ECLI:NL:RBNNE:2021:4195

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
LEE 21/2353, LEE 21/2354 en LEE 21/2355
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van jachtaktes op basis van niet meewerken aan e-screener-test

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 september 2021 uitspraak gedaan in drie zaken waarin verzoekers jachtaktes hebben aangevraagd. De verzoekers, die eerder geen jachtaktes hebben ontvangen vanwege negatieve uitslagen van de e-screener, hebben administratief beroep ingesteld tegen de weigering van de Korpschef van de Politie om hen jachtaktes te verlenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers in het verleden al een contra-expertise hebben laten uitvoeren, die leidde tot het verlenen van jachtaktes voor het seizoen 2020-2021. De Korpschef heeft hen echter opnieuw verzocht om een e-screener-test af te leggen, wat de verzoekers hebben geweigerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoekers niet als nieuwe aanvragers kunnen worden aangemerkt en dat zij dus niet verplicht zijn om opnieuw een e-screener-test te doen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen en de bestreden besluiten geschorst, waardoor de Korpschef wordt opgedragen om met onmiddellijke ingang de jachtaktes aan de verzoekers te verlenen. Tevens is de Korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/2353, LEE 21/2354 en LEE 21/2355
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2021 in de zaken tussen

1.1. [verzoeker 1] , te [plaats 1] , verzoeker in LEE 21/2353,

2.[verzoeker 2] , te [plaats 2] , verzoeker in LEE 21/2354,

3.[verzoeker 3] , te [plaats 3] , verzoekster in LEE 21/2355,

gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. drs. P.M. Timmer-Arends),
en
de Korpschef van de Politie, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] .
Als derde-partij neemt aan het geding deel: de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
In drie afzonderlijke (primaire) besluiten van 13 juli 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder geweigerd om verzoekers een jachtakte te verlenen, respectievelijk deze te verlengen, ingevolge de Wet natuurbescherming (Wnb).
Verzoekers hebben vervolgens administratief beroep ingesteld bij de minister van Justitie en Veiligheid. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de minister van Justitie en Veiligheid (de derde-partij) aangemerkt als belanghebbende in deze zaak.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 13 september 2021 gevoegd op zitting behandeld, waarbij verzoekers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens verweerder is verschenen zijn gemachtigde, vergezeld door [persoon 1] en [persoon 2] . De derde-partij is niet verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van voldoende spoedeisend belang.
Voorafgaand
3. De voorzieningenrechter overweegt dat de verzoeken waar het vandaag om gaat zijn voorafgegaan door besluitvorming en daaropvolgende procedures inzake jachtaktes voor de seizoenen 2019-2020 / 2020-2021 ( [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ), respectievelijk 2020-2021 [verzoeker 3] ). Verzoekers hebben destijds geen jachtakte gekregen op grond van een negatieve testuitslag van de e-screener, hetgeen grond gaf voor vrees voor misbruik van wapens en munitie. Tegen de weigering hebben verzoekers administratief beroep ingesteld.
4. [verzoeker 1] heeft hangende het administratief beroep tevens de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (verzoek met zaaknummer LEE 20/2157). De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan, waarbij het verzoek is toegekend en verweerder bij wijze van voorlopige voorziening is gelast om met onmiddellijke ingang de gevraagde jachtakte aan [verzoeker 1] te verlenen. Het administratief beroep van [verzoeker 1] is op 26 november 2020 door de minister gegrond verklaard en de minister heeft verweerder gelast om – voor zover dat nog niet gebeurd was – een jachtakte aan [verzoeker 1] te verstrekken. Er is aan [verzoeker 1] voor het restant van het seizoen 2020-2021 ook daadwerkelijk een jachtakte verstrekt. Op dit moment is er bij deze rechtbank een beroepsprocedure aanhangig van [verzoeker 1] gericht tegen voornoemd besluit van de minister van 26 november 2020. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer LEE 21/162.
5. Het administratief beroep van [verzoeker 2] heeft de minister op 30 november 2020 gegrond verklaard en de minister heeft verweerder gelast over te gaan tot afgifte van een jachtakte voor het restant van het seizoen 2020-2021. Volgens [verzoeker 2] heeft verweerder verzuimd hieraan gevolg te geven. [verzoeker 2] heeft beroep ingesteld tegen voornoemde beslissing van de minister. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer LEE 21/237.
6. Op 19 januari 2021 heeft verweerder ambtshalve – hangende administratief beroep – besloten om alsnog een jachtakte te verlenen aan [verzoeker 3] . De betreffende akte is echter niet aan [verzoeker 3] verstrekt. Op 23 augustus 2021 heeft de minister het administratief beroep van [verzoeker 3] gegrond verklaard en de minister heeft verweerder gelast over te gaan tot afgifte van een jachtakte. [verzoeker 3] heeft ter zitting verklaard dat zij deze akte volgende week kan ophalen.
De thans voorliggende verzoeken om voorlopige voorziening
7. In het kader van verlen(g)ing van de jachtaktes van verzoekers voor het komende jachtseizoen (de voorzieningenrechter begrijpt 2021-2022) heeft verweerder verzoekers uitgenodigd om een afspraak te maken voor een psychologisch onderzoek door middel van de e-screener.
8. Verzoekers hebben geweigerd om mee te werken aan de e-screener-test, waarna verweerder bij de bestreden besluiten om die reden heeft geweigerd om de jachtaktes van verzoekers te verlen(g)en.
9. Verzoekers hebben op 11 augustus 2021 administratief beroep ingesteld bij de minister en hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
10. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
11. Ter beoordeling liggen voor drie besluiten van verweerder waarin een (verlenging van een) jachtakte is geweigerd, omdat er geen medewerking is verleend aan een aangewezen onderzoek. De omvang van het geding is hiertoe beperkt.
12. De toepasselijke regelgeving staat vermeld in de bijlage aan het eind van deze uitspraak.
13. De jachtaktes zijn geweigerd op grond van artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wnb, in samenhang met artikel 3.28a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wnb.
14. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of verweerder van verzoekers mocht verlangen dat zij nogmaals een e-screener-test zouden afleggen in het kader van een nieuwe aanvraag. In het verlengde hiervan is in geschil of verweerder mocht weigeren om de jachtaktes te verlen(g)en, op de grond dat verzoekers geen e-screener-test hebben gedaan.
15. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zoals eerder uiteengezet is in het verleden aan verzoekers geweigerd om een jachtakte te verlenen, omdat zij negatief scoorden bij de e-screener. Verzoekers hebben vervolgens alle drie een contra-expertise geëntameerd (psychiatrisch onderzoek) ter weerlegging van de uitslag van de e-screener. De administratieve beroepen van verzoekers zijn allemaal (gelet op deze contra-expertises) gegrond verklaard en verweerder is gelast om alsnog de jachtaktes te verlenen. De vrees voor misbruik was, naar de voorzieningenrechter begrijpt, dus weggenomen door de contra-expertises.
16. Verweerder heeft verzoekers verzocht om nogmaals een e-screener-test te doen, omdat hem dit verzocht is door de minister in eerdergenoemde besluiten op administratief beroep. Er zijn inmiddels bij deze rechtbank twee beroepen aanhangig (van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ) waarbij het onder meer draait om de juridische status van dit verzoek van de minister aan de korpschef, zoals opgenomen in de betreffende besluiten op administratief beroep. De voorzieningenrechter zal daar – gelet op de omvang van het geding – in deze procedure niet op ingaan.
17. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de instructie van de minister aan de politie, vastgesteld op 16 april 2020. De betreffende instructie heeft als titel:

“Dit betreft een instructie voor de beoordeling van nieuwe aanvragers¹ voor een verlof, ontheffing, erkenning of jachtakte, die na 13 januari 2020 zijn ingediend.”

In de instructie staat tevens vermeld:
“Deze instructie is alleen van toepassing op de beoordeling van aanvragers van verloven, ontheffingen, jachtakten en erkenningen die ook een e-screener hebben ingevuld (nieuwe aanvragers).”
De in de titel opgenomen voetnoot vermeldt het volgende:
“Aanvragers wier verlof of jachtakte aanvankelijk geweigerd of ingetrokken was, maar aan wie in een beroepsprocedure het verlof of de jachtakte weer terug gegeven is, gelden niet als nieuwe aanvragers. Dat geldt ook voor aanvragers die reeds over een (ander) geldig Nederlands Wwm-gerelateerd bevoegdheidsdocument beschikken (verlof, jachtakte, ontheffing of erkenning),”
18. Gelet op voornoemde instructie is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe aanvragers. In het verlengde hiervan hoeven verzoekers – aldus de instructie - dus geen e-screener in te vullen om wederom in aanmerking te kunnen komen voor een jachtakte. De voorzieningenrechter overweegt verder dat verzoekers in het kader van hun vorige aanvragen nog recent een contra-expertise (psychiatrisch onderzoek) hebben geëntameerd, op grond waarvan zij alsnog in aanmerking zijn gebracht voor de gewenste jachtakte in het voorgaande jachtseizoen. De minister heeft verzoekers (wat betreft het voorgaande jachtseizoen) dus voldoende betrouwbaar geacht om met wapens en munitie om te gaan. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd op grond waarvan er wederom een e-screener-test door verzoekers zou moeten worden gedaan. Nu de weigering om de jachtaktes te verlen(g)en enkel gestoeld is op de grond dat verzoekers geen e-screener-test hebben gedaan, ontberen de bestreden besluiten een voldoende grondslag.
19. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat van een andere weigeringsgrond niet is gebleken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de belangen van verzoekers in dit geval zwaarder te laten wegen dan verweerders belang bij weigering van de jachtakten. Daarom zal de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening toewijzen en de bestreden besluiten schorsen tot twee weken na bekendmaking van de besluiten op administratief beroep. De voorlopige voorziening houdt in dat verweerder wordt opgedragen met onmiddellijke ingang de jachtaktes aan verzoekers te verlenen. Deze voorziening blijft gelden totdat deze wordt opgeheven, dan wel totdat twee weken zijn verstreken na de bekendmaking van het besluit op administratief beroep.
20. Omdat het verzoek wordt toegewezen bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het betaalde griffierecht aan verzoekers vergoedt (voor drie zaken).
21. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1, waarbij is uitgegaan van samenhangende zaken).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening toe;
  • schorst de bestreden besluiten van 13 juli 2021 tot twee weken na de bekendmaking van de besluiten op het administratief beroep;
  • draagt bij wijze van voorlopige voorziening verweerder op om met onmiddellijke ingang de gevraagde jachtaktes aan verzoekers te verlenen;
  • bepaalt dat bovenstaande voorlopige voorziening blijft gelden totdat deze wordt opgeheven, dan wel totdat twee weken zijn verstreken na de bekendmaking van het besluit op administratief beroep;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 543,- (3 zaken ad € 181,-) aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
  • € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van der Ven, griffier, op 24 september 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Regelgeving
* Artikel 3.28, lid 3, aanhef en onder a, van de Wnb
De jachtakte wordt geweigerd indien:
er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid een geweer en munitie voorhanden te hebben, van de bevoegdheid om de jacht uit te oefenen, of van de hem toekomende bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding als bedoeld in paragraaf 3.4 misbruik zal maken, of zodanig gebruik zal maken dat hij een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen.
* Artikel 3.28a, lid 1, aanhef en onder b, van de Wnb
De jachtakte wordt, onverminderd het bepaalde in de artikel 3.28, slechts verleend indien:
de aanvrager heeft meegewerkt aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie op grond van artikel 6a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet wapens en munitie aangewezen onderzoek.
* Artikel 3.28a, lid 2, van de Wnb
Het eerste lid, met uitzondering van onderdeel a, is niet van toepassing op de aanvrager die reeds in het bezit is van een jachtakte waarvan de geldigheidsduur nog niet is verstreken, tenzij de toepassing van de onderdelen b, c of d, naar het oordeel van de korpschef, noodzakelijk is voor een deugdelijke beoordeling van het bepaalde in artikel 3.28, derde lid, onderdeel a.
* Artikel 6a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet wapens en munitie (Wwm)
Ontheffingen op grond van artikel 4, erkenningen op grond van artikel 9 en verloven op grond van de artikelen 28, 29 en 32 worden, onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 7, slechts verleend indien de aanvrager heeft meegewerkt aan een door Onze Minister aangewezen onderzoek op grond waarvan kan worden beoordeeld of er verhoogde kans is op de situatie bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c.
* Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wwm
De in deze wet genoemde erkenningen, consenten, vergunningen, verloven en ontheffingen worden, onverminderd de bijzondere gronden tot weigering daarvan en onverminderd verordening (EU) nr. 258/2012, geweigerd indien er reden is om te vrezen dat aan de aanvrager het onder zich hebben van wapens of munitie niet kan worden toevertrouwd.
* De invulling van het ‘vrees voor misbruik’ criterium is opgenomen in de Circulaire wapens en munitie 2019, onderdeel B/1.2.