ECLI:NL:RBNNE:2021:3887

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
9322172 / VV EXPL 21-37
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vrijwaring in kort geding en afwijzing van vorderingen van eiser

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 9 september 2021, is een kort geding aan de orde waarin de eiser, H.O.D.N. Carp Nijstad, een vordering heeft ingesteld tegen Lido Drenthe B.V. De eiser vordert onder andere dat Lido Drenthe wordt verplicht om beperkende maatregelen die zijn huurgenot aantasten op te heffen en om derden te verbieden sportvisactiviteiten te ontwikkelen. De eiser stelt dat Lido Drenthe de huurovereenkomst niet nakomt, wat leidt tot schade en verlies van inkomsten. Lido Drenthe heeft in haar verweer aangevoerd dat Lido Hoogeveen, die in vrijwaring is opgeroepen, verantwoordelijk is voor de nakoming van de afspraken uit de huurovereenkomst.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen algemene rechtsregel bestaat die zich verzet tegen vrijwaring in een kort gedingprocedure. De rechter heeft de vorderingen van de eiser afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de belangen van Lido Hoogeveen bij het handhaven van de plaatsing van buizen ter voorkoming van wildparkeren zwaarder wegen dan de belangen van de eiser. Ook de vordering tot opleggen van een visverbod aan derden is afgewezen, omdat het gebruik van de recreatieplas door bewoners van de vakantiewoningen niet kan worden verboden. De vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding is eveneens afgewezen, omdat de omvang van de schade niet voldoende is onderbouwd.

In de vrijwaringszaak is de vordering van Lido Drenthe tot vrijwaring afgewezen, omdat de vorderingen in de hoofdzaak niet toewijsbaar zijn. De rechter heeft Lido Drenthe veroordeeld in de proceskosten van de eiser en Lido Hoogeveen, beide begroot op € 747,-.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 9322172 \ VV EXPL 21-37
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 9 september 2021
inzake
in de hoofdzaak
EISER H.O.D.N. CARP NIJSTAD,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G.E.J. Kornet,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIDO DRENTHE B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Tariki,
en in de vrijwaringszaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIDO DRENTHE B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Tariki.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIDO HOOGEVEEN B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.Y.M. Schuth en mr. L.E. Ettema.
Partijen zullen hierna Eiser, Lido Drenthe en Lido Hoogeveen worden genoemd.

1.Procesverloop

In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 augustus 2021;
- de dagvaarding oproeping in vrijwaring van 9 augustus 2021;
- de producties aan de zijde van Eiser;
- de producties aan de zijde van Lido Hoogeveen;
- de mondelinge behandeling van 26 september 2021;
- de pleitaantekeningen van mr. Tariki;
- de pleitaantekeningen van mr. Ettema;
- de pleitaantekeningen van mr. Schuth.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In de hoofdzaak
2.1.
Tussen Eiser en Lido Drenthe geldt een huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte staande en gelegen te (7908 TP) Hoogeveen, aan de Koedijk 8, ingaande
1 april 2019 tot 31 maart 2026. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing verklaard de 'Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW'.
2.2.
In artikel 14 van de huurovereenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
"14.1 Verhuurder verleent aan huurder het recht om voor eigen rekening en risico in totaal minimaal 10 (tien) visstekken aan te leggen en te exploiteren. Bij aanvang van het contract 05 (vijf) in plas 1 en zo spoedig mogelijk doch uiterlijk per 1 juli 2021 nog eens 05 (vijf) in plas 2. (…)
14.2
Huurder krijgt het exclusieve recht en plicht om de visstekken op basis van volgtijdigheid te verhuren aan (sport)vissers.
(…)
14.4
Verhuurder is verplicht om op adequate wijze zorg te dragen en dat derden, zoals de bezoekers en bewoners van en op het terrein, niet zullen vissen in en rondom de plassen. Uitgezonderd nadrukkelijke, schriftelijke toestemming vooraf van de Huurder.
14.5
Verhuurder onthoudt zich van alle activiteiten en zal geen afspraken maken met derden die de beoogde exploitatie van visstekken in de weg zullen staan.
2.3.
Eiser heeft Lido Drenthe zowel mondeling als schriftelijk meerdere keren op haar verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst gewezen.
In de vrijwaringszaak
2.4.
[naam 1] is enig aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van Beukie's Holding B.V. en Lido Drenthe. [naam 2] Holding B.V. is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van Lido Hoogeveen.
2.5.
Beukie's Holding heeft haar aandelen in Lido Hoogeveen op 28 september 2016 verkocht aan [naam 2] Holding BV. Lido Hoogeveen en Beukie's Holding hebben een huur- en exploitatieovereenkomst gesloten, waarbij Beukie's Holding dan wel een door haar op te richten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, van Lido Hoogeveen het terrein huurt en het recreatiepark kan exploiteren.
2.6.
Lido Drenthe heeft delen van het terrein aan derde partijen, waaronder Eiser (Carp Nijstad) verhuurd.
2.7.
Beukie's Holding en Lido Drenthe hebben Lido Hoogeveen in december 2020 gedagvaard in kort geding tot - kort gezegd - nakoming van de huur- en exploitatieovereenkomst. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de beëindiging van hun geschil. Zij hebben hun afspraken neergelegd in een door hen ondertekend proces-verbaal van 17 december 2020. Hierin zijn Beukie's Holding en Lido Drenthe enerzijds en Lido Hoogeveen anderzijds onder meer het volgende overeengekomen:
"1. De "Overeenkomst exploitatie/gebiedsregisseur" eindigt per 1 januari 2021. Lido Hoogeveen belet evenwel niet de uitvoering van de overeenkomst die [naam 1] c.s. heeft met derden. [naam 1] c.s. zal de overeenkomsten met derden per direct beëindigen als de waardebepaling financieel is afgewikkeld.
(…)
3. [naam 1] c.s. zal per 1 januari 2021 stoppen met de exploitatie en gebiedsregie van Nijstad. (…)
De exploitatie zal vanaf 1 januari 2021 voor rekening en risico van [naam 2] c.s. geschieden. [naam 2] c.s. vrijwaart [naam 1] c.s. voor eventuele aanspraken uit dien hoofde.
(…)
6. Ten aanzien van de exploitatie hebben partijen aanvullende afspraken gemaakt zoals aangehecht bij deze overeenkomst, alsmede dat zij over en weer geen negatieve uitlatingen over elkaar en Nijstad zullen doen.
7. Ten behoeve van het overnemen van de exploitatie per 1 januari 2021 zullen de goederen, zoals blijkend uit de lijst gestuurd door [naam 1] c.s. aan [naam 2] c.s. per e-mail van 24 september 2020 (partijen bekend), in stand worden gelaten door [naam 1] c.s. ten behoeve van de exploitatie door [naam 2] c.s."

3.Het geschil

In de hoofdzaak
3.1.
Eiser vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
I. Lido Drenthe te verplichten om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis alle beperkende maatregelen jegens Eiser strekkende tot beknotting van zijn huurgenot op te heffen en opgeheven te houden op verbeurte van een dwangsom;
II. Lido Drenthe te verplichten om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te verbieden derden toe te laten tot het ontwikkelen van sportvisactiviteiten, op verbeurte van een dwangsom;
III. Lido Drenthe te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,- ten titel van een voorschot op de door Eiser geleden schade, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
IV. met veroordeling van Lido Drenthe in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Lido Drenthe heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat Lido Hoogeveen
jegens Eiser gehouden is tot nakoming van de afspraken uit de huurovereenkomst. Zij heeft
Lido Hoogeveen daarom in vrijwaring opgeroepen.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna voor zover van belang nader ingegaan.
In de vrijwaringszaak
3.4.
Lido Drenthe vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Lido
Hoogeveen te veroordelen tot al datgene waartoe Lido Drenthe als gedaagde in de hoofdzaak
wordt veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten. Zij stelt daartoe
dat zij met Lido Hoogeveen is overeengekomen dat laatstgenoemde de exploitatie van het
recreatiepark met ingang van 1 januari 2021 zou overnemen en dat zij de rechten van
huurders zou respecteren.
3.5.
Lido Hoogeveen voert verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de vordering
dan wel afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
4.1.
Artikel 254 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter in spoedeisende zaken waarin,
gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist,
bevoegd is om deze te geven. Van een spoedeisende zaak in vorenbedoelde zin is sprake als
van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure
afwacht.
4.2.
Eiser heeft in deze procedure gesteld dat Lido Drenthe de tussen hen gesloten
huurovereenkomst op een aantal punten niet nakomt, waardoor hij - kort gezegd - in zijn
huurgenot wordt beknot, inkomsten derft en schade lijdt. De voorzieningenrechter acht
hiermee het spoedeisend belang van Eiser bij een voorlopige voorziening voldoende
gegeven.
4.3.
Eiser heeft allereerst gevorderd om Lido Drenthe te veroordelen tot het opheffen en
opgeheven houden van alle beperkende maatregelen jegens Eiser waardoor zijn huurgenot
wordt aangetast. Deze beperkende maatregelen bestaan - volgens de door Eiser gegeven
toelichting ter zitting - uit buizen die zich op het terrein bevinden en die de toegang voor
auto's naar de visstekken blokkeren. De voorzieningenrechter overweegt dat Lido Hoogeveen ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat plaatsing van de buizen voor haar noodzakelijk was om overlast veroorzaakt door wildparkeren op het terrein tegen te gaan. Daaruit volgt het belang van Lido Hoogeveen bij de plaatsing van de buizen. Gesteld noch gebleken is dat de visstekken niet door Eiser kunnen worden geëxploiteerd als de toegang voor auto's is geblokkeerd. Dat men de gehuurde visstekken niet per auto kan bereiken zal hooguit voor wat ongemak bij de vissers zorgen, maar dit is door Eiser ondervangen door de visuitrusting per quad naar de visstek te vervoeren. Bovendien zijn slechts twee van de vijf visstekken op deze wijze voor auto's afgesloten en zijn de andere drie visstekken nog steeds met de auto bereikbaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden het belang van Lido Hoogeveen om het wildparkeren op zijn terrein tegen te gaan moet prevaleren boven het belang van Eiser bij een vrije doorgang voor auto's naar de visstekken.
4.4.
Eiser heeft verder gevorderd Lido Drenthe te verplichten tot het opleggen van
een visverbod aan derden. Uit de ter zitting door Eiser gegeven toelichting op de vordering
is gebleken dat het hierbij gaat om de bewoners en gasten van de woningen die aan de recreatieplas staan. De voorzieningenrechter overweegt dat onweersproken
vaststaat dat bij de koop of huur van die vakantiewoningen het gebruik van de recreatieplas zat inbegrepen, zodat het opleggen van een visverbod aan de bewoners onuitvoerbaar is. Gesteld noch gebleken is dat door Lido Drenthe wordt gedoogd dat anderen dan deze bewoners de vissport in de plas bedrijven, zodat daarvoor geen ordemaatregel noodzakelijk is. De vordering met betrekking tot het opleggen van een visverbod zal worden afgewezen.
4.5.
Als laatste vordert Eiser een voorschot van € 25.000,- op de schade die Eiser stelt
te hebben geleden en nog zal lijden als gevolg van het niet kunnen aanleggen en exploiteren
van 5 extra visstekken in een tweede plas. De voorzieningenrechter overweegt dat bij een voorlopige voorziening die strekt tot betaling van een geldsom terughoudendheid past. Toewijzing is alleen op haar plaats als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, er vanwege onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij de afweging van de belangen van
partijen - niet aan toewijzing in de weg staat.
4.6.
Aan die vereisten is niet voldaan. De omvang van de vordering tot schadevergoeding
staat nog onvoldoende vast. Deze kan niet uit het overzicht dat door Eiser in het geding is
gebracht, worden afgeleid. De voorzieningenrechter kan de accountant niet volgen in de
wijze waarop de schade is berekend. Daarnaast zijn er geen financiële gegevens overgelegd
die de berekening onderbouwen. Ook heeft Eiser geen feiten en omstandigheden gesteld die
de conclusie rechtvaardigen dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van
een bodemprocedure hierover afwacht. De voorzieningenrechter zal daarom ook deze
vordering afwijzen.
4.7.
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de
proceskosten. Deze worden aan de zijde van Lido Drenthe begroot op een bedrag van € 747,-
aan salaris gemachtigde.
In de vrijwaringszaak
4.8.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van Lido Hoogeveen strekkende tot
niet-ontvankelijkheid van Lido Drenthe in haar vordering tot vrijwaring. De
voorzieningenrechter overweegt daartoe dat er geen algemene rechtsregel bestaat die zich
tegen de vrijwaring in een kort gedingprocedure verzet. Lido Drenthe heeft reeds in juli 2021
aangekondigd Lido Hoogeveen in vrijwaring op te willen roepen. Zij heeft met toestemming
van de voorzieningenrechter Lido Hoogeveen op 9 augustus 2021 gedagvaard, zodat Lido
Hoogeveen ruim voldoende tijd heeft gehad om de zaak voor te bereiden. De
voorzieningenrechter merkt op dat in de vrijwaringszaak het spoedeisend belang afzonderlijk
moet worden beoordeeld. Lido Drenthe heeft zich in de vrijwaringsprocedure op het
standpunt gesteld dat Lido Hoogeveen de exploitatie van het recreatiepark van haar over zou
nemen en dat zij daarom niet langer aan haar verplichtingen jegens Eiser kan voldoen.
Hiermee is de spoedeisendheid van Lido Drenthe bij haar vordering voldoende
gegeven. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Lido Drenthe ontvankelijk is in haar
vordering.
4.9.
Nu de vorderingen in de hoofdzaak niet toewijsbaar zijn, moeten ook de vorderingen
in vrijwaring - zonder dat hierover een inhoudelijk oordeel wordt gegeven - worden
afgewezen.
4.10.
Lido Drenthe zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de
proceskosten. Deze worden aan de zijde van Lido Hoogeveen begroot op € 747,- aan salaris
gemachtigde.

5.Beslissing

De voorzieningenrechter
In de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen van Eiser af;
5.2.
veroordeelt Eiser in de proceskosten, aan de zijde van Lido Drenthe begroot op
€ 747,-;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad;
In de vrijwaringszaak
5.4.
wijst de vordering van Lido Drenthe af;
5.5.
veroordeelt Lido Drenthe in de proceskosten, aan de zijde van Lido Hoogeveen begroot op een bedrag van € 747,-;
Aldus gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 353/md