ECLI:NL:RBNNE:2021:3827

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
18/194956-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstig seksueel misbruik van minderjarige door oudere verdachte met langdurige pleegperiode

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende zes jaar schuldig heeft gemaakt aan ernstig seksueel misbruik van de dochter van vrienden van zijn ouders. Het misbruik begon toen het slachtoffer, dat toen pas tien jaar oud was, onder het mom van verstoppertje spelen in contact kwam met de verdachte, die zes jaar ouder was. Gedurende de bewezen verklaarde periode heeft de verdachte niet alleen ontuchtige handelingen gepleegd, maar ook meerdere keren oraal en vaginaal bij het slachtoffer binnengedrongen. Het slachtoffer heeft pas op volwassen leeftijd de kracht gevonden om weerstand te bieden tegen de verdachte en de seksuele contacten te beëindigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten vijftien jaar oud was en aan het einde van de pleegperiode 22 jaar oud, een patroon van seksueel misbruik heeft ontwikkeld dat zich voortzette na zijn achttiende verjaardag. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen de periode voor en na de achttienjarige leeftijd van de verdachte, gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Daarom is het jeugdstrafrecht van toepassing op de gehele pleegperiode.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van twaalf maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding van €3.000,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd om te waarborgen dat de verdachte de schade vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/194956-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 augustus 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2012 tot en met 23 mei 2014 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf en/of te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Steenwijkerland en/of te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of op een of meer (andere) plaats(en) in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de/een borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens (zodoende) de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens (zodoende) de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd geneukt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens (zodoende) verdachtes penis door die [slachtoffer] doen of laten pijpen en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] vastgepakt en vervolgens vastgehouden en vervolgens verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen- en weergaande bewegingen gemaakt met verdachte penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
is verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, zogenoemd klaargekomen in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2014 tot en met 23 mei 2018 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf en/of te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Steenwijkerland en/of te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of op een of meer (andere) plaats(en) in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de/een borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens (zodoende) de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens (zodoende) de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd geneukt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens (zodoende) verdachtes penis door die [slachtoffer] doen of laten pijpen en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] vastgepakt en vervolgens vastgehouden en vervolgens verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen- en weergaande bewegingen gemaakt met verdachte penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
is verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, zogenoemd klaargekomen in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1. en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erkend dat een veroordeling kan volgen voor de feiten 1. en 2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1. en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 april 2021, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer ONRBC21029 / KAPPA van 22 juli 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 19 juli 2021, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. en 2. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 24 mei 2012 tot en met 23 mei 2014 in de gemeente Ooststellingwerf en in de gemeente Steenwijkerland en in de gemeente Súdwest-Fryslân, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen,
- de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en
- de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd geneukt en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en verdachtes penis door die [slachtoffer] doen pijpen en
- het hoofd van die [slachtoffer] vastgepakt en vastgehouden en verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen- en weergaande bewegingen gemaakt met verdachte penis in de mond van die [slachtoffer] en
is verdachte in voornoemde periode meermalen, klaargekomen in de mond en vagina van die [slachtoffer] .
2.
hij in de periode van 24 mei 2014 tot en met 23 mei 2018 in de gemeente Ooststellingwerf en in de gemeente Steenwijkerland en in de gemeente Súdwest-Fryslân, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen,
- de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en
- de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en de vagina van die [slachtoffer] zogenoemd geneukt en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en verdachtes penis door die [slachtoffer] doen pijpen en
- het hoofd van die [slachtoffer] vastgepakt en vastgehouden en verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen- en weergaande bewegingen gemaakt met verdachte penis in de mond van die [slachtoffer] en
is verdachte in voornoemde periode meermalen, klaargekomen in de mond en vagina van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1. en 2. wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van één jaar en heeft verzocht te bepalen dat verdachte deze straf in een reguliere penitentiaire instelling zal ondergaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dit vonnis met het vonnis in de zaak met parketnummer 18/293319-20, waarin gelijktijdig uitspraak wordt gedaan, samen beschouwd kunnen worden en heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het pro Justitia rapport van klinisch psycholoog drs. T. van den Hazel van 9 juni 2021 en het reclasseringsrapport van 14 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juli 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich zes jaar lang regelmatig schuldig gemaakt aan ernstig seksueel misbruik van [slachtoffer], de dochter van vrienden van zijn ouders. [slachtoffer] was bij aanvang van het misbruik, dat begon onder het mom van verstoppertje spelen, nog maar tien jaar oud. Verdachte was zes jaar ouder dan zij. Verdachte heeft bewust beschutte plekken opgezocht waar hij niet kon worden betrapt. Hij heeft niet alleen ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer], maar is ook meerdere malen oraal en vaginaal bij haar binnengedrongen. Verdachte heeft [slachtoffer] onder druk gezet om niets te vertellen over hun seksuele contacten door haar voor te houden dat zij anders de vriendschap tussen de beide families kapot zou maken. Het misbruik heeft mede hierdoor lang voortgeduurd en is ook niet door verdachte gestopt. Pas op volwassen leeftijd was [slachtoffer] sterk genoeg om weerstand te bieden tegen het overwicht dat verdachte op haar had en kon zij de seksuele contacten met hem stoppen. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze een zeer ernstige en onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer]. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik een grote impact heeft op de slachtoffers daarvan en, zeker bij kinderen, tot psychische en relationele problemen kan leiden op latere leeftijd. Dat dit ook bij [slachtoffer] het geval was, blijkt uit de verklaringen die zij bij de politie heeft afgelegd en ook uit de slachtofferverklaring die zij ter zitting heeft afgelegd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn eigen lustbehoefte voorop heeft gesteld, zonder oog te hebben voor de negatieve gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer].
De verdachte was vijftien, bijna zestien jaar oud toen hij begon met het seksueel misbruiken van [slachtoffer]. Aan het einde van de bewezen verklaarde pleegperiode was verdachte 22 jaar oud. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte geheel volgens het jeugdstrafrecht of deels volgens het gewone strafrecht bestraft moet worden. Voor de periode waarin verdachte meerderjarig was, is normaalgesproken het gewone strafrecht, het strafrecht voor volwassenen aan de orde. Maar de rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar de mogelijkheid om toch het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen als de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daar aanleiding voor geven.
De rechtbank weegt daarbij het volgende mee. Het seksuele contact tussen verdachte en het slachtoffer is ontstaan toen verdachte zelf nog een kind was. Het patroon van seksueel misbruik dat zich toen heeft ontwikkeld, heeft zich ongewijzigd voortgezet nadat verdachte de leeftijd van achttien jaar bereikte. Verdachte woonde ook na zijn achttiende nog thuis bij zijn ouders, onder de vleugels van zijn moeder die alles voor hem regelde, tot aan het maken van schoolopdrachten aan toe. De zelfredzaamheid van verdachte liet te wensen over. Wat betreft de strafwaardigheid van de bewezen verklaarde feiten is gezien deze omstandigheden geen onderscheid te maken tussen de periode voor en na de achttienjarige leeftijd van verdachte. De rechtbank past daarom het jeugdstrafrecht toe ten aanzien van de gehele pleegperiode.
Blijkens het strafblad van verdachte van 28 juli 2021 is hij niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft verdachte eerder vandaag, 31 augustus 2021, in de strafzaak met parketnummer 18/293319-20 een straf opgelegd voor delicten die hij heeft gepleegd na de pleegperiode in de onderhavige strafzaak. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden, in die zin dat de totale straf in beide zaken gelijk is aan de straf die zou zijn opgelegd als de beide zaken gelijktijdig in één vonnis waren berecht (artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht).
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten is een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend. Een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de verdediging bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en de ernst van de feiten, de lange periode waarin en de regelmaat waarmee deze zijn begaan en de impact daarvan op [slachtoffer].
Alles overwegende acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de jeugddetentie moet worden ondergaan in een penitentiaire inrichting en niet in een justitiële jeugdinrichting, gelet op de leeftijd van verdachte bij de tenuitvoerlegging van de detentie. De rechtbank stelt vast dat de wet slechts de mogelijkheid kent om bij de tenuitvoerlegging van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis onder omstandigheden te bepalen dat een jeugddetentie wordt omgezet in een andere straf, zoals een gevangenisstraf (artikel 6:6:29 Sv). De rechtbank kan niet reeds nu bepalen dat de jeugddetentie wordt omgezet in een gevangenisstraf. Niets staat er echter aan in de weg dat de officier van justitie een daartoe strekkende vordering indient zodra dit vonnis onherroepelijk is geworden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan worden aangemerkt als aantasting van de persoon, als de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten een zo ernstige inbreuk vormen op een fundamenteel recht, te weten de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. en 2. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank overweegt dat in jeugdstrafzaken doorgaans bij toepassing van de schadevergoedingsmaatregel de vervangende gijzeling op nul dagen wordt vastgesteld. Ondanks dat de rechtbank heeft besloten voor het geheel aan bewezen verklaarde feiten het jeugdstrafrecht toe te passen, ziet de rechtbank ten aanzien van de vervangende gijzeling aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken, gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het wijzen van dit vonnis, te weten 25 jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77gg, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
3.000,00(zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018. Dit bedrag bestaat uit € 3.000,00 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 40 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. van Gessel, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra, kinderrechter en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 augustus 2021.