ECLI:NL:RBNNE:2021:3769

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
179409
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling omgangsregeling en vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de omgangsregeling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De vader van [naam kind] heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) van 18 juni 2021, die de omgang tussen hem en zijn kind beperkte, vervallen te verklaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, maar heeft deze toch vervallen verklaard vanaf 20 juli 2021, omdat er vanaf die datum geen uitvoering meer aan werd gegeven. De kinderrechter heeft de ouders een omgangsregeling van eenmaal per week begeleide omgang van één uur met [naam kind] toegewezen, met de mogelijkheid tot uitbreiding indien [naam kind] dat aankan. De kinderrechter heeft daarbij het belang van [naam kind] vooropgesteld, gezien zijn onrustige gedrag na omgangsmomenten met de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/179409 / FJ RK 21-650
Datum uitspraak: 3 september 2021

Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[naam vader]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. A.A. Tahavol Ghoreyshi, kantoorhoudende te Baarn,
en
de gecertificeerde instelling
[naam GI],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI,
betreffende

[volledige naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen: de moeder.

Het procesverloop

De procedure is ingeleid met het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 2 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 2 juli 2021. Op 10 augustus 2021 heeft de rechtbank een verweerschrift van de GI ontvangen. Op 12 augustus 2021 heeft de rechtbank aanvullende stukken van de GI ontvangen, te weten een brief van de GI aan de advocaat van de vader ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] .
Op 13 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- [namen vertegenwoordigers GI] , namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 4 augustus 2020 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 4 november 2020.
Bij beschikking van 21 augustus 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een (netwerk)pleeggezin verleend tot 4 november 2020.
Bij beschikking van 23 oktober 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 23 oktober 2020 tot 23 oktober 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een (netwerk)pleeggezin verlengd tot 4 mei 2021.
[naam kind] verbleef van januari 2021 tot mei 2021 samen met zijn ouders in een ouderschapsbeoordelings-/leertraject in [naam traject] te [plaatsnaam] .
Bij beschikking van 26 mei 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend, met ingang van 25 mei 2021 tot uiterlijk 22 juni 2021. Laatstelijk is de machtiging tot uithuisplaatsing bij beschikking van 27 augustus 2021 verlengd tot 23 oktober 2021.
De GI heeft op 18 juni 2021 in een schriftelijke aanwijzing de contacten tussen de ouders en [naam kind] beperkt, inhoudende dat:
"De GI stelt de omgang tussen ouders en [naam kind] vast op 2 maal per week begeleide omgang in het bijzijn van pleegmoeder gedurende één uur.
De omgang zal plaatsvinden op elke dinsdag en donderdag van 12.30 tot 13.30 uur op [naam locatie] .
Deze omgang gaat in op 22 juni 2021 en duurt tot eind juli 2021.
De pleegouders waar [naam kind] verblijft gaan op vakantie van 30 juli t/m 20 augustus '21.
Half juli wordt de omgang geëvalueerd en kijken we opnieuw naar hoe de omgang in deze periode moet worden vormgegeven. Hiervoor ontvangt u een uitnodiging."
De GI heeft met ingang van 20 juli 2021 voor de duur van twee weken de omgang gewijzigd naar één keer per week op [locatie] waar de vader woont voor de duur van één uur met een uitloop naar twee uren als [naam kind] niet te moe is.

Het verzoek van de vader

De vader verzoekt de rechtbank:
I. Primair te bepalen dat de schriftelijke aanwijzing van 18 juni 2021 vervallen wordt verklaard, en dat de kinderrechter zelfstandig een omgang vaststelt voor [naam kind] en de ouders gezamenlijk in de zin van artikel 1:265f lid 2 BW inhoudende:
Elke dinsdag, donderdag en vrijdag van 12.30 - 13.30 uur, of zolang [naam kind] het aankan, omgang bij [locatie] waar de vader momenteel verblijft, in aanwezigheid van de pleegmoeder maar waarbij de begeleiding wordt afgebouwd zodat de ouders onbegeleide omgang krijgen en de pleegmoeder [naam kind] afgeeft bij de ouders en hem na een uur weer ophaalt; verder geen andere begeleiders aanwezig dan de pleegmoeder.
II. Dan wel subsidiair te bepalen dat de schriftelijke aanwijzing van 18 juni 2021 van de GI gedeeltelijk of geheel vervallen wordt verklaard en een omgangsregeling vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie en in het belang van [naam kind] juist acht, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie van de vader.
De vader verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de vader aan dat de schriftelijke aanwijzing in
strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Hij stelt zich op het
standpunt dat geen sprake is geweest van een zorgvuldige voorbereiding van de
schriftelijke aanwijzing door de GI, omdat geen sprake is geweest van overleg,
overreding en een vooraankondiging. Hij concludeert daarom dat de schriftelijke aanwijzing
onzorgvuldig is voorbereid nu de GI onvoldoende heeft voldaan aan de hoorplicht en
verzoekt vervallenverklaring. De vader vindt begeleide omgang volstrekt onnodig en wenst
drie keer per week zijn zoon te zien om de band tussen hem en de minderjarige
sterk te houden. De vader vindt dat de vele wisselingen in de begeleiding voor onrust bij
[naam kind] zorgt.

Het verweer van de GI

De GI heeft verweer gevoerd en verzoekt de rechtbank:
I. Het verzoek van de vader tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing af te wijzen.
II. Ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling te bepalen dat er een regeling geldt van eenmaal in de week begeleide omgang van één uur, met uitloop naar twee uren indien [naam kind] hier niet (te) moe voor is, met de mogelijkheid voor de GI om de omgang in frequentie en duur uit te breiden als blijkt dat [naam kind] dat aan kan.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter onderbouwing van het verweer voert de GI aan dat de voorbereiding van de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen. De GI heeft het verzoek van de advocaat van de vader om de procedure schriftelijke aanwijzing te volgen, geïnterpreteerd als het verzoek om tot afgifte van een schriftelijke aanwijzing over te gaan. Het standpunt van de vader was bekend bij de GI, mede door het verzoek van de vader om een schriftelijke aanwijzing. Verder is het voornemen tot de aanwijzing op 15 juni 2021 telefonisch met de vader besproken.
Ten aanzien van de omgang heeft de GI aangegeven dat er na de aanwijzing bleek dat er sprake is van (toegenomen) veel spanningsgedrag bij [naam kind] . Dit uit zich tot enkele dagen na afloop van de omgang met de ouders waarbij hij bonkt met zijn hoofd tegen de autostoel, hard praat, overdag niet wil slapen, 's nachts onrustig is, gilt en huilt in zijn slaap. De GI is van mening dat bij [naam kind] sprake lijkt te zijn van toxische stress, de lichamelijke onrust houdt ongeveer drie dagen aan na afloop van de omgang met de ouders. Vanwege het aanhoudende klachtgedrag van [naam kind] en de belasting hiervan voor de pleegouders is de omgang vanaf 20 juli 2021 beperkt tot een keer per week en zijn de belmomenten tijdens de zomervakantie komen te vervallen. De pleegouders staan onder grote druk en zij hebben hun handen vol aan [naam kind] . De GI wil de band tussen de ouders en [naam kind] zoveel mogelijk behouden en het liefst ook bevorderen, maar zij vindt het tegelijkertijd ook onwenselijk dat [naam kind] bij een nieuw pleeggezin geplaatst zou moeten worden in verband met overbelasting van de pleegouders.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft aangegeven dat zij één keer per week omgang weinig vindt. Voor haar is het haalbaar om twee keer per week af te reizen naar [locatie] . Drie keer per week is teveel voor haar.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Ontvankelijkheid
Gelet op artikel 1:264 lid 1 BW kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing op verzoek van een met het gezag belaste ouder geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. De kinderrechter stelt vast dat de vader zijn verzoek - gelet op de in artikel 1:264 lid 3 BW genoemde termijn van twee weken na verzending van de schriftelijke aanwijzing - tijdig heeft ingediend, zodat hij kan worden ontvangen in zijn verzoek. De schriftelijke aanwijzing is immers op 18 juni 2021 verzonden en uiterlijk op 2 juni 2021 (de dag van indiening van het verzoek) kon het verzoek tijdig worden ingediend.
Inhoudelijke beoordeling
Ter beoordeling staat of er redenen zijn om de schriftelijke aanwijzing van de GI ten aanzien van de beperking van de contacten van de ouders met [naam kind] vervallen te verklaren. Op grond van artikel 1:265f lid 1 BW kan de GI voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van een minderjarige voor de duur van de uithuisplaatsing de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken. De beslissing van de GI geldt op grond van lid 2 als een schriftelijke aanwijzing, in welk kader art 1:263 BW en artikel 1:264 BW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Artikel 1:265f lid 2 BW bepaalt bovendien dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
Ten aanzien van de voorbereiding van de schriftelijke aanwijzing is de kinderrechter van oordeel dat deze op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen gelet op de gegevens die de GI destijds voor handen had. De GI heeft gebruik gemaakt van een onderzoeksboog, waarbij ze destijds uitkwamen op deze omgangsregeling als meest passend bij het klachtgedrag van [naam kind] . Het is de kinderrechter gebleken dat het standpunt van de vader en zijn visie op de omgangsregeling voor de GI volstrekt helder was, temeer nu de advocaat van de vader heeft verzocht aan de GI om de procedure voor een schriftelijke aanwijzing te volgen en daarbij de visie van de vader heeft weergegeven. Door de GI is verder onweersproken gesteld dat de GI op 15 juni 2021 telefonisch met de vader heeft gesproken over de omgang en de op handen zijnde schriftelijke aanwijzing. Vervolgens heeft de GI op 18 juni 2021 de schriftelijke aanwijzing gegeven. Dat de GI de vader geen voornemen tot het geven van de aanwijzing heeft toegezonden, is onder de hiervoor beschreven omstandigheden verdedigbaar. De kinderrechter zal gelet hierop de schriftelijke aanwijzing in stand laten tot 20 juli 2021, nu de kinderrechter anders dan de vader van oordeel is dat deze zorgvuldig tot stand is gekomen.
Het is de kinderrechter op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk geworden dat vanaf 20 juli 2021 geen uitvoering meer wordt gegeven aan de schriftelijke aanwijzing door de GI. De kinderrechter zal daarom de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaren vanaf 20 juli 2021.
De kinderrechter dient verder een beslissing te geven op de verzoeken om een omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter overweegt als volgt. [naam kind] is een jongetje van één jaar oud die al enkele maanden in een pleeggezin verblijft, nadat het traject [naam traject] voortijdig is afgesloten. Het is van belang dat [naam kind] gedurende de uithuisplaatsing contact heeft met zijn ouders, vooral nu het perspectief van [naam kind] nog onduidelijk is. De ouders zijn inmiddels aangemeld voor een ouderschapsbeoordeling in [plaatsnaam] . Het is op dit moment nog onduidelijk wanneer dit traject gestart kan gaan worden. De GI heeft naar het oordeel van de kinderrechter voldoende duidelijk gemaakt dat [naam kind] heftig reageert op de omgangsmomenten met de ouders. Hij slaapt slechter, hij is veel onrustig, gilt, huilt en hij bonkt met zijn hoofd. Na een omgangsmoment met de ouders duurt het enkele dagen totdat [naam kind] geen klachtgedrag meer vertoont. Hoewel de vader gesteld heeft dat dit gedrag van [naam kind] normaal is, omdat [naam kind] het in de thuissituatie bij de ouders ook vertoonde, is de kinderrechter van oordeel dat het niet in het belang van [naam kind] is dat hij telkens in ernstige mate ontregelt. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de GI bij de door haar verzochte regeling een goede afweging gemaakt tussen het in stand houden en bevorderen van de band met de ouders en anderzijds de impact van de omgang op [naam kind] .
Met de GI is de kinderrechter voorts van oordeel dat het in het belang van [naam kind] is dat zijn plaatsing bij het huidige pleeggezin gecontinueerd kan worden. Gelet hierop dient ook rekening gehouden te worden met de draagkracht en de draaglast van de pleegouders, zodat een uithuisplaatsing van [naam kind] bij een ander pleeggezin voorkomen kan worden. De kinderrechter is van oordeel dat de huidige omgang, waarbij de ouders één uur per week begeleide omgang hebben met [naam kind] , passend is en dat deze als [naam kind] niet te moe is maximaal twee uur mag duren. Het is aan de GI om te bepalen welke vorm van begeleiding nodig is. De ouders zijn inmiddels aangemeld voor een ouderschapsbeoordeling in [plaatsnaam] . Met het oog op dit traject zal onder regie en begeleiding van de GI bezien worden of in de toekomst een uitbreiding van de omgang passend is en aansluit bij de behoeften van [naam kind] .
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot de volgende beslissing.

De beslissing:

De kinderrechter:
houdt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 18 juni 2021 in stand tot 20 juli 2021;
verklaart de schriftelijke aanwijzing van de GI van 18 juni 2021 vervallen vanaf 20 juli 2021;
stelt met ingang van heden de volgende omgangsregeling vast:
- de ouders hebben eenmaal per week begeleide omgang van één uur met [naam kind] , met een uitloop naar twee uren indien [naam kind] niet (te) moe is, waarbij de GI de regie krijgt om de frequentie en de duur van de omgangsmomenten uit te breiden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
PGdeB