Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
9 maart 2018 bij het Centrum Veilig Wonen (hierna: het CVW) een aanvraag ingediend wegens schade aan het pand. In maart 2018 heeft verweerder de behandeling van de aanvraag overgenomen van het CVW.
27 september 2018, een nieuwe inspectie op locatie uitgevoerd. Op 30 september 2019 heeft Vergnes Expertise BV een contra-expertise verzonden. Als bijlage 3 zijn onkosten van eiser opgevoerd, waaronder opslagkosten (twaalf maanden x € 40,-), gederfde huurinkomsten
(twaalf maanden x € 600,-) en ziektekosten (€ 380,-). Eiser heeft een op 1 mei 2018 ondertekende (geanonimiseerde) huurovereenkomst overgelegd, die ingaat op 15 augustus 2018. Eiser heeft verder een op 31 augustus 2018 gedateerde (geanonimiseerde) mail overgelegd, waarin de huurovereenkomst van 1 mei 2018 wordt opgezegd.
€ 4.310,84 inclusief rente wordt toegekend. Van dat totaalbedrag heeft verweerder een bedrag van € 2.625,26 toegekend voor herstel van fysieke schade. Verder zijn bijkomende kosten toegekend, waaronder twee dagdelen voor thuisblijven bij schadeherstel. Tegen dat besluit op bezwaar heeft eiser geen beroep ingesteld.
1 mei 2018 tot en met 9 juli 2018) en geen vergoeding toegekend voor de opgevoerde opslagkosten, ziektekosten en kosten in verband met de behandeling van het bezwaarschrift.
Verweerder heeft bij de berekening van de gederfde huurinkomsten de periode laten eindigen op 9 juli 2018, onder de overweging dat eiser na de schadeopname de verbouwing had kunnen laten voortzetten, een aannemer had kunnen inschakelen die hem kon adviseren over de wijze van herstel dan wel Vergnes had kunnen benaderen voor het opstellen van een calculatie en een rapport. Verweerder vindt dat eiser niet hoefde te wachten tot het besluit op zijn melding van 9 maart 2018.
De vraag is in hoeverre deze kosten op verweerder kunnen worden verhaald.
Zonder deze motivering -en daarmee tevens een adequate reactiemogelijkheid voor eiser- ziet de rechtbank onvoldoende basis om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Dit betekent dat verweerder opnieuw dient te beslissen over de door eiser opgevoerde derving van huurinkomsten en opslagkosten.
Beslissing
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is opgenomen, een nieuw besluit te nemen over de vergoeding voor gederfde huurinkomsten en opslagkosten;
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 9 september 2021. De uitspraak wordt openbaargemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.