ECLI:NL:RBNNE:2021:4008

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
18/084452-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging in Leeuwarden

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 1993 te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 september 2021 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor medeplegen van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging, gepleegd op 7 maart 2021 in Leeuwarden. De tenlastelegging omvatte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geslagen en geschopt. De officier van justitie vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, onderbouwd door camerabeelden die de rol van de verdachte in het geweld zouden aantonen.

De verdediging betoogde echter dat de camerabeelden anders geïnterpreteerd konden worden en dat de verdachte enkel had geprobeerd de ruzie te sussen. De rechtbank oordeelde dat de beelden geen overtuigend bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. N.A. Vlietstra als voorzitter fungeerde, en de andere rechters mr. K.A. de Groot en mr. M.E. Joha aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

afdeling strafrecht
locatie Leeuwarden
parketnummer 18/084452-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730102-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 augustus 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2021 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een portiek/centrale hal van een flat, gelegen aan of bij [straatnaam] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- met een autokrik, althans met een zwaar en/of hard voorwerp, tegen het hoofd heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2021 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, openlijk, te weten in een portiek/centrale hal van een flat, gelegen aan of bij [straatnaam] , aldaar, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- (met kracht) vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- in het gezicht, althans tegen het hoofd, slaan en/of stompen van die [slachtoffer] en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- met een autokrik, althans mt een zwaar en/of hard voorwerp, tegen het hoofd slaan van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde (medeplegen van een poging tot zware mishandeling) tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de op de camerabeelden waarneembare snelle bewegingen blijkt dat verdachte een duidelijke rol heeft gehad in het gevecht door meermalen op aangever in te lopen, over hem heen gebogen te staan en hem met de vuist te slaan waarbij aangever zich verweert. Deze bewegingen passen niet bij het voor het eerst ter terechtzitting aangevoerde verhaal van verdachte dat hij aangever probeerde te ontzetten.
De officier van justitie acht bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] met een krik op het hoofd van aangever heeft geslagen en is van oordeel dat verdachte had kunnen vermoeden dat er veelvuldig en ook dergelijk geweld zou worden gebruikt. Gelet op het samenstel van geweldshandelingen en de rol van verdachte daarin acht de officier van justitie het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verdachte aanwezig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van zowel het primair ten laste gelegde als het subsidiair ten laste gelegde (openlijke geweldpleging) moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de camerabeelden ook anders geïnterpreteerd kunnen worden dan de verbalisant in het proces-verbaal van bevindingen heeft gedaan wiens interpretatie is gekleurd door de gedachte c.q. aanname dat verdachte geweld heeft gebruikt. Verdachte ontkent te hebben geslagen. Hij probeerde de ruzie juist te sussen en aangever te ontzetten. Dat verdachte op enig moment geweld heeft gebruikt volgt niet uit de camerabeelden, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de raadsman, zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte zich op 7 maart 2021 op enig moment bevond in de groep van personen die betrokken was bij de vechtpartij in de portiek van een flat aan [straatnaam] in Leeuwarden. Verdachte heeft daarover op 29 maart 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet wilde dat de situatie zou escaleren en dat hij zich er daarom mee ging bemoeien. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aangever heeft aangespoord om op te staan en heeft geprobeerd de ruzie te sussen. Hij ontkent dat hij aangever heeft geslagen of op een andere manier te hebben bijgedragen aan de geweldpleging tegen aangever.
De rechtbank constateert dat de camerabeelden van de vechtpartij bestaan uit een reeks van opeenvolgende stilstaande beelden (zgn. “stills”) waarop geen bewegingen, maar slechts suggesties van bewegingen waarneembaar zijn. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de beelden ook bij de verklaring van verdachte kunnen passen. Waar te zien is dat aangever zich verweert is verdachte niet de enige die zich in diens onmiddellijke nabijheid bevindt, zodat het ook zo kan zijn dat aangever zich verweert tegen handelingen die van (een van) de medeverdachte(n) uitgaan. Bovendien volgt uit de verklaringen die zich in het dossier bevinden niet dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Daarbij komt nog dat getuige [getuige], die gelet op zijn positie goed zicht moet hebben gehad op de vechtpartij, op 17 augustus 2021 bij de rechter-commissaris uitdrukkelijk heeft verklaard dat de donkere man niet heeft meegedaan bij het vechten, althans dat hij dit niet heeft gezien. De rechtbank constateert dat verdachte de enige donkere man was die aanwezig was bij de vechtpartij.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte heeft deelgenomen aan het ten laste gelegde geweld. Evenmin is gebleken dat verdachte aan dit geweld een wezenlijke bijdrage heeft geleverd door op enige wijze verbaal of fysiek de geweldshandelingen te ondersteunen dan wel dat verdachte anderszins heeft bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren daarvan.

Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

De officier van justitie heeft bij vordering van 9 juli 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van 3 augustus 2017 van de rechtbank Noord-Nederland. Omdat verdachte wordt vrijgesproken, zal de rechtbank deze afwijzen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Beslissing op de vordering tenuitvoerlegging parketnummer 18/730102-17

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 3 augustus 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K.A. de Groot en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. G.C. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 september 2021.
Mr. De Groot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.