ECLI:NL:RBNNE:2021:380

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
18/830054-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over belaging en belediging van ex-partner met naaktfoto

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende anderhalve maand schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Ondanks het voeren van stopgesprekken en het opleggen van een gedragsaanwijzing, waaronder een contactverbod, heeft de verdachte volhard in het zoeken van contact met de aangeefster. Daarnaast heeft hij haar beledigd door een naaktfoto naar de nieuwe partner van de aangeefster en naar twee familieleden van die partner te sturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop, aangezien de feiten dateren uit 2018 en de uitspraak bijna drie jaar later volgt. De verdachte heeft zich gedurende deze periode aan de voorwaarden gehouden en heeft geen contact meer gehad met de aangeefster. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uur op te leggen met een proeftijd van een jaar, in plaats van een onvoorwaardelijke straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, belaging en eenvoudige belediging, maar heeft hem vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830054-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/040742-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
26 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 tot en met 16 maart 2018 in de gemeente Groningen (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 28 februari 2018 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
A. zich niet mag op houden in het gebied te Groningen omgeven door de straten [straatnaam], [straatnaam], [straatnaam] en [straatnaam] (omvattende de wijken [wijk 1] en [wijk 2]);
B. zich onthoudt van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1977; Bepaalt dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en);
2.
(parketnummer 18-830054-18, aangifte 2018070218 en gevoegd parketnummer 18-040742-18, aangifte 2018016836)
hij in of omstreeks de periode van 31 januari 2018 tot en met 16 maart 2018 althans in of omstreeks de periode(n) van 31 januari 2018 tot en met 25 februari 2018 en/of van 13 tot en met 16 maart 2018 in de gemeente Groningen, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door haar meermalen
- Whatsapp-(tekst en/of spraak)berichten te zenden en/of
- SMS-berichten te zenden en/of
- foto's te zenden en/of
- berichten via Facebook Messenger te sturen, en/of
- te bellen en/of haar voicemail in te spreken
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij op of omstreeks 25 februari 2018 in de gemeente Groningen opzettelijk [slachtoffer] , in het openbaar mondeling en/of bij geschrift en/of bij afbeelding en/of door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, heeft beledigd, door een naaktfoto van genoemde [slachtoffer] te verzenden naar [naam] en/of een of meer anderen, van welke belediging die
[slachtoffer] op 25 februari 2018 kennis heeft genomen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de feiten 1, 2 en 3 bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 20 februari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018071511 d.d. 25 maart 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 28 februari 2018, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 24 maart 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018071387 d.d. 25 maart 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
5. een schriftelijk bescheid, te weten een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast (artikel 509hh van het wetboek van strafvordering) d.d. 28 februari 2018, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 13 tot en met 16 maart 2018 in de gemeente Groningen telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 28 februari 2018 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich onthoudt van contact met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1977;
2.
hij in de periode van 31 januari 2018 tot en met 16 maart 2018 in de gemeente Groningen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door haar meermalen
- WhatsApp-(tekst en/of spraak)berichten te zenden en
- sms-berichten te zenden en
- foto's te zenden en
- berichten via Facebook Messenger te sturen, en
- te bellen en haar voicemail in te spreken
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden;
3.
hij op 25 februari 2018 in de gemeente Groningen opzettelijk [slachtoffer] door een toegezonden afbeelding heeft beledigd, door een naaktfoto van genoemde [slachtoffer] te verzenden naar
[naam] en anderen, van welke belediging die [slachtoffer] op 25 februari 2018 kennis heeft genomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
2. belaging;
3. eenvoudige belediging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke taakstraf, met name gelet op het tijdsverloop. De raadsman heeft aangevoerd dat de situatie van verdachte sinds de ten laste gelegde feiten in positieve zin is veranderd en dat hij geen contact meer heeft met aangeefster [slachtoffer] .
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende anderhalve maand schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner, aangeefster [slachtoffer] , door haar te bellen, haar voicemail in te spreken en door haar berichten en foto's te sturen. Ook na het voeren van enkele stopgesprekken en het opleggen van een gedragsaanwijzing, onder meer inhoudende een contactverbod met aangeefster, is verdachte doorgegaan met het zoeken van contact. Hij wilde aangeefster dwingen om weer contact met hem op te nemen en om de relatie voort te zetten. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Daarnaast heeft verdachte aangeefster beledigd door een naaktfoto van haar naar de nieuwe partner van aangeefster en naar twee familieleden van die nieuwe partner te sturen. Hiermee heeft verdachte de eer en goede naam van aangeefster geschaad. Deze feiten rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke straf van enige duur.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak. De feiten dateren uit 2018 en een deel van die feiten zou in eerste instantie door de politierechter worden behandeld op 15 juni 2018. Deze zitting is echter door het openbaar ministerie ingetrokken in verband met nieuwe strafbare feiten en de gezondheidssituatie van verdachte. Bijna drie jaar later volgt uiteindelijk pas een uitspraak. De voorlopige hechtenis van verdachte is gedurende die drie jaar geschorst geweest en verdachte heeft zich al die tijd gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Ook dat weegt in strafmatigende zin sterk mee. Verdachte heeft al ruim twee en een half jaar geen contact meer met aangeefster opgenomen en bevindt zich inmiddels in een geheel andere levensfase. De rechtbank ziet thans dan ook geen toegevoegde waarde meer in de oplegging van een onvoorwaardelijke straf. Daarom zal worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uur met een proeftijd van een jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 57, 184a, 266 en 285b van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J. van Bruggen en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2021.