In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee medeverdachten zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in Akkrum. De verdachte, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, heeft tijdens de zitting op 10 augustus 2021 een bekennende verklaring afgelegd. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers, heeft veroordeling gevorderd voor de tenlastegelegde feiten, die onder andere het telen van hennep en diefstal van stroom omvatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 26 september 2019 opzettelijk hennep heeft geteeld en stroom heeft weggenomen, en heeft deze feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 130 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van de verdachte, en de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het idealistische motief van de verdachte en zijn medeverdachten meegenomen, maar heeft geconcludeerd dat dit niet kan afdoen aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en heeft geoordeeld dat een voorwaardelijke straf passend is om te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten.