ECLI:NL:RBNNE:2021:3742

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
18/188178-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1992, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje van 13 jaar. De zaak kwam ter terechtzitting op 1 juli 2021, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.P.N. Pieterse, aanwezig was. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer, dat op 21 juli 2018 in Leeuwarden plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekentenis van de verdachte en de verklaringen van getuigen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten en dat er psychische problematiek speelde, maar dat dit niet leidde tot een lagere straf. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
parketnummer 18/188178-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2018 te Leeuwarden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of
- het heen en weer bewegen van zijn penis in haar vagina en/of
- het klaarkomen in haar vagina.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling ter zake het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 juli 2018, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018189726 d.d. 18 juli 2019, inhoudend het relaas van verbalisanten omtrent het informatieve gesprek met [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 september 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] namens [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 juli 2018 te Leeuwarden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en
- het heen en weer bewegen van zijn penis in haar vagina en
- het klaarkomen in haar vagina.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen pleegt die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging in grote mate rekening te houden met het tijdsverloop van bijna drie jaar. Verder heeft verdachte een beperkt strafblad waarop soortgelijke feiten niet voorkomen. Verdachte heeft een lange geschiedenis van opnames in klinieken en van zorg. Een gevangenisstraf zal grote gevolgen hebben voor verdachte, met name voor zijn mentale gezondheid.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met een jong kwetsbaar meisje van 13 jaar. Verdachte heeft naar eigen zeggen het meisje, welke hij op straat tegenkwam, voor een nacht onderdak aangeboden. Het slachtoffer was eerder die dag weggelopen uit de instelling waarin zij verbleef. Zij bevond zich dan ook in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte waarvan hij misbruik heeft gemaakt. Met dit handelen heeft hij bovendien een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit ontuchtig handelen kan, naar de ervaring leert, voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich brengen. Daar komt bij dat verdachte er weinig blijk van heeft gegeven de laakbaarheid van zijn handelingen in te zien.
Tijdens de behandeling ter zitting is de rechtbank gebleken dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek waarvoor hij meermalen is opgenomen in klinieken. Uitgebreide informatie is echter niet voorhanden wegens de weigering van verdachte om mee te werken aan reclasseringsrapportage.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het lange tijdsverloop tussen het feit en de zitting.
Gelet op de aard en ernst van het handelen van verdachte, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Om die reden acht de rechtbank artikel 22b, eerste lid onder a, Sr van toepassing, waardoor niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2021.
mr. O.J. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.