Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige veroordeeld voor het samen met een andere minderjarige plegen van afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 december 2020 in Leeuwarden, waar de minderjarige verdachte, onder bedreiging van een mes, een andere minderjarige heeft gedwongen zijn mobiele telefoon en geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan het feit een afspraak hadden gemaakt met het slachtoffer om vuurwerk te verkopen, maar dat ze in plaats daarvan het slachtoffer hebben afgeperst. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachte op het slachtoffer is afgerend, en sprak hem hiervan vrij. Echter, het feit dat de verdachte het slachtoffer onder bedreiging van een mes heeft gedwongen tot afgifte van zijn telefoon en geld, werd wel bewezen. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoon van de verdachte, die nog nooit eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank besloot dat de verdachte zijn straf moest ondergaan, maar dat een voorwaardelijk deel van de werkstraf ook noodzakelijk was om hem te motiveren goed na te denken over zijn toekomstige gedrag. Daarnaast werd de in beslag genomen telefoon aan de verdachte teruggegeven, omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzette.