ECLI:NL:RBNNE:2021:3741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
18/234915-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van ouderlijk gezag en taakstraf in een strafzaak tegen een verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 15 juli 2021, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag van zijn ouders. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 5 op 6 augustus 2018, waarbij de verdachte de minderjarige [naam 1] in zijn woning heeft laten verblijven zonder toestemming van de ouders. De ouders hadden eerder aan de verdachte kenbaar gemaakt dat zij niet wilden dat hun zoon bij hem verbleef. Tijdens de zitting op 1 juli 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij dacht dat de minderjarige weer bij hem mocht komen, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de bezwaren van de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige in zijn woning heeft toegelaten, ondanks de duidelijke instructies van de ouders en de wijkagent. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen en het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/234915-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 5 augustus 2018 op 6 augustus 2018, althans omstreeks de maand augustus 2018, te [plaats], opzettelijk een minderjarige, te weten [naam 1] (geboren op [geboortedatum] 2001), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag (te weten het gezag dat zijn ouders hadden), immers heeft hij, verdachte, die [naam 1] gedurende de nacht bij hem, verdachte, thuis laten verblijven en/of laten logeren, terwijl de ouders van die [naam 1] hiervan niet op de hoogte waren en/of terwijl de ouders van die [naam 1] eerder aan verdachte kenbaar hadden gemaakt dat zij niet wilden dat hun zoon bij hem zou verblijven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een minderjarige in zijn woning heeft laten verblijven terwijl hij wist dat de ouders van de minderjarige hiervoor geen toestemming gaven. Verdachte heeft een brief ontvangen waarin is aangegeven dat de ouders van [naam 1] het verblijf van [naam 1] bij verdachte niet toestonden en ook gesprekken gevoerd met de wijkagent. Als volwassene was verdachte verantwoordelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat voor een veroordeling ter zake artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) van belang is of verdachte een beslissende invloed heeft gehad op de scheiding tussen de minderjarige en zijn ouders. Op basis van het dossier kan dit niet worden vastgesteld. In januari 2018 heeft verdachte een brief van de ouders van [naam 1] ontvangen dat zij niet wilden dat [naam 1] bij verdachte thuis kwam. Echter hebben zich nadien omstandigheden voorgedaan waaruit verdachte opmaakte dat [naam 1] wel weer bij hem thuis mocht komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 1 juli 2021 afgelegde verklaring, onder meer:
[naam 1] verbleef in mijn woning in de nacht toen zijn vader erachter kwam dat [naam 1] niet thuis was maar dat hij bij mij was. In januari 2018 heb ik een brief van de wijkagent ontvangen, ondertekend door meneer en mevrouw [naam 2] . De wijkagent heeft mij gezegd dat het niet de bedoeling was dat [naam 1] bij mij thuis kwam. [naam 1] was toen 16 jaar oud.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2019, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018341359 d.d. 30 september 2019, inhoudende de verklaring van [naam 2] , onder meer:
Hij deed aangifte namens het slachtoffer:
Achternaam: [naam 1]
Voornaam: [naam 1]
Geboren: [geboortedatum] 2001
Ik wil aangifte doen van onttrekking ouderlijk gezag tegen [verdachte] , woonachtig
aan de [straatnaam] te [plaats]. Mijn zoon [naam 1] is minderjarig en ik ben samen met zijn moeder verantwoordelijk voor hem.
[verdachte] heeft een brief ontvangen van ons als ouders dat wij niet willen dat hij [naam 1] binnen laat of hem uitnodigt voor een bezoek, en dat we ook niet willen dat hij contact heeft of onderhoudt met [naam 1] .
Op maandag 6 augustus 2018 omstreeks 04.00 uur wilde ik naar mijn werk en was me aan het klaar maken. De avond er voor zijn we naar bed gegaan en wist ik niet beter dan dat [naam 1] in bed zou liggen. Kennelijk is [naam 1] het huis uit gegaan toen wij dat niet in de gaten hadden en is vertrokken. Toen ik merkte dat [naam 1] niet in zijn bed was, kreeg ik het vermoeden dat hij bij [verdachte] zou zijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 maart 2019, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2] , onder meer:
Op een maandagmorgen moest ik om half vijf beginnen in Meppel. Rond tien voor vier ging ik de deur uit. Ik zag toen dat [naam 1] zijn fiets niet meer naast ons huis stond.
Ik ben naar [plaats] gereden, naar de woning van [verdachte] . Toen mijn vrouw beaamde dat [naam 1] niet in bed lag, heb ik de politie gebeld. Dat was inmiddels rond vier uur in de nacht. Volgens mij was het halverwege vorig jaar was. Juni, Juli of Augustus. Volgens mij was het rond de vakantie periode. Dus in 2018.
Ik heb gezegd dat
ik vermoedde dat mijn zoon bij [verdachte] was. De politie belde mij dat ze onderweg waren. Ongeveer tien minuten later waren ze aanwezig bij [verdachte] . Toen hebben ze aangebeld bij de voordeur van de flat. Op het moment dat wij stonden te wachten, zag de politie iemand
wegschieten uit de achterdeur met een zwarte pukkel op zijn rug. Toen wist ik wel dat dit
[naam 1] was. Ik heb de politie gewezen op de achterkant van de flat. Zij zijn dus ook
achterom gegaan en troffen [naam 1] daar aan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2019, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant, onder meer:
Overzicht [verdachte] , [straatnaam] [woonplaats]
Juli 2016
Door mij, verbalisant [naam 3] , is een gesprek gevoerd met [verdachte] . Dit met de afspraak
er op een later moment uitgebreider op terug te komen. De strekking van het eerste
contact was als volgt:
- Dat aan [verdachte] is medegedeeld te stoppen met de contacten met minderjarige jongens
zonder toestemming van de ouders van de kinderen.
Afgesproken met [verdachte] :
- geen jongens onder de 18 in huis
januari 2018
Ouders van [naam 1] komen op de lijn. Met ouders afgesproken dat zij een brief schrijven voor [verdachte] die ik ga bezorgen. Dat ik gesprek ga hebben met [naam 1] .
Brief aan [verdachte] met doel om hem schriftelijk te wijzen op verbod van ouders, zij willen niet dat [naam 1] daar komt. Dat [verdachte] hem niet uitnodigt en niet binnen laat. Met kans op overtreding dat er onttrekking ouderlijk gezag volgt. Gesprek met [naam 1] gehad en gezegd dat hij niet meer bij [verdachte] mag komen. Dit in verband met een bepaald risico. Dat zijn ouders het niet willen. Dat [verdachte] dit via brief met mijn toelichting te horen gaat krijgen. [verdachte] de brief gebracht. Hij was helemaal van de kaart. [verdachte] gewaarschuwd te stoppen met contact [naam 1] met kans op aangifte onttrekking ouderlijk gezag.
6 augustus 2019:
door politie, op verzoek van ouders, uit woning gehaald van [verdachte] . Het was
04.00 in de ochtend. Dat [verdachte] tegen de wil van de ouders, dat [verdachte] zowel
mondeling als schriftelijk was medegedeeld.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Er is voldoende bewijs voor de in de tenlastelegging genoemde gedragingen. Van de zijde van de verdediging is gesteld dat deze gedragingen niet kunnen worden gekwalificeerd als onttrekking aan het wettelijk gezag zoals bedoeld in artikel 279 Sr., omdat verdachte door de gedragingen van de ouders van [naam 1] in de veronderstelling mocht verkeren dat [naam 1] weer bij hem thuis mocht komen. Verdachte zou niet een zodanig beslissende invloed hebben gehad op de tijdelijke scheiding tussen [naam 1] en zijn ouders, degenen die het wettelijk gezag over hem uitoefenden.
De rechtbank volgt dat standpunt niet. Verdachte heeft in januari 2018 een brief van de ouders van [naam 1] gekregen waarin stond opgenomen dat [naam 1] niet bij verdachte mocht verblijven. Dit is eveneens aan verdachte aangezegd door de wijkagent [naam 3] . Zowel de ouders als de wijkagent hebben nadien op geen enkele wijze aan verdachte meegedeeld dat [naam 1] wel bij verdachte mocht verblijven. Dat bij verdachte deze indruk is ontstaan door de door verdachte gestelde contacten met de ouders van [naam 1] is onvoldoende.
Tevens blijkt uit onder andere de verklaringen van verdachte en [naam 1] dat [naam 1] met regelmaat in de woning van verdachte kwam, waaronder de ten laste gelegde nacht. Verdachte had – in tegenstelling tot de ouders van [naam 1] – geen regels in huis. Hij voorzag [naam 1] van rookwaar, cannabis en (alcoholhoudende) drank. Verdachte betaalde dit ook vaak. Uit al deze omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het gedrag en de handelingen van verdachte wel degelijk van zodanig beslissende invloed zijn geweest dat van onttrekking in de zin van artikel 279 Sr. moet worden gesproken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de nacht van 5 augustus 2018 op 6 augustus 2018 te [plaats], opzettelijk een minderjarige, te weten [naam 1] (geboren op [geboortedatum] 2001), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag (te weten het gezag dat zijn ouders hadden), immers heeft hij, verdachte, die [naam 1] gedurende de nacht bij hem, verdachte, thuis laten verblijven, terwijl de ouders van die [naam 1] hiervan niet op de hoogte waren en terwijl de ouders van die [naam 1] eerder aan verdachte kenbaar hadden gemaakt dat zij niet wilden dat hun zoon bij hem zou verblijven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft hij gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaar met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de overschrijding van de redelijke termijn. Ze heeft verzocht een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Een gevangenisstraf zou buitenproportioneel zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering van 19 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zonder instemming van de ouders van het slachtoffer toegestaan dat het slachtoffer in zijn woning verbleef. Verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was en dat de ouders er bezwaar tegen hadden dat het slachtoffer bij hem thuis kwam. Desondanks heeft het verdachte er niet van weerhouden om het slachtoffer in zijn woning te laten verblijven. Hierdoor heeft verdachte het ouderlijk gezag ondermijnd. Ouderlijk gezag omvat het recht en de plicht van de ouders om hun kind op te voeden en te verzorgen. Het belang van het kind staat hierin centraal en behoort door eenieder te worden gerespecteerd.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit. Daarmee is het taakstrafverbod, als bedoeld in artikel 22b Sr. niet van toepassing op het onderhavige feit.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden is. Verdachte heeft op vrijwillige basis contact met de GGZ en gelet op het tijdsverloop tussen het feit en de behandeling ter zitting ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde meer in het opleggen van een voorwaardelijke straf teneinde hier bijzondere voorwaarden aan te verbinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2021.
Mr. O.J. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.