ECLI:NL:RBNNE:2021:3739

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
18/820007-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten en vrijspraak van diefstal van elektriciteit

Op 27 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1969, die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De zaak kwam ter terechtzitting op 13 augustus 2021, waar de verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E. van der Meer, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 916 hennepplanten in de periode van 1 april 2019 tot en met 3 juni 2019 te Drachten, en het wegnemen van elektriciteit met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het eerste feit, omdat zij in de woning woonde waar de hennepkwekerij was aangetroffen. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de verdachte geen weet had van de hennepkwekerij, gezien de omvang en de inrichting ervan. Echter, voor het tweede feit, de diefstal van elektriciteit, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte hiervan op de hoogte was, waardoor zij daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien deze niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/820007-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 augustus 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2019 tot en
met 3 juni 2019 te Drachten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk,
in een pand aan de [straatnaam] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 916 hennepplanten en/of
delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5
van de Opiumwet,
althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep,
zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[naam] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2019 tot en met 3 juni 2019 te
Drachten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk, in een pand aan de [straatnaam] , heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 916 hennepplanten en/of
delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5
van de Opiumwet, althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of
meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2019 tot en met 3 juni
2019 te Drachten, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
[naam] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2019 tot en met 3 juni 2019 te
Drachten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een
hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorend aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit,
althans enig goed, onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of
meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 april 2019 tot en met 3 juni
2019 te Drachten,
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 primair en subsidiair alsmede van feit 2. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op geen enkele wijze aandeel heeft gehad in de hennepkwekerij. Verdachte is pas later tot de ontdekking gekomen dat er een hennepkwekerij in hun woning aanwezig was. Zij heeft dit nooit gewild maar mogelijk heeft ze haar echtgenoot niet durven aanspreken.
Oordeel van de rechtbank [1]
Op 3 juni 2019 treft de politie in de woning aan de [straatnaam] te Drachten een hennepkwekerij in drie volledig ingerichte en in werking zijnde kweekruimtes aan. Verdachte staat samen met haar echtgenoot, medeverdachte [naam] , op voornoemd adres ingeschreven en woont daar ook samen met haar echtgenoot. In kweekruimte A zijn in totaal 376 hennepplanten aangetroffen. In kweekruimte B zijn in totaal 229 hennepplanten aangetroffen. In kweekruimte C zijn in totaal 311 hennepplanten aangetroffen. Verder zijn onder andere in de berging bij de woning 25 lege zakken potgrond, krukjes, kussentjes en meerdere knipscharen met daarop hennepaanslag aangetroffen. [2] De medeverdachte, tevens echtgenoot van verdachte, heeft verklaard dat er een hennepkwekerij in hun woning was [3] .
Overwegingen
Feit 1.
De verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij deze hennepkwekerij. Zij kwam er volgens haar verklaring pas op een later moment achter dat de hennepplanten gekweekt werden in hun woning. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. De professionele, volledig in werking zijnde, hennepkwekerij bevond zich in drie slaapkamers in hun woning, hetgeen verdachte niet kan zijn ontgaan. Verdachte verbleef in de woning waardoor de hennepkwekerij tevens binnen haar beschikkingsmacht viel. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte heeft geprobeerd afstand te doen van de hennepkwekerij of dat zij heeft geprobeerd de medeverdachte, haar echtgenoot, te doen stoppen met de hennepkwekerij op het moment dat zij van het bestaan ervan op de hoogte was geraakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bewezen worden dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal is afgenomen. Het dossier bevat echter geen enkel bewijsmiddel waaruit afgeleid kan worden dat verdachte hiervan op de hoogte was. Daarom zal de rechtbank verdachte van feit 2 vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode 1 april 2019 tot en met 3 juni 2019 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, in een pand aan de [straatnaam] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 916 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder
C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, terwijl het feit
betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot een eventuele strafoplegging aangevoerd dat verdachte een taakstraf zou kunnen uitvoeren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 7 mei 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juli 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid van hennepplanten, waardoor zij de maatschappij schade heeft berokkend. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat softdrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de teelt van en de handel in hennep criminaliteit en overlast met zich brengen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. J.A.P. Senior, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2019141658, doorgenummerd 1 tot en met 543.
2.Pagina 150 e.v.
3.Pagina 449 e.v.