Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting en diefstal. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk in brand steken van een paardenstal en het stelen van diverse goederen, waaronder een bosmaaier en rookwaren, op of omstreeks 6 mei 2020 in de gemeenten Veenoord en Nieuw-Amsterdam. Tijdens de zittingen op 3 november 2020 en 26 januari 2021 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. A.L. Rinsma, was wel aanwezig en verklaarde dat hij tot de verdediging was gemachtigd. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
De officier van justitie vorderde veroordeling van de verdachte voor de ten laste gelegde feiten. De verdediging betoogde echter dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat de erkenning van aanwezigheid bij een deel van de feiten niet voldoende was voor strafrechtelijke aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen waren, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de verweten feiten, en dat de verklaringen van de verdachte en een medeverdachte niet voldoende waren om te spreken van medeplegen.
Daarnaast hebben verschillende benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank verklaarde deze vorderingen niet-ontvankelijk, omdat de feiten die de schade zouden rechtvaardigen niet bewezen waren. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partijen hun vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter konden indienen en dat zij en de verdachte hun eigen kosten moesten dragen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M. van den Steenhoven, en de rechters mr. G. Eelsing en mr. T.P. Hoekstra, met bijstand van griffier D.C. Witvoet.