivork moest laten vallen. Ik zag dat de verdachte [verdachte] dit niet deed. Ik schreeuwde tegen [verdachte] dat wij van de politie waren en dat hij zijn hooivork moest laten vallen. Ik schreeuwde dat er anders geweld zou worden gebruikt. Ik zag dat [verdachte] dit niet deed en in de richting van mijn collega [slachtoffer 2] liep. Ik, verbalisant [slachtoffer 1] heb hierop besloten om een waarschuwing schot in een veilige omgeving en in de richting van de lucht te lossen. Ik zag dat [verdachte] hier niet tot weinig op reageerde. Ik zag dat [verdachte] stil bleef staan met zijn hooivork in zijn handen. Ik zag en hoorde dat mijn collega [slachtoffer 2] hierop nog een waarschuwing schot loste. Na het waarschuwing schot heb ik, verbalisant [slachtoffer 1] mijn vuurwapen gericht op de verdachte [verdachte] . Kort hierna zag ik dat [verdachte] weer in de richting van mijn collega [slachtoffer 2] liep met een stekende beweging, terwijl hij zijn hooivork in zijn handen hield. Ik schreeuwde tegen de verdachte [verdachte] dat hij zijn hooivork moest laten vallen en dat wij van de politie waren. Ik zag dat [verdachte] hier geen gehoor aan gaf. Ik heb hierop besloten om een tweede waarschuwing schot te lossen in een veilige omgeving en in de richting van de lucht. Op dit moment was de afstand tussen mijn collega [slachtoffer 2] en [verdachte] ongeveer tien meter. Ik zag en hoorde dat mijn collega [slachtoffer 2] hierop nog een waarschuwing schot loste.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2021, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 2] :
Door een op een kier geopende raam heb ik de heer [verdachte] aangesproken. Hij had op dat moment de hooivork nog steeds in handen. De heer [verdachte] boog zich voorover richting onze dienstauto en zei: "Hem, hij daar die moet je aanhouden." Daarbij wees de heer [verdachte] in de richting van de manspersoon die ter hoogte van zijn woning in de berm stond. (…) Daarop zag ik dat de heer [verdachte] met beide handen de houten steel van de hooivork vastpakte, en met kracht een stoot met beide punten van deze hooivork in mijn richting gericht, deed. De afstand tussen [verdachte] en mij was op dat moment ongeveer anderhalf à twee meter. Ik zag de punten van de hooivork op mij afkomen. Ik zag en hoorde dat de heer [verdachte] op dat moment schreeuwde: "Ik steek je hier hartstikke dood mee." Ik voelde mij zeer bedreigd door deze situatie. Ik kon op dat moment geen kant uit, ik zat in een auto, en voelde mij daadwerkelijk door verdachte [verdachte] bedreigd. Ik was ervan overtuigd dat wanneer wij op deze plaats met ons dienstvoertuig waren blijven staan ik daadwerkelijk door verdachte [verdachte] zou zijn gestoken met een hooivork. (…) Verdachte kwam als maar dichter in onze buurt. Ik heb daarbij luidkeels geschreeuwd dat ik van de politie was. Ik heb aangegeven dat hij zijn hooivork moest weggooien maar zag dat hij hier niet aan voldeed. De afstand tussen de verdachte en mij betrof op dat moment circa acht à tien meter. Ik schreeuwde dat ik geweld zou gebruiken als verdachte zijn hooivork niet zou weggooien. Ook hoorde ik collega [slachtoffer 1] dit schreeuwen en aangeven dat geweld zou worden gebruikt. Ik zag dat verdachte hier geen gehoor aangaf. Daarop heb ik mijn dienstwapen getrokken en heb deze gericht op de verdachte. Deze heb ik tijdens mijn aan schreeuwen gericht gehouden op de verdachte. Ik hoorde daarop een waarschuwingsschot van mijn collega [slachtoffer 1] . Het was bijzonder om te zien dat de verdachte hier geen gehoor aangaf. Ik heb toen een waarschuwingsschot gegeven in een veilige richting namelijk naar een naastgelegen weiland. Verdachte bleef doorlopen waarop nog een keer een waarschuwingsschot van zowel collega [slachtoffer 1] als mij volgde. Verdachte bleef doorlopen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2021, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
“Wij kregen te horen dat een verwarde man op de [straatnaam] mensen aansprak en hen bedreigde met een hooivork. Er waren die dag, zondag 10 januari 2021, al meerdere meldingen over geweest. (…) Op het moment dat hij, terwijl wij in de auto zaten, zei dat hij ons zou doodsteken voelde ik mij bedreigd.”
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2021, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
“Ik concludeer met de zin: 'Mij moet je niet hebben hem moet je aanhouden' dat [verdachte] heeft geweten dat wij van de politie waren. (…) Ik heb de indruk dat wij iets ergers hebben voorkomen.”
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 januari 2021, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 11 januari 2020 sprak ik, te Leek, met teamchef [naam 1] van Politie Westerkwartier. Ik hoorde dat hij vertelde dat [verdachte] het volgende heeft gezegd tegen de getuige: "Burgemeester [slachtoffer 3] ... die snij ik beiden oren af ... zodat hij de bril niet meer op kan zetten!" Ik voel mij bedreigd door de uitlatingen gedaan door [verdachte] . Ik heb de overtuiging dat je bij [verdachte] nooit weet wat hij gaat doen en of hij zijn bedreigingen daadwerkelijk tot uitvoer zal brengen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2021, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 11 januari 2021 sprak ik met de heer [getuige] . [getuige] verklaarde dat hij zaterdagavond 9 januari 2021 omstreeks 17.00 uur was gebeld door [verdachte] . [getuige] verklaarde dat hij op enig moment [verdachte] het volgende hoorde zeggen: "Burgemeester [slachtoffer 3] ... die snij ik beiden oren af ... zodat hij de bril niet meer op kan zetten!" [getuige] reageerde dat [verdachte] dat maar niet moest doen. [verdachte] reageerde met luide stem: "Ja dat doe ik!!!"
1. De door verdachte ter terechtzitting van 21 september 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 4] inderdaad sms’jes gestuurd. Het klopt ook dat de honden altijd aanslaan als ik langsloop. Ik loop wel eens fluitend voor zijn woning langs. Ik ben een stuk of twee à drie keer met de mestvork voor zijn huis langsgelopen. Ik ben twee keer door [slachtoffer 4] bij die duiker weggejaagd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2021, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik woon in Lutjegast naast deze man. De afgelopen periode is het een opbouw geweest van diverse dingen. Vanaf vrijdag is hij begonnen mij meer te treiteren. Elke week, elke dag loopt [verdachte] een rondje in de buurt. Wanneer hij voor mijn huis langsloopt, loopt hij te schreeuwen en te fluiten naar mijn honden. Dit gaat al zo'n 5 maanden zo.
Ook ben ik meerdere keren door [verdachte] gebeld. Ik neem dan op bij een geheim nummer en hoor dat hij het is. Hierna neem ik niet meer op en ik word vervolgens wel 20 tot 30 keer door een onbekend nummer gebeld. Ook ontvang ik sms-berichten van hem met pesterijen en vervelende berichten. De ongewenste oproepen waarover ik contact heb gehad met de KPN waren op 1 juli 2020 om 22:13 en op 3 juli 2020 11:43, 11:49 en 13:25 uur. En op 25 december 2020 om 14:27, 14:34 en 14:52 uur. Op 23 december 2020 ben ik om 14:59 4 keer gebeld, 14:58 2 keer gebeld, om 14:57, om 14:56, 14:55, 14:43, 14:33, 14:22, 15:37, 15:36 2 keer, 15:35, 15:00 en 14:59 gebeld door een privé nummer.
Ook heb ik meerdere sms-berichten ontvangen afkomstig van telefoonnummer + [telefoonnummer] . Op 8 december 2020 heb 14 sms berichten, op 23 december 3 sms berichten, op 25 december 4 berichten, op 27 december 2 berichten, op 3 januari 2021 heb ik 5 en op 6 januari 5 berichten ontvangen van dit nummer. Bij 6 januari staan de tijden vermeld, 13:29, 13;32, 13:33, 13:36 en 15:16.
De laatste week is [verdachte] de hele week bezig geweest op het weiland naast mijn huis, bij een duiker die onder de weg doorloopt. Dit is zijn land niet. De sloot is van mij. Terwijl hij hiermee bezig is blijft hij de honden aanroepen en opjutten.
Op 8 januari 2021 omstreeks 19:50 uur hoorde ik mijn honden die buiten waren blaffen en huilen. Ik ben naar buiten gelopen en zag dat er 2 halve liter blikken lagen. Ik zag dat er een gat in dit blik zat en dat het bier naar buiten spoot. Ik zag een witte auto wegrijden. Ik zag dat die auto bij [verdachte] het erf op reed.
Op 9 januari 2021 omstreeks 11:30 uur zag en hoorde ik dat [verdachte] met een hooivork luid schreeuwend voorbij mijn woning liep. Hij maakte gebaren met de hooivork. Toen we omstreeks 22.15 uur terugkwamen lag er allemaal puinzooi voor het hek, kerstversiering, een oud cassettedeck en die hooivork.
Op zondag 10 januari 2021 schrokken wij om 06:30 uur wakker van lawaai. Ik hoorde dat [verdachte] op een verkeersbord naast onze woning stond te rossen. Ik hoorde hem schreeuwen. Zijn stem herken ik uit duizenden. Ik zag dat [verdachte] tussen de weilanden verder liep. Ik hoorde een hoop geschreeuw van [verdachte] . Om 11:05 uur heb ik met de politie gebeld. [verdachte] liep bij mij voor de deur langs met de hooivork in zijn hand wild zwaaiend en schreeuwend. Ik zag dat hij voor mijn huis liep, begon te rennen en met de hooivork op de grond aan het slaan en steken was. Om 15:00 uur liep hij weer over de weg met de hooivork te zwaaien, te schreeuwen.”
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1 stelt de rechtbank op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte met een mestvork, op geringe afstand van de verbalisanten, zwaaiende en prikkende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de verbalisanten en heeft gezegd: “Ik steek jullie harstikke dood.” Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte (met versnelde pas) in de richting van verbalisanten is gelopen, terwijl hij een mestvork vooruitgestoken in zijn handen vasthield, en dat hij ondanks meerdere waarschuwingsschoten, in de richting van verbalisanten is blijven lopen totdat hij hen op korte afstand was genaderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de (ontkennende) verklaring van verdachte ter terechtzitting, waarin hij stelt dat hij ‘alles scherp voor de bril had’, ongeloofwaardig, nu uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat hij ten tijde van het ten laste gelegde een verwarde indruk maakte. Dit wordt bevestigd door de bevindingen in het cellencomplex op 12 januari 2021, waar verdachte, in het bijzijn van zijn advocaat, pas na meermalen proberen, op aanspreken door verbalisant reageerde. Daarbij begon verdachte een onsamenhangend verhaal te vertellen; hij schreeuwde, stond op en maakte een agressieve indruk. Vervolgens pakte hij het natte laken van de grond en smeet dat in de richting van een verbalisant en zijn advocaat. Verdachte maakte op dat moment, en ook de dagen daarvoor, een ernstig verwarde indruk. De rechtbank hecht daarnaast waarde aan de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van bevindingen, waarin de verbalisanten gedetailleerd hebben beschreven hoe verdachte hen zowel verbaal als fysiek met een mestvork bedreigde. Naar het oordeel van de rechtbank is deze situatie voor verbalisanten dusdanig bedreigend geweest dat bij hen de redelijk vrees heeft kunnen ontstaan dat verdachte hen zwaar zou mishandelen of hen van het leven zou beroven.
Ten aanzien van feit 2 ten laste gelegde acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging door het versturen van een bericht met de tekst “Geloof me [slachtoffer 3] maakt niet zijn ambtstermijn vol hier in het Westerkwartier”. Deze woorden -geuit tegen een medewerker van de gemeente- zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat het in zijn algemeenheid naar objectieve maatstaven geschikt is om vrees aan te jagen. De rechtbank spreekt verdachte daarom ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
De rechtbank is daarentegen wel van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 3] door tegen getuige [getuige] te zeggen: "Burgemeester [slachtoffer 3] ... die snij ik beiden oren af... zodat hij de bril niet meer op kan zetten!" Aan het bewijsminimum is voldaan nu sprake is van een proces-verbaal van aangifte en een proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank acht de (ontkennende) verklaring van verdachte ongeloofwaardig, mede gelet op het dossier waaruit blijkt dat verdachte wel vaker soortgelijke bedreigende uitingen doet. Het enkele feit dat verbalisant [naam 2] getuige [getuige] mogelijk ook uit zijn privéomgeving kent, maakt niet dat de getuigenverklaring zonder meer onbetrouwbaar is en daardoor niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank -anders dan door de verdediging is aangevoerd- wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever. De rechtbank stelt vast dat verdachte in de bewezen verklaarde periode een aanzienlijke hoeveelheid sms-berichten naar aangever heeft verzonden, dat hij in een kort tijdsbestek en vaak achter elkaar (anoniem) naar aangever heeft gebeld, dat hij meermalen fluitend langs het huis van aangever is gelopen, dat hij zich hinderlijk met een mestvork op het erf van aangever heeft bevonden, dat hij rommel op of naast het erf van aangever heeft gelegd en dat hij in de vroege ochtend (nabij de woning van aangever) hard op een verkeersbord heeft geslagen. Ten aanzien van de anonieme beloproepen overweegt de rechtbank dat zij, gelet op het feit dat aangever (steeds) bij de eerste beloproep de stem van verdachte herkende en dat aangever direct daarna vaak achter elkaar anoniem werd gebeld, van oordeel is dat het redelijkerwijs niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die aangever anoniem belde. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zodanige aard, duur, frequentie en intensiteit van gedragingen van verdachte jegens aangever, dat sprake is van een strafbaar stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.