ECLI:NL:RBNNE:2021:4187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
LEE 21/2552
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ingetrokken jachtakte en vuurwapenverloven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die in het verleden meerdere jachtaktes en vuurwapenverloven heeft verkregen, heeft tegen het besluit van de Korpschef van de Politie geprocedeerd, waarbij zijn jachtakte en vuurwapenverloven op 18 mei 2021 zijn ingetrokken. Dit besluit volgde op een incident op 27 november 2020, waarbij verzoeker twee schapen met een kogelgeweer heeft doodgeschoten op privéterrein. De Korpschef had twijfels over de verantwoordelijkheid van verzoeker om wapens en munitie in bezit te hebben, wat leidde tot de intrekking van de vergunningen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat het bestreden besluit onvoldoende grondslag had. De rechter oordeelde dat de bewijslast bij de verweerder ligt en dat deze niet voldoende heeft aangetoond dat er reden was om aan de verantwoordelijkheid van verzoeker te twijfelen. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de Korpschef en bepaalde dat verzoeker zich mocht gedragen alsof hij nog in het bezit was van de ingetrokken jachtakte en vuurwapenverloven, totdat er een besluit op het administratief beroep was genomen. Tevens werd de Korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het intrekken van vergunningen en de rechten van verzoekers in bestuursrechtelijke procedures. De voorzieningenrechter heeft de zaak met zorg behandeld en de belangen van verzoeker gewogen tegen de argumenten van de verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2552

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.C.H. van Schooten),
en

de Korpschef van de Politie, verweerder(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: de minister van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

In het besluit van 18 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aan eiser verstrekte jachtakte en verschillende vuurwapenverloven ingetrokken.
Verzoeker heeft administratief beroep ingesteld bij de minister van Justitie en Veiligheid. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de minister van Justitie en Veiligheid (de derde-partij) aangemerkt als belanghebbende in deze zaak.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 september 2021 op zitting behandeld, waarbij verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen zijn gemachtigde. De derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van voldoende spoedeisend belang.
3. Verzoeker heeft in het verleden meermaals een jachtakte en verschillende vuurwapenverloven toegekend gekregen. Verzoeker maakt hiervan beroepsmatig gebruik.
4. Naar aanleiding van een incident op 27 november 2020 (doodschieten van twee schapen met een kogelgeweer op privéterrein) is bij verweerder twijfel gerezen of het verantwoord is dat verzoeker wapens en munitie voor handen heeft. Deze twijfel heeft geresulteerd in het thans voorliggende besluit.
5. De voorzieningenrechter heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat de onderhavige besluitvorming een intrekking betreft en daarmee een belastend besluit is. Omdat er sprake is van een belastend besluit rust de bewijslast in eerste instantie op verweerder.
6. Gelet op het bestreden besluit en de verdeling van de bewijslast is het eerst aan verweerder om aannemelijk te maken dat in het incident met de twee schapen (op 27 november 2020) voldoende grond gelegen is om te kunnen spreken van twijfel of het verantwoord is dat verzoeker wapens en munitie voor handen heeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder hier niet in geslaagd.
De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat verzoeker ter zitting een uitgebreide uiteenzetting heeft gegeven van de inspanningen die zijn verricht in de week voorafgaand aan het doodschieten van de schapen, welke inspanningen niet zijn weersproken. Verzoeker heeft veel moeite gedaan om de losgebroken schapen te achterhalen en te vangen, ook vanuit de wetenschap dat het doodschieten van de schapen een laatste redmiddel is en dus niet de voorkeur heeft. Ook heeft verzoeker ter zitting uiteengezet waarom het gebruik maken van een schaapsherder (met honden) voor zijn schapen geen optie is. Reden hiervoor is dat de schapen van verzoeker niet gewend zijn aan honden, waardoor deze schapen zich niet laten drijven. Verzoeker heeft gesteld dat hij een bedrijf heeft dat vee (schapen,
schotse hooglanders en dergelijke) op verzoek van landschapsbeheerders laat grazen in natuurgebieden. Hij heeft er op gewezen dat hij geen belang heeft bij het onnodig afschieten van zijn eigen vee.
Daarnaast acht de voorzieningenrechter van belang dat verweerders uiteenzetting van het gebeurde, zoals opgenomen in het bestreden besluit, niet wordt ondersteund door objectiveerbare gegevens zoals processen-verbaal of mutatierapporten. De in het dossier opgenomen mutaties hebben geen betrekking op het incident op 27 november 2020.
7. Gelet op het relaas van verzoeker en het ontbreken van objectiveerbare gegevens zoals processen-verbaal of mutatierapporten is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit een voldoende grondslag ontbeert. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen en het bestreden besluit schorsen tot twee weken na bekendmaking van het besluit op administratief beroep. De voorlopige voorziening houdt in dat verzoeker zich mag gedragen als ware hij nog in het bezit van de (door verweerder ingetrokken) jachtakte en vuurwapenverloven. Deze voorziening blijft gelden totdat deze wordt opgeheven, dan wel totdat twee weken zijn verstreken na de bekendmaking van het besluit op administratief beroep.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het betaalde griffierecht aan verzoeker vergoedt.
9. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit van 18 mei 2021 tot twee weken na de bekendmaking van het besluit op het administratief beroep;
  • bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker zich mag gedragen als ware hij nog in het bezit van de (door verweerder ingetrokken) jachtakte en vuurwapenverloven;
  • bepaalt dat bovenstaande voorlopige voorziening blijft gelden totdat deze wordt opgeheven, dan wel totdat twee weken zijn verstreken na de bekendmaking van het besluit op administratief beroep;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.D.C. van der Ven, griffier, op 23 september 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.