Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefzusje. De zaak betreft seksuele handelingen die plaatsvonden in de periode van 1 januari 2019 tot en met 21 oktober 2020. De minderjarige, geboren in 2006, heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn stiefzusje, die op dat moment zes en later zeven jaar oud was. De rechtbank heeft de minderjarige een jeugddetentie van 63 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 augustus 2021, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. K.E. Wielenga, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. A. Hertogs.
De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de handelingen nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, hoewel zij jong was, voldoende steun vonden in de medische bevindingen en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het seksueel binnendringen van de vagina of anus van het slachtoffer, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de problematiek die hij ervaart, zoals een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezen feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.