In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee medeverdachten zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in Akkrum. De verdachte, geboren in 1984, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een gelijkwaardige rolverdeling hadden in de hennepkwekerij. De verdachte heeft tijdens de zitting op 10 augustus 2021 een bekennende verklaring afgelegd, wat heeft bijgedragen aan de overtuiging van de rechtbank dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 130 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft ook de idealistische motieven van de verdachte en zijn medeverdachten in overweging genomen, maar benadrukt dat hun handelen heeft bijgedragen aan een crimineel circuit. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en heeft de strafmotivering zorgvuldig afgewogen.