ECLI:NL:RBNNE:2021:381

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
18.123338-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en beschadigingen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en beschadigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar verschillende misdrijven die op 6 mei 2020 in de gemeente Emmen plaatsvonden, waaronder brandstichting, diefstal van een bosmaaier, en vernielingen aan voertuigen en andere goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van diverse rookwaren en het beschadigen van auto’s, maar sprak hem vrij van de brandstichting en enkele andere feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen. De verdachte moet zich houden aan een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan een behandeling voor zijn problematiek. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoeding moet betalen aan de slachtoffers van zijn misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.123338-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.920108-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 11 augustus 2020, 3 november 2020 en 26 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Haren.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Veenoord, gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een paardenstal geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor deze paardenstal en/of het daarin gestald staande paard, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Veenoord, gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bosmaaier (inclusief jerrycan met benzine), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een bosmaaier (inclusief benzinetank en/of brandstof) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs konden vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse rookwaren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten diverse rookwaren heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs konden vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Veenoord en/of Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk meerdere auto's en/of een raam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
te weten aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (3) fietsen, een krat bier (Hertog Jan) en diverse soorten gereedschap en machines, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 9] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Veenoord, gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om diverse - zich in de woning bevindende - goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 9] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 6 mei 2020 te Veenoord, gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse dopsleutels, ratels en/of een steenslijper, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
Verdachte ontkent deze feiten te hebben gepleegd en het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte bij deze feiten betrokken is geweest. Het aanvullende proces-verbaal met betrekking tot het onderzoek naar de telefoon van verdachte maakt dat niet anders. Bovendien ontbreekt een proces-verbaal waaruit blijkt dat en zo ja hoe, de brandstichting is onderzocht.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de overige feiten met dien verstande dat er naar zijn mening onvoldoende bewijs is voor de in feit 4 ten laste gelegde vernielingen ten aanzien van [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 8] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat verdachte bij deze feiten betrokken is geweest. Verdachte heeft deze feiten ontkend en er ontbreekt in het dossier een onderzoek naar het ontstaan van de brand. Het is daarmee niet duidelijk geworden wat het tijdstip is geweest waarop de brand is ontstaan. De camerabeelden van 6 mei 2020 om 5.47 uur waarop verdachte en de medeverdachte zijn te zien, zijn wel in de nabijheid van de brandlocatie gemaakt, maar nu niet vaststaat dat de brand rond dat tijdstip is ontstaan staat betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting niet vast. Ook de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de in feit 2 genoemde goederen kan niet worden vastgesteld.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van de onder feit 4 ten laste gelegde vernielingen met betrekking tot de aangevers [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 8] , omdat daartoe het wettig bewijs ontbreekt.
De rechtbank acht de feiten 3 primair, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2020 en 26 januari 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 101 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020167338 d.d. 4 oktober 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 2] (feit 3).
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 71 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] (feit 4).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] (feit 4).
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 158 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 7] (feit 4).
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] (feit 5).
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 14 mei 2020, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] (feit 5).
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2020, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] (feit 6).
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 12 mei 2020, opgenomen op pagina 130 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] (feit 6).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 3 primair, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
3.
hij op 6 mei 2020 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, diverse rookwaren, die toebehoorden aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
hij op 6 mei 2020 te Veenoord en/of Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk auto’s die respectievelijk aan [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 7] toebehoorden, heeft beschadigd;
5.
hij omstreeks 6 mei 2020 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, 3 fietsen, een krat bier (Hertog Jan) en diverse soorten gereedschap en machines, die toebehoorden aan [benadeelde partij 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak
en
hij omstreeks 6 mei 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om enig goed, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 9] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op 6 mei 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, diverse dopsleutels, ratels en een steenslijper, die toebehoorden aan [benadeelde partij 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht, door middel van braak.
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd.
5. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht, door middel van braak
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en inklimming.
6. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht, door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 wordt veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel beperkt dient te blijven tot de duur van het voorarrest. Aan een eventueel voorwaardelijk deel kunnen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van drs. N. Märker, GZ-psycholoog van 14 september 2020 en 19 oktober 2020, het rapport van Verslavingszorg Noord Nederland van 20 oktober 2020 en het aanvullende advies van Verslavingszorg Noord Nederland van 25 januari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte al dan niet met een ander of anderen driemaal heeft ingebroken in respectievelijk twee schuren en een winkel. Ook heeft verdachte met anderen geprobeerd een woning binnen te gaan om daar naar sleutels te gaan zoeken. Ook heeft verdachte de auto's van een drietal personen beschadigd door van twee auto’s banden lek te steken en van een auto de spiegel af te trappen.
Bij de inbraken is schade toegebracht aan de betreffende panden. De schade ontstaan bij de inbraak in de winkel is groot, omdat de toegangsdeuren volledig vernieuwd moesten worden, nu bleek dat deze ontzet waren.
Verdachte heeft door deze feiten de slachtoffers financiële schade toegebracht en zij hebben zich moeten inspannen om deze schade vergoed te krijgen.
De rechtbank rekent verdachte de feiten in hoge mate aan, zeker gelet op de omstandigheid dat verdachte de feiten onder invloed van alcohol heeft gepleegd, zoals verdachte bij de behandeling van de feiten heeft verklaard.
De door de rechtbank bewezen verklaarde feiten dienen te worden afgedaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte daarvan acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank neemt op grond daarvan een gevangenisstraf van 12 maanden tot uitgangspunt.
Als strafverzwarende omstandigheid neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat verdachte net een maand voordat de feiten werden gepleegd op vrije voeten was.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de psychologische rapporten van 14 september 2020 en 19 oktober 2020 opgemaakt door N. Märker. Het rapport van 19 oktober 2020, waarin het rapport van 14 september 2020 mede is vervat, houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Bij betrokkene is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een narcistische persoonlijkheidsstoornis, psychopathie, problematisch middelengebruik, ADHD en PTSS. Er is tevens sprake van emotie- en agressieregulatieproblematiek en gebrekkige coping-vaardigheden. Daarnaast is er sprake van psychotische overschrijdingen ten gevolge van de PTSS in combinatie met een verhoogd spanningsniveau en een gebrek aan adequate coping-vaardigheden.
Hiervan was sprake ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen.
Er is vanuit de persoonlijkheidsproblematiek onder andere sprake van impulsiviteit, roekeloosheid, onverantwoordelijkheid, prikkelhonger, egocentrisme, opportunisme, sterke gerichtheid op onmiddellijke behoeftebevrediging, geldingsdrang en een gebrekkige zelfcontrole. Betrokkene wordt in zijn handelen niet gehinderd door zijn gewetensfunctie.
Betrokkene was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten onder invloed van alcohol en cannabis. Betrokkenes vermogen om zijn gedrag in de hand te houden is onder normale omstandigheden al niet erg sterk, maar wordt nog minder als hij onder invloed van alcohol of andere middelen is. Betrokkene realiseert zich het ontoelaatbare van zijn gedrag, maar voert het desondanks uit omdat egocentrische en opportunistische motieven domineren.
Rapporteur concludeert dat betrokkene ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten goed in staat was het ontoelaatbare van zijn handelwijze in te zien, maar hij was ten gevolge van de beperkingen in zijn persoonlijkheidsstructuur en middelengebruik onvoldoende in staat om zijn wil conform dat besef te bepalen. Eén en ander overziend zou rapporteur willen adviseren betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor deze feiten.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en neemt deze over. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten. Uit het aanvullend reclasseringsadvies van 25 januari 2021 komt naar voren dat verdachte de reclassering heeft benaderd met hulpvragen omdat hij zijn leven een andere wending wil geven. Verdachte kan instemmen met een harddrugsverbod en zal meewerken aan de controle daarop. Ook acht de verdachte het wenselijk dat de reclassering hem gaat helpen bij praktische zaken.
Op de terechtzitting van 26 januari 2021 heeft verdachte aangegeven te kunnen instemmen met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het advies van 25 januari 2021.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een harddrugsverbod. Verdachte dient voorts mee te werken aan controle op gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol.
Daarnaast dient verdachte mee te werken aan een ambulante behandeling met betrekking tot de bij hem geconstateerde problematiek, indien dit door de reclassering wenselijk wordt geacht.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 7] , tot een bedrag van € 500,-- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 9.061,95 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij de vordering beperkt tot -€ 1.270,51.
3. [benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 143,51 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van [benadeelde partij 7] toewijsbaar tot een bedrag van € 125,-- voor één lek gestoken band.
De vordering van [benadeelde partij 6] is geheel toewijsbaar.
De vordering van [benadeelde partij 2] is toewijsbaar tot een bedrag van € 1270,--.
Voorts dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd met betrekking tot de toe te wijzen bedragen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman acht de vordering van [benadeelde partij 7] toewijsbaar tot een bedrag van € 50,-- voor één lek gestoken band. De benadeelde partij vordert de nieuwwaarde en heeft geen rekening gehouden met de afschrijving van de lek gestoken band.
De vordering van [benadeelde partij 2] acht de raadsman onvoldoende onderbouwd, waardoor de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair is de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 118,95 met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor een usb-stick en de post ‘1e opvang 's nachts, eigen uren’ ad € 100,--.
De overige posten zijn onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] is niet ontvankelijk in de vordering nu verdachte van dat feit moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] .
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte één band van de auto van [benadeelde partij 7] heeft lek gestoken. Dat leidt ertoe dat de vordering toewijsbaar is met betrekking tot één band. De hoogte zal de rechtbank bepalen op € 50,--, omdat de benadeelde partij de nieuwwaarde heeft gevorderd en geen rekening heeft gehouden met de afschrijving van de band.
Het toe te wijzen bedrag dient vermeerderd te worden met wettelijke rente vanaf 6 mei 2020.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] .
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt tot een bedrag van € 970,51. De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde posten ‘eigen uren’ ad
€ 300,-- niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Het toe te wijzen bedrag dient vermeerderd te worden met wettelijke rente vanaf 6 mei 2020.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit onder 3 samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] .
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 22 augustus 2017 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 september 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering van 19 oktober 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter gelegenheid van de behandeling op 3 november 2020 heeft de officier van justitie aangegeven dat de voorwaardelijke straf al ten uitvoer is gelegd bij eerdere uitspraken van de rechtbank. Verdachte heeft deze gevangenisstraf ook ondergaan.
De rechtbank zal de vordering afwijzen nu verdachte de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waarvan de tenuitvoerlegging is bevolen, al heeft ondergaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich binnen 3 werkdagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij Verslavingszorg Noord Nederland, [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hierbij volgt de veroordeelde de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd;
2. dat de veroordeelde mee zal werken aan een behandeling van zijn problematiek bij de AFPN of soortgelijke zorgverlener, indien dit door de reclassering wenselijk wordt geacht.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde geen harddrugs zal gebruiken en mee zal werken aan controle op het gebruik van hard- en softdrugs en alcohol, indien de reclassering daartoe aanleiding ziet.
De reclassering kan urine- en/of bloedonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van parketnummer 18.123338-20, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
970,51(zegge: negenhonderdzeventig euro en eenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2020, met dien verstande, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2]te betalen een bedrag van €
970,51(zegge: negenhonderdzeventig euro en eenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2020, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en met dien verstande, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Ten aanzien van parketnummer 18.123338-20, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 50,-- (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2020.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 7]te betalen een bedrag van €
50,--(zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2020, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

[18.920108-17]:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 22 augustus 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van den Steenhoven, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. T.P. Hoekstra, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2021.
Mrs. Eelsing en Hoekstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.