Mijnbouwwet
1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister:
a. delfstoffen op te sporen;
b. delfstoffen te winnen;
1. Onze Minister kan een vergunning slechts geheel of gedeeltelijk intrekken:
i. in verband met veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten inzake de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan,
1. Het winnen van delfstoffen vanuit een voorkomen geschiedt overeenkomstig een winningsplan.
2 De houder van een winningsvergunning of de krachtens artikel 22 aangewezen persoon dient een winningsplan in bij Onze Minister.
3 Het winningsplan behoeft de instemming van Onze Minister.
1. Onze Minister kan zijn instemming met het opgestelde winningsplan slechts geheel of gedeeltelijk weigeren:
a. indien het in het winningsplan aangeduide gebied door Onze Minister niet geschikt wordt geacht voor de in het winningsplan vermelde activiteit om reden van het belang van de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan,
b. in het belang van het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen,
c. indien nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan, of
d. indien nadelige gevolgen voor de natuur worden veroorzaakt.
2 Onze Minister kan zijn instemming verlenen onder beperkingen of daaraan voorschriften verbinden, indien deze gerechtvaardigd worden door een grond als genoemd in het eerste lid.
3 Onze Minister kan zijn instemming intrekken of beperkingen en voorschriften stellen of wijzigen, indien dat gerechtvaardigd wordt door veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten inzake een grond als genoemd in het eerste lid.
1. De wijziging van de artikelen 18 en 21 van deze wet bij wet van 21 december 2016, houdende wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen) (Stb. 2016, 554), heeft geen gevolgen voor de houder van een winningsvergunning of een opslagvergunning, aan wie een instemming met het winningsplan als bedoeld in artikel 34, derde lid, respectievelijk een plan als bedoeld in artikel 39, eerste lid, is verleend voor de datum van inwerkingtreding van die wijziging.
2 In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister een instemming met het winningsplan geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen na de datum van inwerkingtreding van dit artikel, indien dit wordt gerechtvaardigd door veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten om reden van het belang van:
1°. de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan of
2°. het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen.
3 Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, geldt het eerste lid niet.