In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 september 2021 een beschikking gegeven over de vervangende toestemming voor de coronavaccinatie van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige 1]. De minderjarige is geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2009 en zijn ouders zijn het niet eens over de vaccinatie. De moeder is voor vaccinatie, terwijl de vader zich verzet tegen zowel vaccinatie als testen op corona. De minderjarige heeft de rechter verzocht om toestemming voor vaccinatie, omdat hij zich zorgen maakt over de gezondheid van zijn zieke oma en zelf niet besmet wil raken.
De rechter heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De rechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat het geschil over de vaccinatie valt onder artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. De vader heeft bezorgdheid geuit over de risico's van het vaccin, maar de rechter heeft deze zorgen als ongefundeerd bestempeld. Hij heeft benadrukt dat kinderen ook ernstig ziek kunnen worden van corona en dat de voordelen van vaccinatie opwegen tegen de risico's.
De rechter heeft uiteindelijk besloten om vervangende toestemming te verlenen voor de coronavaccinatie van [de minderjarige 1], met de verklaring dat deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat de vaccinatie op korte termijn kan plaatsvinden, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die de vader zou kunnen aanwenden. De beschikking is mondeling gegeven door mr. B.R. Tromp en schriftelijk vastgesteld op 22 september 2021.