ECLI:NL:RBNNE:2021:3944

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
LEE 20/3339
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot nihilstelling zorgtoeslag wegens ontbreken zorgverzekering en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst waarin het voorschot zorgtoeslag voor het jaar 2020 op nihil was vastgesteld, omdat hij geen zorgverzekering had afgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, ondanks zijn uitgebreide documentatie, niet kon aantonen dat hij recht had op zorgtoeslag, aangezien er geen zorgverzekering was afgesloten in de zin van de Zorgverzekeringswet. De rechtbank heeft ook overwogen dat de dwangsomregeling wegens niet tijdig beslissen niet van toepassing was op voorschotbeschikkingen, en dat de Belastingdienst terecht had afgezien van het toekennen van een dwangsom. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst het betaalde griffierecht aan de eiser moet vergoeden, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/3339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , eiser

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: mr. F. Huizenga).

Procesverloop

In het besluit van 22 mei 2020 (primair besluit) heeft verweerder het voorschot zorgtoeslag voor het jaar 2020 op nihil vastgesteld.
In het besluit van 12 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft verzocht de zaak schriftelijk te behandelen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek op 24 augustus 2021 gesloten.
Voor zover na het sluiten van het onderzoek nog nadere berichtgeving bij de rechtbank is binnengekomen, heeft dit geen aanleiding gegeven om het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt dat er een uitgebreid dossier is ontstaan in deze zaak en dat de rechtbank daarvan kennis heeft genomen. Eiser heeft de rechtbank met behulp van uitgebreide documentatie geïnformeerd over zijn standpunten.
2. De rechtbank dient haar beoordeling te beperken tot de omvang van het geding. Dit brengt mee dat alleen eiser en verweerder als partij in deze beroepsprocedure zijn aangemerkt en niet bijvoorbeeld bewindvoerders van het ministerie van Financiën. Het geschil ziet op verweerders besluitvorming om de zorgtoeslag van eiser (en zijn toeslagpartner) in het jaar 2020 vast te stellen op nihil, omdat eiser geen zorgverzekering heeft, en hetgeen eiser in dit kader heeft aangevoerd. Al het overige valt buiten de omvang van dit geding en de rechtbank kan dat niet bij haar beoordeling betrekken.
3. Ten aanzien van de dwangsom overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft op 3 mei 2021 een dwangsombesluit afgegeven, inhoudende dat er geen dwangsom verschuldigd is wegens niet tijdig beslissen. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de dwangsomregeling wegens niet tijdig beslissen niet van toepassing is op voorschotbeschikkingen. Gelet op artikel 12, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), is dat inderdaad het geval. Verweerder heeft dan ook terecht afgezien van het toekennen van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen.
4. Ten aanzien van het recht op zorgtoeslag overweegt de rechtbank als volgt.
5. Zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de premie voor de zorgverzekering. Er bestaat alleen recht op zorgtoeslag indien er een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet is afgesloten. Verweerder heeft – aldus de stukken – een melding gekregen dat eiser met ingang van 1 januari 2020 geen zorgverzekering heeft in de zin van de Zorgverzekeringswet. Er bevinden zich in het dossier geen documenten op grond waarvan dit (geen zorgverzekering per 1 januari 2020) voor onjuist gehouden moet worden. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen recht heeft op zorgtoeslag in het jaar 2020, omdat hij geen zorgverzekering heeft afgesloten.
6. Eiser (ook wel de aanvrager van zorgtoeslag) en zijn echtgenote (die zijn toeslagpartner is) worden, gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt), voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben. De nihil-stelling van de zorgtoeslag van eiser (de aanvrager) over het jaar 2020, wegens het ontbreken van een zorgverzekering, heeft dus ook gevolgen voor de (zorgtoeslag van de) toeslagpartner.
7. Ten tijde van het bestreden besluit bepaalde artikel 2, vijfde lid, van de Wzt, dat in afwijking van het eerste lid een verzekerde met een partner die niet heeft voldaan aan de voor hem op grond van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet geldende verplichting zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren, geen aanspraak heeft op een zorgtoeslag. Hieruit volgt, zoals verweerder ook in het verweerschrift gesteld heeft, dat ook indien de echtgenote van eiser de zorgtoeslag zou hebben aangevraagd, zij geen recht zou hebben gehad op zorgtoeslag in het jaar 2020, omdat eiser geen zorgverzekering heeft.
8. Ten aanzien van de terugvordering van € 758 overweegt de rechtbank dat deze is ontstaan doordat het voorschot zorgtoeslag 2020 is herzien naar nihil en er reeds voorschotten waren verleend. De rechtbank begrijpt dat van de verleende voorschotten er een deel verrekend is met een eerdere terugvordering en dat de rest van het verleende voorschot is uitbetaald op het rekeningnummer van de toeslagpartner van eiser. De rechtbank ziet hierin geen gebrek in verweerders besluitvorming. Met betrekking tot de wijze waarop betalingen plaatsvinden is de rechtbank niet bevoegd een oordeel te geven.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
10. Omdat eiser eerst het dwangsombesluit heeft ontvangen nadat hij in beroep is gegaan bij de rechtbank, pleit verweerder voor een veroordeling van de Belastingdienst/Toeslagen in het griffierecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken en zal bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht dient te vergoeden.
11. Voor een proceskostenveroordeling, dan wel een veroordeling tot vergoeding van gestelde schade, bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 178 aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.C. van der Ven, griffier, op 7 september 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.