ECLI:NL:RBNNE:2021:4089

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
18/014109-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor ontuchtige handelingen met stiefzusje

Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefzusje. De zaak betreft seksuele handelingen die plaatsvonden in de periode van 1 januari 2019 tot en met 21 oktober 2020. De minderjarige, geboren in 2006, heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn stiefzusje, die op dat moment zes en later zeven jaar oud was. De rechtbank heeft de minderjarige een jeugddetentie van 63 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 augustus 2021, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. K.E. Wielenga, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. A. Hertogs.

De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de handelingen nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, hoewel zij jong was, voldoende steun vonden in de medische bevindingen en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het seksueel binnendringen van de vagina of anus van het slachtoffer, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de problematiek die hij ervaart, zoals een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezen feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/014109-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 augustus 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 21 oktober 2020 te Leeuwarden en/of Joure, in elk geval in Nederland, (meermalen) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in en/of tegen de vagina en/of de anus en/of de mond en/of het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina en/of het betasten van/wrijven over en/of het likken aan de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 21 oktober 2020 te Leeuwarden en/of Joure, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (meermalen) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de anus en/of de mond en/of het betasten van/wrijven over en/of het likken aan de vagina van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Alle seksuele handelingen genoemd in de tenlastelegging kunnen worden bewezen op grond van de verklaring van het slachtoffer die gesteund wordt door de conclusie van het top-teen onderzoek in het Medisch Centrum Leeuwarden waaruit blijkt dat er onregelmatigheden bij de anus van het slachtoffer zijn geconstateerd. Voorts vindt de verklaring van het slachtoffer ook steun in de verklaring van verdachte, omdat hij de wijze waarop de handelingen hebben plaatsgevonden bevestigt en dit past bij het binnendringen van het lichaam. Ook wanneer verdachte tussen de schaamlippen van het slachtoffer is geweest, is er sprake van binnendringen van het lichaam.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van het binnendringen van het lichaam van het slachtoffer met betrekking tot de anus en de vagina. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een duidelijke en eerlijke verklaring heeft afgelegd en dat er geen aanleiding is om deze verklaring niet te volgen. Dat betekent dat er enkel sprake is van binnendringen van het lichaam doordat het slachtoffer de penis van verdachte in de mond heeft gehad en dat er op twee momenten seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting een deels bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat er op twee momenten seksuele handelingen met het slachtoffer, zijn stiefzusje, hebben plaatsgevonden. De eerste keer was in Joure. Hij weet niet meer precies wanneer dat was, maar volgens hem was het in de winterperiode en korte tijd voordat zijn broertje [naam 3] werd geboren, dus voor 10 januari 2020. De familie woonde toen al op [straatnaam] in Leeuwarden. Hij heeft toen met zijn hand of vingers over de ontblote plasser van het slachtoffer gewreven en heeft hij haar plasser gelikt. De tweede keer vond plaats op 21 oktober 2020 in Leeuwarden. Hij heeft toen het slachtoffer gevraagd of ze wilde dat hij haar plasser ging likken of dat zij zijn penis in de mond nam. Het slachtoffer heeft niet op de vraag gereageerd en uiteindelijk de penis van verdachte in de mond genomen. Hierna is verdachte met ontbloot onderlichaam achter het ontblote onderlichaam van het slachtoffer gaan zitten en heeft hij met zijn penis tegen haar vagina gedrukt. Volgens verdachte is hij met zijn penis niet in de anus of vagina van het slachtoffer geweest.
De verklaring van verdachte maakt op de rechtbank een authentieke indruk en de rechtbank ziet op voorhand geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring te twijfelen.
Het slachtoffer is een heel jong meisje, dat ten tijde van het studioverhoor zeven jaar was. Zij heeft onder andere verklaard (aan haar moeder) dat er in Joure (toen ze bij haar pake en beppe op bezoek was en verdachte ook mee was) seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en dat er op de dag dat ze haar moeder over de seksuele handelingen heeft verteld, op 21 oktober 2020, in Leeuwarden seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Zij heeft tijdens het studioverhoor verteld dat er op nog meer momenten seksuele handelingen plaatsvonden. Zij heeft verklaard dat verdachte met zijn mond bij haar plasser is geweest en dat zij ook zijn plasser in de mond heeft genomen. Ook zou verdachte haar een keer hebben gevraagd wat zij wilde. Voorts heeft ze verklaard dat verdachte met zijn plasser bij haar kont en bij haar plasser is geweest. Over de wijze waarop deze handelingen plaatsvonden, heeft zij vrijwel identiek verklaard als verdachte. Uit haar verklaring blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk of verdachte daadwerkelijk met zijn penis in haar anus of vagina is geweest.
Het slachtoffer is op 17 november 2020 voor een top-teen onderzoek in het Medisch Centrum Leeuwarden geweest. De conclusie van dit onderzoek is dat er “vermoedelijk enige ondersteuning is voor seksueel misbruik”. Het rapport vermeldt tevens dat: “het is denkbaar dat de anus gelet op enige onregelmatigheid in plooiing en vlakker aspect dan gemiddeld, tekenen toont van gepleegde handelingen”. Van aanwijzingen dat de vagina seksueel is binnengedrongen, is niet gebleken. Uit dit onderzoek blijkt ook dat het slachtoffer last heeft van obstipatie en zindelijkheidsproblemen, hetgeen al langer dan de disclosure, vermoedelijke 1,5 jaar speelt.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd onderzoek niet kan worden geconcludeerd dat sprake is geweest van het seksueel binnendringen van de anus en de vagina.
Door de officier van justitie is aangevoerd dat ook bij het tussen de schaamlippen brengen van de penis sprake is van binnendringen van het lichaam. De verklaring van het slachtoffer is echter over het binnendringen en ook of de penis van verdachte tussen de schaamlippen is geweest niet duidelijk en verdachte ontkent dit. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewijsbaar dat verdachte met zijn penis in de vagina of anus van het slachtoffer is geweest en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Het slachtoffer heeft in het studioverhoor verklaard dat de seksuele handelingen vaker hebben plaatsgevonden. Ze heeft bij de politie niet verklaard over dat er seksuele handelingen in Joure, in het bos bij het huis van pake en beppe, hebben plaatsgevonden. Ze heeft wel verklaard over de handelingen die daar hebben plaatsgevonden. Ze heeft namelijk aan haar moeder verteld dat er in Joure seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en die heeft dat in haar aangifte genoemd. De seksuele handelingen waarover het slachtoffer heeft verklaard en de wijze waarop deze handelingen hebben plaatsgevonden komen nagenoeg overeen met de verklaring van verdachte. Volgens verdachte zijn verklaring hebben deze seksuele handelingen op twee momenten plaatsgevonden. Van andere concrete situaties, naast deze twee momenten, blijkt ook niet uit de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank kan daarom op grond van de verklaring van het slachtoffer niet vaststellen of de seksuele handelingen vaker dan de keren in Joure en op 21 oktober 2020 hebben plaatsgevonden en in welke periode de seksuele handelingen hebben plaats gevonden. De rechtbank zal daarom de verklaring van verdachte volgen omtrent de frequentie en de periode dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Concreet betekent het voorgaande het volgende voor de bewezenverklaring.
Op 21 oktober 2020 te Leeuwarden heeft verdachte zijn penis in de mond van het slachtoffer en tegen de vagina van het slachtoffer gebracht. Op deze dag heeft verdachte dus seksuele handelingen gepleegd die mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam. Het primair ten laste gelegde kan daarom ten aanzien van deze dag en deze handelingen worden bewezen.
In de tenlastelegging is opgenomen dat het feit, het binnendringen van het lichaam, meermalen is gepleegd, te weten in Leeuwarden en in Joure en in de tenlastelegging is een langere periode opgenomen dan dat de handelingen plaatsvonden. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de handelingen in Joure en de langere periode vrijspreken. Doordat verdachte hiervan wordt vrijgesproken, komt de rechtbank voor deze periode en de handelingen in Joure toe aan het subsidiair ten laste gelegde. Doordat meermalen is ten laste gelegd in het primair ten laste gelegde, en deze feiten qua tijd en plaats niet overeenkomen, vat de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde op als een impliciet cumulatief ten laste gelegd feit.
Uitgaande van de verklaring van verdachte hebben de ontuchtige handelingen in Joure plaatsgevonden voor 10 januari 2020 en in ieder geval vanaf het moment dat de familie op [straatnaam] in Leeuwarden is komen wonen. Dat is volgens het dossier vanaf 3 oktober 2019. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte in de periode van 3 oktober 2019 tot 10 januari 2020 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het wrijven/betasten van de vagina en het likken van de vagina.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2020, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020296127 van 7 januari 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 november 2020, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2020, opgenomen op pagina 59 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [naam 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair
hij op 21 oktober 2020 te Leeuwarden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en in de mond van die [slachtoffer]
en
subsidiair
hij in de periode van 3 oktober 2019 tot 10 januari 2020 te Joure, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van/wrijven over en het likken aan de vagina van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van 21 oktober 2020:
primair met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam en
ten aanzien van de periode 3 oktober 2019 tot 10 januari 2020:
subsidiair met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij in de strafmaat rekening zal houden met de omstandigheid dat het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Zij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 123 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden, dat verdachte:
- zich gedurende een door de Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, te bepalen periode en op door deze instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- meewerkt aan de behandeling bij Accare of soort gelijke instelling, voor zolang voornoemd Regiecentrum dit tijdens de proeftijd nodig acht.
De door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde voorwaarde van de verplichting tot het volgen van onderwijs vindt de officier van justitie niet nodig, omdat verdachte leerplichtig is en dus verplicht is naar school te gaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie dagen met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie zijn gevorderd. De raadsman heeft hiertoe onder meer het volgende aangevoerd.
Er is een groot verschil tussen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) voor het feit van het lichaam binnendringen en het feit van het plegen van ontuchtige handelingen. Uitgaande van de verklaring van verdachte heeft hij zijn penis in de mond van het slachtoffer gebracht. Dit is een heel ander soort handeling dan de vagina of de anus binnendringen. Het gebeurde betreft de ondergrens van het binnendringen en hiermee moet in de strafmaat rekening worden gehouden. Ook moet in de strafmaat rekening gehouden worden met de omstandigheid dat verdachte al erg is gestraft doordat hij niet meer met zijn familie mag samenwonen en hierdoor geen contact meer heeft met zijn broer.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op dertienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn toen zesjarige stiefzusje. Toen verdachte veertien jaar was heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen die mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam van zijn stiefzusje, die toen inmiddels zeven jaar was.
Verdachte heeft met deze handelingen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de seksuele integriteit van het erg jonge slachtoffer, terwijl dit misbruik ook nog eens plaatsvond in een gezinssituatie waarin zij zich juist veilig moet kunnen voelen. Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Naar aanleiding van deze feiten is verdachte drie dagen in verzekering gesteld. Deze dagen mocht hij thuis verblijven. Door zijn vader en zijn stiefmoeder is echter besloten dat verdachte niet meer bij hen kan wonen. Hij is eerst met zijn vader, zijn broer en zusje bij vrienden gaan wonen. Inmiddels woont verdachte als enige van het gezin met een machtiging uithuisplaatsing in een pleeggezin (vrienden van zijn vader). Hij gaat daar naar een nieuwe school en moet daar zijn leven opnieuw opbouwen. Hij heeft door deze situatie weinig contact meer met zijn vader en zijn broer en zusje spreekt hij niet meer.
Uit het rapport van de Raad blijkt het volgende. Verdachte is een jongen met een belast verleden. Hij heeft onveiligheid ervaren op school doordat hij gepest werd. Ook thuis bij zijn moeder heeft hij onveiligheid ervaren, omdat deze onvoorspelbaar was, er geen structuur en begrenzing was en een onveilige situatie met een oom en de scheidingsproblematiek van zijn ouders. Verdachte is in 2018 onder toezicht gesteld (deze is jaarlijks verlengd) en met een machtiging uit huis geplaatst waardoor hij in februari 2020 bij zijn vader en stiefmoeder is gaan wonen. Verdachte heeft posttraumatische stressstoornis (PTSS) klachten en er zou sprake kunnen zijn van hechtingsproblematiek. Dit laatste is echter niet onderzocht en kan daardoor niet worden vastgesteld. Daarnaast is er bij verdachte sprake van autismespectrumstoornis (ASS) problematiek, waardoor hij sociale situaties niet goed kan inschatten. Hierdoor kan hij ook signalen met betrekking tot seksuele grenzen niet goed inschatten. Ook kan verdachte zijn eigen gevoelens niet goed inschatten. Gevoelens van lust en opwinding heeft hij ervaren als een stem die zegt dat hij iets moet doen. Dit heeft uiteindelijk de overhand genomen en verdachte was onvoldoende in staat dit te reguleren en op een adequate en passende manier mee om te gaan. Een complicerende factor hierbij is dat seksualiteit vanwege zijn cultuur niet of nauwelijks bespreekbaar was in zijn thuissituatie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank -met de officier van justitie- van oordeel dat verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd mede door zijn persoonlijkheidsproblematiek en dan met name de ASS-problematiek. Hierdoor had hij onvoldoende vaardigheden om weerstand te bieden aan zijn lustgevoelens.
De rechtbank zal daarom in de strafmaat rekening houden met de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Voorts blijkt uit het rapport van de Raad het volgende. Verdachte moet naar aanleiding van het misbruik in een pleeggezin wonen. Verdachte had al een laag zelfbeeld en hij heeft depressieve en soms suïcidale gedachten en gevoelens. Hij denkt dat hij niet kan voldoen in voor hem onbekende situaties. Indien verdachte niet wordt behandeld zal verdachte in zijn leven steeds blijven aanlopen tegen een wereld die hem niet goed begrijpt of geen geduld heeft om hem te leren kennen. Ook moet hij leren zichzelf goed te begrijpen. Dit is ook van belang om het recidiverisico te verminderen. Verdachte is al gestart met een behandeling bij Accare. Deze behandeling leert hem de (seksuele) grenzen van anderen te herkennen en te respecteren. Verdachte doet goed zijn best. Daarnaast zet Accare in op herstel in het systeem door middel van systeemgerichte hulp. De Raad vindt het van het groot belang dat deze behandeling door blijft gaan. De Raad adviseert daarom oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering en de verplichting mee te werken aan de behandeling door Accare.
Door de raadsonderzoeker is ter terechtzitting de rechtbank in overweging gegeven als bijzondere voorwaarde ook op te nemen dat verdachte verplicht is naar school te gaan, omdat de gezinsvoogd veel zorgen heeft over de schoolgang van verdachte.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, geven als uitgangspunt voor dergelijke feiten -bij een first offender- een onvoorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden.
De rechtbank is, gelet op de hiervoor weergegeven persoonlijke omstandigheden van verdachte, de omstandigheid dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend en in combinatie met zijn leeftijd, van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie naast de dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht, geen passende straf is. De rechtbank houdt ook rekening met de gevolgen die de strafbare feiten voor verdachte hebben: verdachte woont ondanks zijn jonge leeftijd niet meer bij zijn familie en hij heeft bovendien zeer weinig tot geen contact met zijn familie. De rechtbank vindt dat een werkstraf geen recht doet aan de ernst van de strafbare feiten. De rechtbank vindt een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Aan deze straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden van verplicht toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering en het blijven volgen van de behandeling bij Accare opleggen. Daarmee probeert de rechtbank verdachte handvatten mee te geven, zodat hij in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt en hij leert de (seksuele) grenzen van anderen te herkennen en respecteren. Gelet op de omstandigheid dat verdachte leerplichtig is, vindt de rechtbank het niet nodig als voorwaarde op te leggen dat verdachte verplicht is naar school te gaan.

Benadeelde partij

[naam 1] heeft zich namens haar minderjarige dochter [slachtoffer] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,-- ter vergoeding van materiële schade en een maximale vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schade onvoldoende is onderbouwd. De officier van justitie vindt het in dit geval, gelet op de complexe familierelatie, te weten dat [naam 1] tevens de stiefmoeder van minderjarige verdachte is, ook niet passend om naar redelijkheid en billijkheid de schade vast te stellen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht conform de vordering van de officier van justitie de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft aangevoerd dat het onduidelijk is of de gezaghebbende van verdachte, zijn vader, de vordering heeft ontvangen, het onduidelijk is of zijn vader en stiefmoeder, die wettelijke vertegenwoordiger van het slachtoffer is, nog getrouwd zijn, en dat de vordering onvoldoende duidelijk en niet onderbouwd is.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. Tevens zal, gelet op de complexe familierelaties en de daardoor ontstane onduidelijkheid in de aansprakelijkheid, de immateriële schade ook niet naar redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld. De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd in de periode van 1 januari 2019 tot 21 oktober 2020 en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair ten laste gelegde gepleegd op 21 oktober 2020 en het subsidiair ten laste gelegde gepleegd in de periode van 3 oktober 2019 tot 10 januari 2020 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 60 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres [straatnaam] te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd meewerkt aan de reeds gestarte ambulante behandeling bij Accare, of een soortgelijke instelling, zulks op aanwijzing van het Regiecentrum, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven en voor zolang het Regiecentrum dit nodig acht.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partij

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. K. Bunk en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2021.
Mr. K. Bunk en G.T. Zandstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.