ECLI:NL:RBNNE:2021:4088

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
18/316611-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige voor afpersing met bedreiging van geweld

Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige veroordeeld voor het samen met een andere minderjarige plegen van afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 december 2020 in Leeuwarden, waar de minderjarige verdachte, samen met een medeverdachte, onder bedreiging van een mes een andere minderjarige heeft gedwongen zijn mobiele telefoon en geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan het feit een afspraak hadden gemaakt met het slachtoffer om vuurwerk te verkopen, maar dat dit leidde tot een gewelddadige afpersing. De rechtbank heeft de minderjarige veroordeeld tot een jeugddetentie van 34 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en heeft daarnaast een leerstraf van 20 uren en een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, en heeft de inbeslaggenomen telefoon aan de verdachte teruggegeven. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die nog nooit eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, maar heeft hem vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij samen met zijn medeverdachte op het slachtoffer is afgerend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/316611-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 augustus 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bonthuis, advocaat te Joure.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2020 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone) en/of geld (€ 20), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een ander toebehoorde, door op die [slachtoffer] af te rennen en/of (vervolgens) een mes (met de punt) in de richting van (de buik van) die [slachtoffer] te houden en/of (daarbij) aan die [slachtoffer] toe te voegen; "Geef je telefoon" (en/of) "en je code" en/of "geef al je spullen", althans woorden van gelijke aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Zij heeft onder meer aangevoerd, dat het in vereniging plegen van afpersing kan worden bewezen, maar dat niet kan worden bewezen dat verdachte samen met een ander op aangever [slachtoffer] is afgerend. Zij volgt hierin de verklaring van verdachte en zijn medeverdachte.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is -met de officier van justitie- van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte op aangever [slachtoffer] is afgerend en spreekt hem hiervan vrij. De rechtbank volgt hierin de verklaring van verdachte, omdat deze het meest passend is bij de feiten en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Namelijk dat verdachte en zijn medeverdachte voorafgaande aan het feit met aangever een afspraak hadden gemaakt om vuurwerk aan hem te verkopen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 december 2020, opgenomen op pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020343584 van 3 maart 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 december 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, type iPhone en geld, te weten € 20,--, toebehorende aan die [slachtoffer] , door een mes met de punt in de richting van de buik van die [slachtoffer] te houden en daarbij aan die [slachtoffer] toe te voegen; "Geef je telefoon" en "en je code" en "geef al je spullen".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een leerstraf, bestaande uit het leertraject “Tools4U” voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie en een jeugddetentie voor de duur van 124 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van 34 dagen voorarrest en een proeftijd van twee jaren en de volgende bijzondere voorwaarden, dat verdachte:
- in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan zes maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, zich gedurende een door de Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, te bepalen periode en op door deze instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- een dagbesteding heeft en/of onderwijs volgt;
- geen verdovende middelen en alcohol gebruikt en meewerkt ten hoeve van de naleving van deze verboden aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- zich ter controle elektronisch laat monitoren door Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht met een maximale tijd van drie maanden;
- meewerkt aan behandeling die Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden nodig acht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie met de voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie. De raadsman heeft aangevoerd dat gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Stafrecht er maximaal een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen kan worden opgelegd. De raadsman is van mening dat er sprake is van 33 dagen aftrek in plaats van 34 dagen en dat dit in de op te leggen straf moet worden verwerkt. Voorts heeft de raadsman bepleit dat, gelet op de begeleiding en hulpverlening die verdachte heeft gehad en in het kader van de voorwaarden nog steeds zal hebben, een leerstraf te veel voor hem is en dat enkel de motivering van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) dat deze wenselijk is, onvoldoende reden is om deze op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 27 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De zestienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het afpersen van een veertienjarige jongen. Samen met een vriend heeft verdachte ’s middags een afspraak met het slachtoffer gemaakt om illegaal vuurwerk aan hem te verkopen. Via de chat kwamen ze erachter dat het slachtoffer een dure telefoon had. Deze telefoon wilden ze hebben om te kunnen verkopen. Ze hebben een plan gemaakt om de het slachtoffer af te persen. Toen verdachte en zijn medeverdachte alleen met het slachtoffer waren, heeft de medeverdachte -zoals van te voren was afgesproken- een mes gepakt en in de richting van de jongen gehouden. Onder bedreiging van het mes heeft het slachtoffer vervolgens zijn telefoon met pincode en geld aan verdachte en zijn medeverdachte afgegeven.
Dit is een ernstig feit. Verdachte en zijn medeverdachte hebben het jonge kwetsbare slachtoffer een enorme schrik aangejaagd door hem in het donker op de openbare weg met gebruikmaking van een mes te beroven. Tevens veroorzaken dit soort feiten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij nog nooit eerder met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is voor het onderhavige feit in verzekering gesteld en bij de ingang van de inbewaringstelling is zijn voorlopige hechtenis met voorwaarden geschorst. Verdachte heeft de voorwaarden overtreden en heeft vervolgens nog dertig dagen in voorlopige hechtenis gezeten voordat hij op opnieuw werd geschorst. Tijdens de laatste schorsing zijn naast toezicht van de jeugdreclassering onder andere ook de voorwaarden van deelname aan het traject Intensief Toezicht en Begeleiding (hierna: ITB) Harde Kern met elektronische monitoring opgelegd.
Uit het rapport van de Raad en het dossier blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van de afpersing veel blowde Volgens de Raad heeft verdachte veel voordeel bij de hulpverlening, de strakke kaders en het ritme en de structuur die hij ontvangt, mede omdat hij nu bij zijn vader woont en daar hulpverlening is ingezet. Verdachte heeft een dagbesteding en hij lijkt inzicht te tonen in dat het voortaan anders moet. Verdachte is beïnvloedbaar en impulsief. De ingezette hulpverlening moet verdachte ondersteunen in het weerbaar worden en de juiste keuzes maken. De ontwikkeling die verdachte laat zien is zeer positief, maar nog erg pril. Om dit vast te houden adviseert de Raad door te gaan met de jeugdreclassering en met het traject ITB Harde Kern voor de eerste zes maanden van de proeftijd om verdachte nog meer weerbaar te maken. Wanneer hij dan op termijn meer vrijheden krijgt, kan hij laten zien dat hij het kan maar kan hij ook teruggefloten worden indien het hem nog niet lukt. Ook doorgaan met de elektronische monitoring vindt de Raad van belang, zodat er goed zicht blijft op verdachte. Op deze manier kan er langzaam aan afgebouwd worden, waarbij hij geleidelijk steeds meer vrijheden krijgt en getoetst kan worden hoe hij hiermee omgaat. De overgang naar een reguliere jeugdreclasseringsmaatregel, toezicht en begeleiding, schat de Raad nu nog te groot in aangezien verdachte eerst nog intensieve begeleiding vanuit ITB Harde Kern nodig heeft voor de ontwikkeling in zijn persoonsvorming en het blijvend goed vorm kunnen geven aan zijn dagelijkse leven met minder begrenzing. Daarnaast vindt de Raad de leerstraf Tools4U regulier wenselijk. Verdachte moet zijn vaardigheden versterken, zodat hij steviger in zijn schoenen komt te staan. Tevens heeft hij voordeel bij de herhaling van het aanleren van vaardigheden op verschillende manieren om zich deze vaardigheden eigen te maken.
De Raad adviseert daarom oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden om het hulpverleningstraject vorm te geven en oplegging van de leerstraf Tools4U van 20 uren.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij veel baat heeft bij de hulpverlening en heeft verzocht het traject, ook met de elektronische monitoring, voorlopig te continueren.
Gelet op de ernst van het feit vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, te weten 34 dagen, passend en geboden en zal deze straf opleggen.
De rechtbank heeft de indruk gekregen dat verdachte oprecht spijt heeft van de afpersing en dat hij open is over wat er is gebeurd. Ook is hij open over zijn softdrugs gebruik en dit gebruik is wel zorgelijk. Verdachte heeft in het verleden veel gebruikt en de kans is groot dat wanneer hij geen goede begeleiding hierbij krijgt hij opnieuw gaat gebruiken waardoor de kans dat verdachte opnieuw een strafbaar feit gaat plegen groter wordt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het (elektronisch) toezicht en de intensieve begeleiding, zoals geadviseerd door de Raad, moeten worden gecontinueerd en opgelegd. De rechtbank zal niet de voorwaarde opleggen van meewerken aan hulpverlening vanuit MST Jeugdhulp Friesland, omdat deze hulpverlening inmiddels is afgelopen. Ook de voorwaarde van meewerken aan een behandeling zal de rechtbank niet opleggen, omdat onduidelijk is gebleven wat voor soort behandeling dit zou moeten zijn.
In tegenstelling tot de officier van justitie vindt de rechtbank, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Stafrecht en de omstandigheden dat verdachte first-offender is en zich al langere tijd aan strenge voorwaarden heeft gehouden, een voorwaardelijke jeugddetentie niet passend en nodig. De rechtbank zal daarom, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie, een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren met bijzondere voorwaarden opleggen.
Daarnaast acht de rechtbank de leerstraf Tools4U voor de duur van 20 uren nodig, zodat verdachte de vaardigheden op verschillende manieren krijgt aangeleerd en de kans groter is dat hij ze goed aanleert.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is -met de officier van justitie- van oordeel dat de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen telefoon, een Apple iPhone, aan hem teruggegeven moet worden nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 34 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject “Tools4U” voor de duur van 20 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.

een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat veroordeelde:
1. zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres [straatnaam] te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht en de aanwijzingen van deze instelling opvolgt;
2. de eerste zes maanden van de onder 1. genoemde maatregel van Toezicht en Begeleiding meewerkt aan de maatregel van ITB Harde Kern, waarbij hij zich maximaal de eerste drie maanden elektronisch laat monitoren door Regiecentrum Bescherming en Veiligheid;
3. door Regiecentrum Bescherming en Veiligheid goedgekeurde dagbesteding heeft en/of onderwijs volgt;
4. geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controle hierop door, op aanwijzing van het Regiecentrum, mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Draagt Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggaveaan verdachte, voornoemd, van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon, merk/type Apple iPhone (goednummer 1341472).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. K. Bunk en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2021.
Mr. K. Bunk en G.T. Zandstra-Alkema zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.