ECLI:NL:RBNNE:2021:4183

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
LEE 21/1508
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake mijnbouwschade door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende mijnbouwschade. Eiser, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin geen schadevergoeding was toegekend. Het beroep was echter ingediend na het verstrijken van de beroepstermijn van zes weken, die eindigde op 12 mei 2021. Eiser had zijn beroepschrift gedateerd op 19 mei en het was op 21 mei 2021 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om deze verschoonbaar te achten. Eiser had verklaard op de hoogte te zijn van de termijn en had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de late indiening zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift te laat was ingediend en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1508

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: K. Winterink en P. Zoeten).

Procesverloop

In het besluit van 7 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiser geen schadevergoeding toegekend.
In het besluit van 30 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1.1
De rechtbank stelt vast – zoals ook door eiser is erkend – dat het beroep na afloop van de termijn van zes weken (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb) is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep eindigde op 12 mei 2021 en het beroepsschrift is gedateerd op 19 mei en meer dan een week na afloop van de termijn, namelijk op 21 mei 2021, ontvangen door de rechtbank.
1.2
Als redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege (artikel 6:11 van de Awb).
1.3
Eiser voert aan dat de late indiening van het beroepschrift te maken heeft met de inschakeling van een werkgroep mijnbouwschade na het bestreden besluit. Na afloop van de termijn heeft eiser zijn zoon gemachtigd en verzocht beroep in te stellen.
1.4
Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij op de hoogte was van de beroepstermijn van zes weken. In het bestreden besluit staat aangegeven op welke manier beroep kan worden ingediend. De jurisprudentie over het niet tijdig indienen van een beroepschrift is strikt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat eiser in staat was om tijdig bezwaar in te dienen en adequaat en snel te reageren op verzoeken en brieven van verweerder. Eiser heeft ter zitting verklaard dat er geen bijzondere omstandigheden speelden in de beroepstermijn die hebben gemaakt dat hij geen beroepschrift kon indienen voor het afloop van de beroepstermijn. Ook met het inschakelen van een werkgroep mijnbouwschade lag het op de weg van eiser om binnen de beroepstermijn een beroepschrift in te dienen.
De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht en ook overigens geen bijzondere omstandigheden waarbij redelijkerwijs moet worden geoordeeld dat eiser niet in verzuim was bij het indienen van het beroepschrift na afloop van de termijn.
Dat betekent dat het beroepschrift te laat is ingediend.
1.5
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2021 door
mr. J.W. Sijnstra-Meijer, rechter, in aanwezigheid vanA.J. van Bruggen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.