ECLI:NL:RBNNE:2021:3820

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
178096
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag vader over minderjarige dochter in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 2 september 2021 uitspraak gedaan over het gezamenlijk gezag van de vader over de minderjarige dochter van partijen. De vader verzocht de rechtbank om belast te worden met het gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn dochter, terwijl de moeder een verzoek indiende voor eenhoofdig gezag. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 augustus 2021, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders is verleend.

De rechtbank overwoog dat de vader openstaat voor communicatie en zich coöperatief opstelt, terwijl de moeder de communicatie tegenhoudt. De rechtbank concludeerde dat het belang van de kinderen vereist dat beide ouders gezamenlijk gezag uitoefenen, omdat dit hen een gelijke situatie in het gezag biedt. De rechtbank oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat de vrouw onvoldoende motivatie toont om aan verbetering van de communicatie te werken. De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen en het verzoek van de moeder afgewezen, met de beslissing dat partijen gezamenlijk belast worden met het gezag over de minderjarige dochter.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De rechtbank benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en de rol van de gezinsvoogd in het verbeteren van de communicatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/178096 / FA RK 21-408
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 2 september 2021
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. A.L. van Onna, kantoorhoudende te Franeker,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.A. Schütz, kantoorhoudende te Leeuwarden,
belanghebbende:
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Doetinchem,
hierna ook te noemen de gecertificeerde instelling of GI.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift heeft de man de rechtbank verzocht om belast te worden met het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige dochter van partijen, [minderjarige 2] .
1.2.
De vrouw heeft een verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek, ingediend. De vrouw heeft verzocht om te bepalen dat zij vooraan het eenhoofdige gezag heeft over de minderjarige dochter van partijen, [minderjarige 1] .
1.3.
Ter zitting van 20 augustus 2021 is de zaak behandeld in aanwezigheid van partijen en hun advocaten. Voorts is verschenen mevrouw C. Heins namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
1.4.
De rechtbank heeft kennis genomen van;
- een journaalbericht met bijlagen, ontvangen op 18 augustus 2021, van de zijde van de man;
- een brief, ontvangen op 18 augustus 2021, van de gezinsvoogd.

2.Motivering

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit hun relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] , op [geboortedag] 2017 in de gemeente [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] , op [geboortedag] 2019 in de gemeente [geboorteplaats] .
2.2.
Partijen hebben gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en de vrouw heeft het eenhoofdige gezag over [minderjarige 2] .
2.3.
De kinderen zijn onder toezicht gesteld en er is een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders (mz) verleend.

3.Bespreking van de standpunten en beoordeling daarvan

3.1.
De man heeft verzocht om het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] te worden belast. De man is van mening dat gezamenlijk gezag niet in strijd is met het belang van [minderjarige 2] . Hij meent dat het eenhoofdig gezag van de vrouw geen recht doet aan de rol die hij in het leven van beide kinderen heeft. De man heeft gesteld dat de onderlinge communicatie tussen partijen te wensen over laat. Hij is gemotiveerd om te werken aan een verbetering van de onderlinge communicatie tussen hem en de vrouw. Hij heeft niet het gevoel dat dit wederzijds is. Omdat de gezinsvoogd betrokken is, is de man van mening dat de kinderen niet klem en verloren zullen raken tussen hun ouders bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De man heeft gesteld dat hij een goede relatie heeft met de gezinsvoogd. Ook met de grootouders (mz) zijn er geen belemmeringen in de onderlinge communicatie.
3.2.
De vrouw heeft gesteld dat partijen niet in staat zijn om het gezamenlijk gezag over de kinderen uit te oefenen. De vrouw heeft gesteld dat zij niet heeft ervaren dat de man beslissingen (structureel) tegenhoudt. In zoverre is ook geen sprake van het klem en verloren raken van de kinderen tussen de ouders. Echter als zij rechtstreeks met elkaar communiceren dan gaat het over henzelf en hun verleden en niet over hoe het nu met de kinderen gaat of zou moeten gaan. Dit heeft zijn weerslag op haar psychisch welzijn. Daarom vindt zij het niet in het belang van de kinderen dat zij gedwongen wordt om met de man in gesprek te gaan. Haar psychische gesteldheid heeft een negatieve invloed op haar relatie met de kinderen en is dus belastend voor de kinderen. Er is in het kader van de ondertoezichtstelling nog niet gewerkt aan verbetering van de onderlinge communicatie tussen partijen. Dit hangt mogelijk samen met de slechte verstandhouding die zij heeft met de gezinsvoogd. Er is nauwelijks communicatie en overleg tussen haar en de gezinsvoogd. De vrouw heeft het gevoel dat zij wordt genegeerd door de gezinsvoogd en enkel in een slecht daglicht wordt geplaatst. De vrouw verwacht geen enkele verbetering in de communicatie tussen haar en de man. Zij betwist hetgeen de gezinsvoogd over de onderlinge communicatie tussen partijen in de Whats-Appgroep, waarvan ook de gezinsvoogd deel uitmaakt, heeft verklaard. De vrouw stelt zich op het standpunt dat een onderzoek door de RvdK nodig is om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden tot verbetering van de onderlinge communicatie.
3.3.
De gezinsvoogd ziet geen bezwaren om de man met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige 2] te belasten. Het valt niet uit te leggen aan de kinderen waarom de ouders gezamenlijk besluiten over [minderjarige 1] nemen en de vrouw alleen over [minderjarige 2] . De gezinsvoogd geeft aan dat de vrouw het niet nalaat zo nu en dan te benoemen dat zij alleen beslissingen over [minderjarige 2] kan nemen of neemt. Dit komt de onderlinge band tussen de kinderen niet ten goede. De GI ziet geen belemmeringen om de man ook met het gezag over [minderjarige 2] te belasten. De man heeft zelfinzicht en kan zijn aandeel in de ontstane situatie (van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen) zien. De GI twijfelt of de vrouw dit inzicht heeft. De man accepteert hulpverlening en stelt zich coöperatief en meewerkend op naar de gezinsvoogd, het netwerkgezin en de vrouw. Hij neemt verantwoordelijkheid. De gezinsvoogd heeft voorts opgemerkt dat partijen over een weer overleg en afstemming kunnen zoeken over praktische zaken in de gezamenlijke WhatsApp-groep waarvan zij ook deel uitmaakt. Van belang is dat de vrouw het verleden gaat verwerken en verantwoordelijkheid neemt voor haar emoties.
3.4.
De RvdK heeft ter zitting geconstateerd dat de communicatie tussen partijen kennelijk minder rooskleurig is dan de GI heeft aangegeven, maar dat dat geen reden is om de man niet met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] te belasten. Partijen zijn gelijkwaardige ouders en zijn beiden betrokken op de kinderen. De GI is positief over de samenwerking met de man en minder positief over de samenwerking met de vrouw mede gelet ook op het traject dat zij bij Horizon heeft gevolgd. De vrouw gaat uit contact als het niet gaat zoals zij wil. Ook als de vrouw eenhoofdig gezag zou hebben over beide kinderen dan is het een illusie dat dan het probleem in de onderlinge communicatie is opgelost, aldus de RvdK. In het kader van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ligt de focus vanuit de GI op de veiligheid van de kinderen bij de vrouw thuis. Wellicht is de GI nog niet toegekomen aan het punt van de verbetering van de onderlinge communicatie tussen partijen. Als de RvdK onderzoek zou doen, dan is duidelijk dat geadviseerd wordt om te werken aan verbetering van de onderlinge communicatie. Partijen kunnen hiervoor ook zelf het initiatief nemen en bij de GI aankloppen om in dit kader een traject op te starten. Daar is geen onderzoek van de RvdK voor nodig. Partijen moeten zich inspannen om met elkaar te communiceren. Uit contact gaan is te makkelijk en niet in het belang van de kinderen.
3.5.
De rechtbank overweegt dat in artikel 1:253c BW is bepaald dat:
1. De tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, kan de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
2. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
(…).
3.6.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat ouders het gezamenlijk gezag hebben over hun kinderen. De rechtbank is van oordeel dat niet aan de wettelijke criteria is voldaan om het verzoek van de man af te wijzen. Zij overweegt daartoe als volgt.
3.7.
De vrouw heeft erkend dat geen sprake is geweest van een situatie waarin [minderjarige 2] klem en verloren is geraakt tussen partijen. De rechtbank stelt vast dat partijen één recent conflict hebben gehad dat te maken had met de gezagsuitoefening, namelijk de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Gelderland. Een verschil van mening over een verhuizing is echter van zo fundamentele aard dat dat ook aan de orde kan zijn als de onderlinge communicatie wel goed is. De rechtbank is ook van oordeel dat niet is voldaan aan het "klem- en verlorencriterium".
3.8.
De vrouw is van mening dat de problemen in de communicatie, in combinatie met de persoonlijke problematiek van hun beiden, echter zo groot zijn dat verbetering niet te verwachten is en dat gezamenlijk gezag over beide kinderen daarom niet in hun belang is. De rechtbank ziet ook dat de communicatie tussen partijen stroef verloopt en dat er aan de kant van de vrouw (nog) veel pijn zit in haar relatie tot de man. De rechtbank bespeurt bij de vrouw echter ook weinig motivatie om te werken aan haar eigen problematiek en om haar verantwoordelijkheid te nemen om zich in het belang van de kinderen coöperatief en meewerkend op te stellen naar in eerste instantie de hulpverlening en vervolgens de man. De rechtbank overweegt dat de vrouw met haar keuze om niet op berichten van de man te reageren (zo heeft zij ter zitting verklaard), omdat dat het beste is voor haar psychisch welbevinden, de slechte communicatie of het gebrek aan communicatie in stand houdt. Dat geldt overigens ook in haar verhouding met de GI. Nu nog geen stappen zijn gezet om de communicatie te verbeteren zijn er voor de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake is van onvermogen of onmacht bij partijen om met elkaar te kunnen overleggen. De GI heeft aangegeven aan de kant van de man voldoende inzet te zien om in het belang van de kinderen te denken en te handelen. De rechtbank overweegt dat de GI voorlopig als buffer kan dienen in de communicatie tussen partijen en de rechtbank verwacht dat de GI nog interventies zal toepassen om de onderlinge communicatie tussen partijen te verbeteren. Ook de RvdK heeft ter zitting een duidelijke visie gegeven. Partijen moeten onder leiding van de GI werken aan verbetering van hun onderlinge communicatie. De man heeft zich hiertoe bereid getoond. De bal ligt nu in overwegende mate bij de vrouw.
3.9.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat de kinderen erbij gebaat zijn dat hun ouders een gelijke gezagspositie over hun hebben, dit geldt te meer voor de rechtspositie van de man nu sprake is van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de kinderen een goede band hebben met de man. Hij is betrokken en toont verantwoordelijkheid als ouder.
3.10.
Gelet op al hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de wettelijke criteria om de het verzoek van de man niet toe te wijzen. Kortom, zij zal het verzoek van de man toewijzen en het verzoek van de vrouw afwijzen.
3.11.
De rechtbank beslist als volgt.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk zijn belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige [minderjarige 2] , op [geboortedag] 2019 in de gemeente [geboorteplaats] , voorzover hun bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
donderdag 2 september 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 679