ECLI:NL:RBNNE:2021:3737

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
18/750077-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor hennepkwekerij met vormverzuimen in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 27 augustus 2021, staat de verdachte terecht voor voorbereidingshandelingen voor het opzetten van een hennepkwekerij. De tenlastelegging omvat het voorhanden hebben van diverse materialen die bestemd waren voor de hennepteelt, waaronder koolstoffilters, een kistafzuiging, een waterton met flexibele luchtslangen, jerrycans met meststoffen en een schakelbord. De verdachte is op 15 oktober 2019 in Drachten aangehouden, waarbij deze materialen in zijn auto zijn aangetroffen.

De verdediging heeft aangevoerd dat er meerdere onherstelbare vormverzuimen hebben plaatsgevonden in het voorbereidend onderzoek, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of bewijsuitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door de verdediging aangevoerde vormverzuimen niet zodanig van aard zijn dat deze tot rechtsgevolgen kunnen leiden. De rechtbank concludeert dat de rechter-commissaris op basis van de beschikbare informatie in redelijkheid tot het verlenen van de machtiging tot doorzoeking van de woning van de verdachte heeft kunnen besluiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetroffen voorwerpen op rechtmatige wijze zijn verkregen en dat de verdachte ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 15 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750077-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 augustus 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Drachten, althans (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te
weten
- twee, althans een koolstoffilters, en/of
- een kistafzuiging, en/of
- een waterton met flexibele luchtslang, en/of
- meerdere, althans een, groene jerrycan(s) met meststoffen voor planten, en/of
- een schakelbord
waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de
Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Vormverzuimen ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er in het voorbereidend onderzoek meerdere onherstelbare vormverzuimen hebben plaatsgevonden. Om die reden moet volgens de verdediging de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel moet bewijsuitsluiting volgen van het onrechtmatig verkregen bewijs.
De raadsvrouw heeft onder meer betoogd dat er is gehandeld in strijd met de verbaliseringsplicht van artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering, dat de informatievoorziening en onderbouwing van het verzoek tot doorzoeking onjuist is, dat het dossier onvolledig is en dat de doorzoeking die bij verdachte heeft plaatsgevonden in strijd met artikel 97 wetboek van strafvordering is geweest omdat noch de rechter-commissaris noch de officier van justitie bij de doorzoeking aanwezig waren en er geen toestemming voor het doorzoeken van de woning door de bewoner was gegeven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij verdachte in de auto aangetroffen voorwerpen zoals opgenomen in de tenlastelegging niet op onrechtmatige wijze zijn verkregen. De opsporingsambtenaar was op grond van de Opiumwet en ook op grond van het Wetboek van Strafvordering bevoegd de auto te doorzoeken. Hij is van oordeel dat hij wel ontvankelijk is in de vervolging en dat geen bewijsuitsluiting plaats dient te vinden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat verdachte in het kader van een ander politieonderzoek (Bunzing) in beeld van de politie is gekomen. Bij verdachte is vervolgens een baken onder zijn auto geplaatst waaruit informatie naar voren is gekomen bij de politie. De rechtbank concludeert dat de rechter-commissaris op basis van onder meer deze informatie in redelijkheid tot het verlenen van de machtiging tot doorzoeking van de woning van verdachte heeft kunnen beslissen. Het verweer van de raadsvrouw dat deze machtiging onrechtmatig is verleend, wordt verworpen.
Daarnaast concludeert de rechtbank dat de verbalisant op grond van de Opiumwet een eigen bevoegdheid had om de auto van verdachte te doorzoeken. Deze verbalisant heeft vervolgens op ambtseed verklaard wat hij heeft aangetroffen in de auto van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de in de auto van verdachte aangetroffen voorwerpen op rechtmatige wijze zijn aangetroffen en dat verdachte hierover ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd, in die zin dat hij heeft verklaard dat hij de voorwerpen had aangeschaft omdat hij van plan was geweest een hennepkwekerij op te zetten.
De rechtbank is van oordeel dat de (overigens) door de raadsvrouw gestelde vormverzuimen niet zodanig van aard zijn dat deze vermeende onrechtmatigheden zouden kunnen leiden tot enig rechtsgevolg in de strafzaak tegen verdachte. De rechtbank heeft hierbij gelet op het overzichtsarrest van de Hoge Raad ECLI:NL:HR:2020:1889.
De rechtbank zal de overige door de verdediging gestelde vermeende vormverzuimen daarom verder onbesproken laten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat nergens uit blijkt dat verdachte het veronderstelde strafbare feit zou gaan plegen. Het is onduidelijk wat er is aangetroffen in de auto (Mercedes). Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de aangetroffen goederen bedoeld waren voor bedrijfsmatige hennepteelt of grote hoeveelheden.
Oordeel van de rechtbank [1]
Op 15 oktober 2019 heeft er een, zoals hierboven is overwogen, doorzoeking plaatsgevonden in een voertuig van verdachte, Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken]. In de laadruimte werden de volgende goederen aangetroffen:
  • 2 koolstoffilters
  • 1 kistafzuiging
  • 1 waterton met daarin flexibele luchtslangen
  • Meerdere groene jerrycans met meststoffen voor planten
  • Een schakelbord
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat voornoemde goederen bestemd zijn voor het aanleggen van een hennepkwekerij. Verdachte was benaderd om een hennepkwekerij op te zetten teneinde zijn schuld van ongeveer 10.000 euro in te kunnen lossen [3] .
Strafbare voorbereiding
Van strafbare voorbereiding is sprake indien ten aanzien van de verdachte wetenschap of een ernstig vermoeden kan worden bewezen bij de verrichting van handelingen die strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt. Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de verdachte en de daaruit voortvloeiende handeling. Deze twee bestanddelen van de strafbaarstelling moeten zijn vervuld, wil er sprake zijn van strafbare voorbereidingshandelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de hierbovengenoemde bewijsmiddelen worden afgeleid dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen daadwerkelijk bestemd waren tot het plegen van een de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij wist dat de bij hem aangetroffen voorwerpen bedoeld waren voor het opzetten van een hennepkwekerij.
Verder is de rechtbank van oordeel dat alle in de auto van verdachte aangetroffen voorwerpen, in onderling verband en samenhang bezien, in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij een schuld had in te lossen van ongeveer 10.000 euro, voldoende bewijs zijn te kunnen concluderen dat deze voorwerpen bedoeld waren om er een bedrijfsmatige hennepkwekerij mee op te zetten.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 oktober 2019 te Drachten, stoffen en voorwerpen heeft voorhanden gehad, te
weten
- twee koolstoffilters, en
- een kistafzuiging, en
- een waterton met flexibele luchtslang, en
- meerdere groene jerrycan(s) met meststoffen voor planten, en
- een schakelbord
waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot een eventuele strafoplegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 14 mei 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juli 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het opzetten van een hennepkwekerij. Het is een feit van algemene bekendheid dat softdrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de teelt van en de handel in hennep criminaliteit en overlast met zich brengen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 30 uren, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11a van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 30 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. J.A.P. Senior, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2021.
Mr. Dijkstra is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2019141658, doorgenummerd 1 tot en met 543.
2.Pagina 46.
3.De verklaring van verdachte ter zitting van 13 augustus 2021.