ECLI:NL:RBNNE:2021:3999

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
178874
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige in een voogdijzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.S. Bauer. De minderjarige, geboren in 2005, heeft een verzoek ingediend om een bijzondere curator te benoemen, omdat zij zich niet gehoord voelt in haar huidige situatie en meer contact met haar moeder wenst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht staat en dat haar voogd, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, verantwoordelijk is voor haar welzijn. De rechtbank heeft de minderjarige afzonderlijk gehoord en haar zorgen over de huidige woonomstandigheden en de omgang met haar moeder zijn besproken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk is, omdat de belangenstrijd tussen de minderjarige en de voogd niet van dien aard is dat dit gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voogd voldoende aandacht heeft voor de belangen van de minderjarige en dat de huidige omgangsregeling met de moeder al is uitgebreid. De rechtbank heeft het verzoek om benoeming van een bijzondere curator afgewezen, omdat dit de situatie van de minderjarige zou kunnen verergeren en de strijd rondom haar welzijn zou kunnen vergroten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/178874 / FA RK 21-609
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 10 september 2021
inzake
de minderjarige
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] of de minderjarige,
vertegenwoordigd door mr. J.S. Bauer, kantoorhoudende te Leeuwarden,
belanghebbende
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna ook te noemen: de voogd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [minderjarige] , binnengekomen bij de griffie op 31 mei 2021;
- een brief van mr. Bauer, binnengekomen bij de griffie op 16 augustus 2021;
- een brief van mr. Bauer, binnengekomen bij de griffie op 18 augustus 2021;
- het concept-voogdijplan van de voogd, binnengekomen bij de griffie op 19 augustus 2021;
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2021. Daarbij zijn verschenen:
- namens [minderjarige] , mr. Bauer,
- namens de voogd, mevrouw [naam voogd] .
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige] afzonderlijk gehoord. Daarbij heeft [minderjarige] een brief overgelegd aan de rechtbank.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is in 2012 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst.
2.2.
De rechtbank is ambtshalve bekend dat bij beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2016 de rechtbank het (eenhoofdig) gezag van de moeder van [minderjarige] heeft beëindigd en het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot voogd over [minderjarige] heeft benoemd.
2.3.
De rechtbank is voorts ambtshalve bekend dat bij beschikking van 28 april 2021 het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: het LJ&R) is ontslagen als voogd over de minderjarige en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS) belast is met de voogdij over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] verblijft in een 24-uurs woonvorm [naam stichting] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De minderjarige verzoekt de rechtbank om, uitvoerbaar bij voorraad, een bijzondere curator te benoemen om haar zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen ter zake van de in het verzoekschrift genoemde belangentegenstellingen tussen [minderjarige] en de voogd.
3.2.
De voogd voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek.

4.4. Het gesprek met [minderjarige]

4.1.
[minderjarige] heeft aangegeven dat zij het niet naar haar zin heeft op haar huidige woonplek. Ze heeft het gevoel dat ze wordt behandeld als een klein kind. [minderjarige] mag niet zonder toezicht op internet, haar post werd regelmatig gecontroleerd, ze mag niet alleen fietsen naar school en ook op school wordt zij in de gaten gehouden. Ze mag ook niet alleen zijn met haar vriendje, omdat de begeleiding van de woongroep ze te klef vindt samen. Daarnaast geeft [minderjarige] aan dat er niet naar haar geluisterd wordt. Volgens [minderjarige] zijn er regels op de woongroep waar zij veel moeite mee heeft. Er worden straffen uitgedeeld, waarbij ze strafregels moet schrijven wanneer ze iets niet goed doet. Hierover kan [minderjarige] niet goed in gesprek met de begeleiders van de woongroep. Op de vorige woongroep waar [minderjarige] heeft gewoond is er een heftig incident geweest, waarover [minderjarige] met niemand heeft kunnen praten. Een vriendin van haar is op de woongroep verkracht en heeft daarna een einde aan haar leven gemaakt. Volgens [minderjarige] moest zij hierover haar mond houden.
Daarnaast heeft ze tegenover de voogd regelmatig aangegeven dat ze niet goed weet waarom ze ooit uithuisgeplaatst is. Ze ziet de moeder op dit moment één keer per vier weken op zaterdag. [minderjarige] wil graag vaker naar de moeder toe. Het liefst wil [minderjarige] weer thuis wonen en ze begrijpt niet waarom dit niet kan. Hoewel [minderjarige] sinds een paar maanden een nieuwe voogd heeft, is zij van mening dat haar voogd niet goed naar haar wensen luistert. Haar moeder en de hulpverlener van haar moeder ( [naam 1] ) zijn van mening dat een bijzondere curator [minderjarige] kan beschermen en kan helpen. Via de moeder is [minderjarige] vervolgens bij haar advocaat terechtgekomen.

5.Het standpunt van de belanghebbenden

Het standpunt namens [minderjarige]
5.1.
Namens [minderjarige] wordt - kort samengevat - het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] heeft mr. Bauer een brief gestuurd waarin zij heeft aangegeven dat het niet goed met haar gaat en dat ze het liefst weer bij de moeder wil wonen. In de brief heeft [minderjarige] daarnaast een aantal schokkende zaken aangekaart. [minderjarige] wordt voor straf op de groep met verstandelijk beperkten geplaatst, ze moet strafregels schrijven en wordt overal streng in gecontroleerd. Zij mag geen gebruik maken van social media, haar post wordt gecontroleerd of achtergehouden. [minderjarige] wordt erg klein gehouden en ontzettend in haar vrijheid beperkt. Toen bekend werd dat [minderjarige] een relatie had met een jongen op de woongroep, is ook dit contact gemonitord aangezien men bang was dat zij fysiek of seksueel contact met elkaar zouden hebben. De advocaat van [minderjarige] heeft zich erg verbaasd over het feit dat [minderjarige] vanaf het moment dat zij is gaan menstrueren verplicht aan de prikpil moest. [minderjarige] heeft het gevoel dat zij de mensen om haar heen niet kan vertrouwen, aangezien afspraken niet worden nagekomen of stelselmatig worden genegeerd. In de vakantie zouden er bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden over wanneer [minderjarige] naar de moeder zou gaan, maar hier is niets van terechtgekomen.
5.2.
De behandelaar van de moeder, [naam 1] , heeft daarnaast in het verleden als GGZ-psychologe de moeder onderzocht en daarover een rapport opgesteld waarin in eerste instantie aangegeven werd dat [minderjarige] volgens [naam 1] teruggeplaatst kon worden bij de moeder. Vanuit de vorige voogdijinstelling is destijds gedreigd met een klacht tegen [naam 1] , waarna het rapport aangepast is en op basis van dit rapport is niet tot een terugplaatsing bij de moeder besloten. Verder wordt namens [minderjarige] betwist dat zij gediagnosticeerd zou zijn met FASD en zou functioneren op een laag sociaal-emotioneel niveau. Er zijn geen recente onderzoeken geweest die dit bevestigen. Vanuit [naam 1] is eveneens aangegeven dat de diagnose FASD uit de lucht gegrepen is, aangezien moeder geen alcoholprobleem zou hebben gehad gedurende de zwangerschap en [minderjarige] vertoont ook niet de uiterlijke kenmerken horend bij dit syndroom.
5.3.
Namens [minderjarige] wordt aangevoerd dat er, gelet op het voorgaande, sprake is van een belangenstrijd tussen [minderjarige] en de voogd. Een bijzondere curator zou passend zijn om [minderjarige] , zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. Om eventuele procedures op te starten ten aanzien van het uitbreiden van de omgang met de moeder, wordt namens [minderjarige] verzocht om een advocaat als bijzondere curator te benoemen. Daarnaast zal de bijzondere curator een onafhankelijke rol kunnen spelen en kan deze de situatie van [minderjarige] monitoren en in haar belang optreden tegen de voogd.
Het standpunt van de voogd
5.4.
De voogd heeft ter zitting aangevoerd dat er onlangs een gesprek geweest is met de moeder, [naam 1] en de [naam stichting] , waar de woongroep van [minderjarige] onder valt. In dit gesprek zijn de stappen besproken die gezet moeten worden richting de toekomst. Er zal een nieuw diagnostisch onderzoek worden verricht, zodat er recente diagnostiek komt en er op deze wijze meer informatie beschikbaar komt over hetgeen [minderjarige] nodig heeft. Daarnaast is er gesproken over de vrijheidsbeperkingen van [minderjarige] . Er zal binnenkort met [minderjarige] bekeken worden of zij op de fiets naar school kan. De straffen, zoals [minderjarige] deze stelt, worden door [naam stichting] weersproken. Ook ten aanzien van het beperkte internetgebruik van [minderjarige] is er een opbouwplan opgesteld. [minderjarige] moet worden beschermd in haar internetgebruik. [minderjarige] is namelijk op internet in onveilig contact geweest met verschillende mannen. Het plan is om het internetgebruik stapsgewijs verder uit te breiden. Op school wordt [minderjarige] in de gaten gehouden, omdat de moeder en [naam 1] onverwachts bij de school van [minderjarige] hebben gestaan. Daarbij is de voogd volledig gepasseerd.
5.5.
Ten aanzien van de omgang tussen [minderjarige] en de moeder heeft de voogd aangevoerd dat, sinds de huidige voogdijinstelling betrokken is, de omgang is uitgebreid van éénmaal per acht weken naar éénmaal per vier weken. Daarnaast zijn er vier momenten per week waarop [minderjarige] en de moeder contact hebben met elkaar. Dit zijn twee belmomenten en twee momenten via social media. In november zal er een nieuw overleg volgen waarin wordt besproken of het mogelijk is dat [minderjarige] bij de moeder gaat logeren. In die zin zijn er in de korte periode waarin de huidige voogd betrokken is al vele stappen gezet.
5.6.
Tevens heeft de voogd aangegeven dat bij haar de angst leeft dat er rondom [minderjarige] continue een juridische strijd gevoerd wordt tegenover jeugdzorg. Zo heeft [minderjarige] volgens de voogd bij [naam stichting] aangegeven dat zij het onderliggende verzoek niet zelf heeft gedaan, waardoor het vermoeden blijft bestaan dat de moeder en [naam 1] een grote rol spelen in de constante strijd die aanwezig blijft. De voogd geeft aan dat zij juist naar de toekomst wil kijken. Om tegemoet te komen aan de wens van [minderjarige] om een onafhankelijk vertrouwenspersoon toegewezen te krijgen, is onlangs besloten dat er een jeugdcoach zal worden ingezet. Aangezien door alle gebeurtenissen rondom [minderjarige] er sprake is van veel ruis op de lijn, zal naar verwachting van de voogd de inzet van een bijzondere curator niet helpend zijn en averechts kunnen werken. Daarnaast is er van een belangenconflict volgens de voogd geen sprake, aangezien er veel aandacht is voor alle punten die door en namens [minderjarige] zijn aangevoerd.

6.De beoordeling

Ten aanzien van het overgelegde concept-voogdijplan
6.1.
De rechtbank merkt allereerst op dat de voogd het concept-voogdijplan op verzoek van de rechtbank heeft overgelegd. Ter zitting heeft de voogd toegelicht dat het concept-plan nog niet besproken is met [minderjarige] of de moeder. Gelet op de inhoud van het concept-plan is de voogd van mening dat het niet wenselijk is wanneer [minderjarige] of andere betrokkenen het concept-plan, zonder toelichting of nadere uitwerking, onder ogen krijgen, nu de voogd dit te zwaar en te belastend vindt. De voogd heeft zich ertegen verzet om het concept-plan aan de advocaat van [minderjarige] te verstrekken en verzocht om de kennisneming van het concept-plan slechts voor te behouden aan de rechtbank. Namens [minderjarige] heeft mr. Bauer hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht tot afgifte van het concept-voogdijplan. Zij is van mening dat [minderjarige] hier persoonlijke kennis van moet nemen.
6.2.
De rechtbank overweegt dat in beginsel alle belanghebbenden kennis moeten kunnen nemen van de stukken in het dossier. Artikel 22a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering maakt hierop een uitzondering, indien de vrees bestaat dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden. In een geval als hiervoor vermeld kan de rechtbank bepalen dat kennisneming van ingebrachte stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is, of dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. De regeling neemt aan dat beroepsbeoefenaren als advocaten en artsen, mede gelet op het op hen van toepassing zijnde tuchtrecht en de mogelijke sanctie van schrapping uit het beroepsregister, voldoende zekerheid bieden dat zij de in dergelijke gevallen vereiste vertrouwelijkheid en geheimhouding in acht zullen nemen. De rechtbank overweegt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij het beperken van kennisneming van stukken gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een deskundigenrapport in een zaak over een minderjarige. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de voogd voldoende gemotiveerd dat kennisneming van het concept-voogdijplan in het onderhavige geval erg belastend zal zijn voor [minderjarige] . Zij woont in een woonvorm voor mensen met LVB problematiek. Zij heeft gedurende de dag continu nabijheid en toezicht van de begeleiding nodig. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje met de nodige problematiek. Zo functioneert zij sociaal-emotioneel op een laag niveau. Naar het oordeel van de rechtbank zal kennisneming door [minderjarige] haar geestelijke gezondheid schaden. Daarbij merkt de rechtbank op dat het ook in jeugdzaken niet gebruikelijk is, en in het procesreglement ook wordt uitgesloten, dat minderjarigen bijlagen bij het verzoekschrift ontvangen, zoals een plan van aanpak en daarmee vergelijkbaar het voogdijplan. Kennisneming van deze stukken is niet in het belang van de minderjarige. Dit maakt dat de rechtbank de kennisneming van het concept-voogdijplan zal beperken tot de advocaat van [minderjarige] , waarbij vertrouwelijkheid en geheimhouding in acht genomen moet worden. De advocaat mag dit stuk dus niet delen met [minderjarige] of een derde.
Ten aanzien van het verzoek tot het benoemen van een bijzondere curator
6.3.
Op grond van art. 1:250 BW kan, wanneer in de aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige de belangen van de met gezag belaste ouder of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, de rechtbank een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, indien de rechtbank dat noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
6.4.
Op grond van artikel 1:250 BW kan de minderjarige, al dan niet door tussenkomst van een advocaat, zelfstandig het verzoek doen tot benoeming van een bijzondere curator. De rechtbank acht [minderjarige] daarmee ontvankelijk in haar verzoek.
6.5.
De rechtbank overweegt dat hij slechts tot benoeming van een bijzondere curator zal overgaan, indien dit in het belang van het kind noodzakelijk is, mede gezien de aard van de belangenstrijd. Dit betekent dat slechts bij wezenlijke problemen een bijzondere curator kan worden benoemd. Ten eerste is namens [minderjarige] aangevoerd dat zij het gevoel heeft dat er onvoldoende naar haar geluisterd wordt. Zij begrijpt de regels in de woonvorm niet en vindt dat deze onredelijk zijn, bijvoorbeeld dat zij niet zelfstandig naar school mag fietsen en niet onbeperkt op internet mag. De rechtbank vindt dit geen wezenlijke problemen die de benoeming van een bijzondere curator rechtvaardigen. [minderjarige] is 15 jaar en zal zich net als iedere andere puber afzetten tegen de regels. De voogd heeft uitgelegd waarom er bepaalde regels voor [minderjarige] gelden en heeft hier voldoende aandacht voor. In het gesprek met [naam stichting] , de moeder en [naam 1] zijn de zorgen van [minderjarige] uitvoerig besproken en zijn hierover afspraken gemaakt.
6.6.
Verder heeft [minderjarige] geschreven dat zij een bijzondere curator wenst, omdat zij weer bij haar moeder wil wonen. De rechtbank overweegt dat het gezag van de moeder door de rechtbank in 2016 is beëindigd. Dit betekent dat [minderjarige] niet meer bij de meder gaat wonen. Haar woonperspectief ligt elders. De rechtbank is van oordeel dat dit geen belangenstrijd is in de zin van artikel 1:250 BW, die de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk maakt in het belang van [minderjarige] .
6.7.
Namens [minderjarige] is voorts aangevoerd dat zij een andere omgangsregeling wil, waarbij zij vaker en langer bij de moeder is. De rechtbank constateert dat [minderjarige] sneller uitbreiding wil van de regeling dan de voogd, die eerst wil evalueren. De rechtbank overweegt dat de huidige voogd nog maar enkele maanden betrokken is bij [minderjarige] . Ter zitting heeft de voogd aangevoerd dat zij in de afgelopen maanden bezig is geweest om een vertrouwensband op te bouwen met [minderjarige] , de moeder en haar hulpverleenster [naam 1] , waarmee geprobeerd wordt om zoveel mogelijk ruis op de lijn weg te nemen. Mevrouw [naam voogd] heeft meerdere keren met [minderjarige] gesproken. Sinds de WSS is benoemd tot voogd over [minderjarige] is de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder uitgebreid naar éénmaal per vier weken en is er ook meer contact tussen de moeder en [minderjarige] toegestaan. De voogd heeft aangevoerd dat de huidige omgangsregeling binnenkort wordt geëvalueerd en er onderzocht zal worden of een uitbreiding, met een nachtje slapen, tot de mogelijkheden behoort. De voogd ziet dat de moeder en [minderjarige] gek op elkaar zijn, maar heeft aan de andere kant ook zorg over het feit dat [minderjarige] worden meegenomen in de strijd van de moeder tegen jeugdzorg en er veel onrust is ontstaan. Uit voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de voogd voldoende aandacht heeft voor de omgang en er binnenkort een evaluatie plaatsvindt. Het feit dat [minderjarige] het op dit moment niet eens is met de huidige omgang, maakt de belangenstrijd niet dusdanig groot dat de inzet van een bijzondere curator wordt gerechtvaardigd. Daarbij komt dat de rechtbank een bijzondere curator ook niet noodzakelijk in het belang van [minderjarige] vindt, indien de voogd hierover een andere mening heeft dan [minderjarige] . Wel acht de rechtbank de keuze van de voogd voor een jeugdcoach verstandig, nu [minderjarige] moeite heeft om de voogd te vertrouwen. De rechtbank acht een jeugdcoach meer in het belang van [minderjarige] dan een bijzondere curator, mede gelet op de problematiek die speelt bij [minderjarige] . De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit de stukken blijkt dat [minderjarige] in het verleden is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking en dat zij functioneert op een sociaal-emotioneel niveau van 0-36 maanden. Dit maakt haar kwetsbaar en beïnvloedbaar. Haar moeder is het oneens met de gezagsbeëindigende maatregel en uit de stukken blijkt dat het de moeder ontbreekt aan inzicht omtrent de redenen van deze beslissing. Naar het oordeel van de rechtbank wordt [minderjarige] belast met de niet reële wens van de moeder dat [minderjarige] weer bij haar komt wonen. Het perspectief van [minderjarige] ligt echter niet meer bij haar moeder. De rechtbank verwacht dat het benoemen van een bijzondere curator irreële verwachtingen bij [minderjarige] kan wekken en ook de strijd die de moeder voert kan vergroten. Dit zou betekenen dat de strijd rondom [minderjarige] , en daarmee ook de onduidelijkheid en onzekerheid voor [minderjarige] , toeneemt. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek van [minderjarige] ook om die reden afwijzen.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijst af het verzoek van [minderjarige] om een bijzondere curator te benoemen.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de enkelvoudige kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
vrijdag 10 september 2021in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: JB