ECLI:NL:RBNNE:2021:378

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
18/174631-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van harddrugs met eerdere veroordeling in proeftijd

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het vervoeren van verschillende soorten harddrugs op 27 maart 2020 in Winsum. De verdachte, die in 2019 al was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor een soortgelijk feit, bevond zich op het moment van de nieuwe overtreding in een proeftijd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk harddrugs had vervoerd, waaronder cocaïne, MDMA, amfetamine en 2-CB. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het verkopen of afleveren van de drugs, omdat daar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een deel van de eerdere voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte opnieuw een strafbaar feit had gepleegd binnen de proeftijd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De in beslag genomen snorfiets werd verbeurd verklaard, terwijl een geldbedrag van € 415,40 aan de verdachte werd teruggegeven, omdat dit niet uit het strafbare feit was verkregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/174631-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/820251-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

9 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
26 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I.T. Spaan, advocate te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2020 te Winsum en/of te Uithuizen, gemeente Het
Hogeland in elk geval in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 0.95 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
ongeveer 5.22 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 4.84 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
ongeveer 73 zogenoemde XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
ongeveer 9.99 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
ongeveer 4.93 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Ketamine en/of
ongeveer 3 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2-CB
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van de 4,93 gram ketamine omdat de ketamine niet is getest bij het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (NFI). Hoewel het NFI bij sommige stoffen een kleinere hoeveelheid heeft onderzocht dan de politie in beslag heeft genomen, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de volledige ten laste gelegde hoeveelheden drugs kunnen worden bewezen, in die zin dat verdachte deze drugs heeft vervoerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat vrijspraak dient te volgen van de ten laste gelegde hoeveelheid ketamine, nu deze niet is getest door het NFI, en van de ten laste gelegde hoeveelheden cocaïne en MDMA, omdat in de bijbehorende NFI-rapporten een verkeerd bvh-nummer is vermeld. Met betrekking tot de overige hoeveelheden ten laste gelegde drugs dient bij de bewezenverklaring te worden uitgegaan van de door het NFI geteste hoeveelheden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 26 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 27 maart 2020 reed ik op de scooter in Winsum. Ik heb de drugs die avond gekregen. Ik heb een deel in het tasje in mijn rugzak gedaan en een deel in mijn onderbroek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 maart 2020, opgenomen op pagina 51 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020076996 d.d. 29 mei 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Ik weet in ieder geval dat de cocaïne van mezelf is.
V: Zit er in deze packs, de vijf grote en de vier kleine, cocaïne?
A: Ja
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2020, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 27 maart 2020 waren wij aangesloten bij de melding die een collega maakte van een persoon op een snorfiets die zijn stopteken negeerde. Dit was omstreeks 01.15 uur. De verdachte bleek later te zijn [verdachte] . Wij voerden een insluitingsfouillering uit bij de verdachte.
In de rugzak vonden wij in een groen tasje een drietal gripzakjes met blauwe tabletten in driehoekvorm, vermoedelijk XTC. Hierop zat een doodskop logo. Wij telden de tabletten en zagen dat de drie gripzakjes 10, 10 en 40 tabletten bevatten. Het totale gewicht was 35 gram aan tabletten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2020, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 27 maart 2020 werd verdachte [verdachte] ingesloten. De collega's van het cellencomplex fouilleerden de verdachte nogmaals en vonden nog een grote hoeveelheid drugs in verdachte zijn onderbroek.
Goederen:
- PL0100-2020076996-1253261, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid, 5 stuks (envelop), totaal 8 g, kleur wit, bijzonderheden 5 grote pony packs met een witte substantie erin;
- PL0100-2020076996-1253262, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid, 4 stuks (envelop), totaal 2 g, kleur wit, bijzonderheden 4 kleine pony packs met een witte substantie erin;
- PL0100-2020076996-1253264, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid, 5 stuks, totaal 7 g, Onbekend, kleur bruin, bijzonderheden 5 gripzakjes met een bruinachtige substantie erin.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Beslagene: [verdachte]
Goednummer: PL0100-2020076996-1253238
Object: verdovende mid
Aantal: 3 stuks
Totale hoeveelheid: 21 g
Kleur: wit
Bijzonderheden: 3 zakjes smeuïge substantie.
Goednummer: PL0100-2020076996-1253239
Object: verdovende mid (xtc)
Aantal: 60 stuks
Verpakking: zak plastic
Totale hoeveelheid: 35 g
Kleur: blauw
Bijzonderheden: 5-hoekige pillen met doodshoofd erop.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Beslagene: [verdachte]
Goednummer: PL0100-2020076996-1253260
Object: verdovende mid (xtc)
Aantal: 3 stuks
Totale hoeveelheid: 2 g
Bijzonderheden: gele ovale pilletjes met een vleermuis afgebeeld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 26 mei 2020, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Door ons werd een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen. Alle unieke goednummers werden apart bemonsterd. In het geval van meerdere gelijksoortige verpakkingseenheden van gelijke grootte per goednummer, werden aselect enkele monsters genomen. Deze monsters werden elk apart voorzien van een Spoor Identificatie Nummer, getest en gerapporteerd.
Goednummer : PL0100-2020076996-1253238
Omschrijving : 3 gripzakjes met groene rand met in elk gripzakje een iets vochtige, witte substantie en een leeg gripzakje
met groene rand.
Netto gewicht : 9,99 gram
SIN Monster : AANS0008NL
Goednummer : PL0100-2020076996-1253239
Omschrijving : 3 gripzakjes met groene rand met in één van de
gripzakjes 4 gripzakjes met in elk gripzakje 10 blauwe,
vijfhoekige (diamantvormige) gleuftabletten en in de
andere 2 zakjes elk 10 blauwe, vijfhoekige
(diamantvormige) gleuftabletten (totaal 60 tabletten)
met op de niet gleufzijde van de tabletten een hoogdruk
van een aliën/schedel.
Netto gewicht : 29,77 gram
SIN Monster : AANS0009NL
Goednummer : PL0100-2020076996-1253260
Omschrijving : een gripzakje met een groene rand met daarin 3 ovale,
fluor gele tabletjes met op beide zijden een hoogdruk
van een vleermuis.
Netto gewicht : 0,59 gram
SIN Monster : AANS0012NL
Goednummer : PL0100-2020076996-1253261
Omschrijving : 5 witte wikkels met blauwe lijnen (vouwlijnen) met in elke wikkel wit poeder en brokjes.
Netto gewicht : 3,77 gram
SIN Monster : AANS0013NL
Goednummer : PL0100-2020076996-1253262
Omschrijving : 4 kleine, witte wikkels met in wikkel wit poeder en
brokjes.
Netto gewicht : 1,45 gram
SIN Monster : AANS0029NL
Goednummer : PL0100-2020076996-1253264
Omschrijving : 5 gripzakjes (in 2 formaten) met groene rand met in elk gripzakje beige kristallen.
Netto gewicht : 4,84 gram
SIN Monster : AANS0028NL
Per abuis heb ik, verbalisant, in de communicatie met het NFI van 2 identificerende onderzoeken een verkeerd zaaknummer vermeld. Het juiste SIN is echter wel vermeld.
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.19.005, d.d. 19 mei 2020, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. F. Wallace, op de door hem of haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANS0008NL substantie, wit, uit 9,99 gram bevat amfetamine
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.19.005, d.d. 19 mei 2020, opgenomen op pagina 75 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. F. Wallace, op de door hem of haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANS0009NL gleuftablet, blauw, uit 29,77 gram bevat MDMA
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.19.005, d.d. 19 mei 2020, opgenomen op pagina 76 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. F. Wallace, op de door hem of haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANS0013NL poeder en brokjes, wit, uit 3,77 gram bevat cocaïne
11. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.19.005, d.d. 19 mei 2020, opgenomen op pagina 77 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. F. Wallace, op de door hem of haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANS0028NL brokjes, beige, uit 4,84 gram bevat MDMA
12. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.19.005, d.d. 5 juni 2020, apart opgenomen in voornoemd dossier, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, op de door hem of haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring:
Kenmerk Omschrijving Resultaat
AANS0012NL twee tabletten (à 0,20 gram), geel, Batman logo, bevat 2C-B
in een gripzakje (en een gripzakje met geel poeder)
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 maart 2020 opzettelijk harddrugs heeft vervoerd. Voor het verkopen, afleveren of verstrekken van de drugs is geen wettig en overtuigend bewijs. Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor de 4,93 gram ketamine en de 0,95 gram MDMA, nu deze in beslag genomen goederen niet nader zijn onderzocht door het NFI en dus niet met zekerheid valt te zeggen dat de betreffende stoffen inderdaad ketamine en MDMA bevatten.
Ten aanzien van de ten laste gelegde XTC-pillen geldt dat 60 van die pillen zijn onderzocht door het NFI. Dit betreffen de pillen die zijn aangetroffen in de tas van verdachte. De 13 pillen die later zijn aangetroffen op het lichaam van verdachte hebben weliswaar eenzelfde logo als de geteste pillen, maar hebben een andere vorm. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet met zekerheid gezegd kan worden dat deze pillen eveneens MDMA bevatten en zal de bewezenverklaring daarom beperken tot de 60 door het NFI geteste XTC-pillen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de onderzochte drugs bij het NFI, waarbij per abuis een ander bvh-nummer is genoemd, uit te sluiten van het bewijs, gelet op de uitleg die de verbalisant in het proces-verbaal verdovende middelen heeft gegeven. Bovendien komen de SIN-nummers wel overeen, zodat er geen twijfel bestaat dat de door het NFI onderzochte stoffen inderdaad de stoffen zijn die bij verdachte zijn aangetroffen.
Ten aanzien van de aangetroffen cocaïne overweegt de rechtbank dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat alle ponypacks die hij bij zich had (de 5 grote en 4 kleine) cocaïne bevatten. De rechtbank acht op basis van deze verklaring in combinatie met de door het NFI geteste deel van die ponypacks (3,77 gram) wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne, te weten 5, 22 gram, in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank heeft tot slot geconstateerd dat er 2 van de 3 pillen van een materiaal bevattende 2-CB zijn onderzocht bij het NFI. Gelet op de omstandigheid dat er 3 pillen bij verdachte zijn aangetroffen die in één zakje zaten en die blijkens het proces-verbaal van verdovende middelen dezelfde vorm, kleur en opdruk hadden, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat sprake is geweest van 3 pillen van een materiaal bevattende 2-CB.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 maart 2020 te Winsum, gemeente Het Hogeland, opzettelijk heeft vervoerd 5,22 gram cocaïne en 4,84 gram MDMA en 60 pillen bevattende MDMA en 9,99 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 3 pillen van een materiaal bevattende 2-CB, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf, eventueel gecombineerd met een werkstraf. De raadsvrouw heeft verzocht om met het advies van de reclassering rekening te houden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het behandeltraject van verdachte doorkruisen, hetgeen niet wenselijk is. Daarnaast zal verdachte zijn werk en woning verliezen in geval van detentie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland en de toelichting van Trajectum ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van verschillende soorten harddrugs. De rechtbank overweegt dat de handel in verdovende middelen bij wet strafbaar is gesteld om de volksgezondheid te beschermen. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs ernstige schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat drugshandel vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit.
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten. In 2019 heeft verdachte een deels voorwaardelijke straf gekregen wegens handel en bezit van harddrugs. Hierdoor bevond verdachte zich ten tijde van het thans bewezen verklaarde feit in een proeftijd met een behoorlijk forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om zich korte tijd later opnieuw met harddrugs in te laten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf dit keer in beginsel op zijn plaats is.
De rechtbank heeft evenwel ook rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 11 januari 2021 van Reclassering Nederland. In dit rapport wordt benoemd dat met name de hoge ontnemingsvordering die verdachte boven het hoofd hing, de wanhoop hoe deze ooit te moeten betalen en zijn gebrekkige vaardigheden om problemen op een andere en betere manier op te lossen hebben bijgedragen aan het delictgedrag. De Reclassering Nederland signaleert problemen op diverse gebieden, waaronder psychosociaal functioneren en gedrag, denkwijze en vaardigheden. De reclassering schat het risico op herhaling als laag-gemiddeld in. Verdachte zag geen andere uitweg om de ontnemingsvordering te kunnen betalen dan door het plegen van dit soort strafbare feiten. Verdachte is zelf niet goed in staat om problemen op een andere manier op te lossen en daarom is er een reële kans dat verdachte opnieuw in de fout gaat, tenzij er aan zijn gedrag, houding en probleemoplossende vaardigheden wordt gewerkt. Verdachte heeft inmiddels in samenwerking met Trajectum een behandelplan opgesteld, mede gericht op het inperken van het recidiverisico. Blijkens de toelichting van ter terechtzitting van mevrouw I.K.D. Beekhuis (GZ-psycholoog) is dit een hele belangrijke stap geweest voor verdachte en moet hij de kans krijgen dit behandelplan voort te zetten.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding en het uitwisselen van informatie over zijn sociale netwerk. De bijzondere voorwaarden zijn al gekoppeld aan het huidige reclasseringstoezicht en de reclassering adviseert om dat voort te zetten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal de straf geheel voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en mee te werken aan de noodzakelijke behandeling. Daarnaast zal de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke taakstraf opleggen aan verdachte.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen snorfiets (SYM, chassisnr: [nummer], met sleutels) vatbaar voor verbeurdverklaring nu met behulp van deze snorfiets het feit is begaan en deze toebehoort aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 415,40, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Er is niet gebleken dat het geld uit het strafbare feit is verkregen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 13 mei 2019 van deze rechtbank is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 28 mei 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 december 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen vanwege dringende persoonlijke omstandigheden. Subsidiair heeft zij verzocht de proeftijd te verlengen en meer subsidiair een gedeelte van de vordering om te zetten in een werkstraf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf, en wel voor een deel groot 3 maanden. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat verdachte een flinke waarschuwing heeft gehad bij zijn vorige veroordeling. Dat weerhield verdachte echter niet om opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen. De rechtbank is van oordeel dat het aangewezen is een deel van deze voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/820251-18:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 13 mei 2019, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen snorfiets, SYM, chassisnr: [nummer], met sleutels (goednummer 26648).
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, te weten € 415,40 (goednummers 1253236, 1253237, 1253253, 1253255).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. S. Zwarts en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2021.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.