ECLI:NL:RBNNE:2021:3685

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
8837093 \ CV EXPL 20-7932
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen energieleverancier wegens gebrek aan bewijs van overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen [eiser sub 1], vertegenwoordigd door de bewindvoerder, en Powerpeers B.V. De vordering van Powerpeers, een leverancier van gas en elektriciteit, werd afgewezen omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat er een overeenkomst bestond tussen partijen. Powerpeers had een bedrag van € 2.954,01 in rekening gebracht voor geleverde energie aan [eiser sub 1], maar de kantonrechter oordeelde dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen. De bewindvoerder stelde dat [eiser sub 1] cognitief beperkt was en dat zij zelf geen overeenkomst had aangegaan. De kantonrechter oordeelde dat Powerpeers niet had aangetoond dat [eiser sub 1] op enige wijze had aangegeven elektriciteit te willen afnemen. Bovendien werd vastgesteld dat de levering van energie ongevraagd was, wat betekent dat er geen betalingsverplichting bestond. De kantonrechter verklaarde [eiser sub 1] niet-ontvankelijk in haar verzet, maar verklaarde het verzet van de bewindvoerder gegrond en vernietigde het eerdere verstekvonnis. Powerpeers werd veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 8837093 \ CV EXPL 20-7932
vonnis van de kantonrechter van 13 juli 2021
inzake
1. [eiser sub 1]
wonende te [woonplaats] ,
2. Markar B.V.,in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiser sub 1] ,
gevestigd te Veendam,
eiseressen in verzet, oorspronkelijk gedaagden,
gemachtigde: mr. M. Helmantel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Powerpeers B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in verzet, oorspronkelijk eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V..
Partijen zullen hierna ‘Powerpeers’, ‘de bewindvoerder’ en ‘ [eiser sub 1] ’ worden genoemd.

1.Procesgang

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 april 2021;
- de akte uitlating aan de zijde van Powerpeers van 11 mei 2021, tevens wijziging grondslag van eis;
- de akte uitlating aan de zijde van de bewindvoerder van 23 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan, omdat zij enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist.
2.2.
Powerpeers is een leverancier van gas en elektriciteit.
2.3.
Bij factuur 24 april 2017 heeft Powerpeers een bedrag van € 2.954,01 bij [eiser sub 1] in rekening gebracht in verband met elektriciteits- en gasverbruik op het adres [woonplaats] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.q. de bewindvoerder vordert haar te ontheffen van de veroordeling, uitgesproken bij vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen op 17 september 2019 tussen [eiser sub 1] en Powerpeers gewezen en de vordering van Powerpeers alsnog af te wijzen, dit met veroordeling van Powerpeers in de kosten van de procedure.
3.2.
Powerpeers voert verweer en concludeert -samengevat- tot bekrachtiging van het gewezen verstekvonnis van 17 september 2019 (zaaknummer 7980049 CV EXPL 19-8193), met veroordeling van [eiser sub 1] c.q. de bewindvoerder in de kosten van deze verzetprocedure.
3.3.
Powerpeers legt primair aan haar vordering ten grondslag dat [eiser sub 1] op 21 december 2016 een overeenkomst is aangegaan met Powerpeers voor de levering van elektriciteit en gas en dat Powerpeers op basis van die overeenkomst in de periode van 5 januari 2017 tot en met 13 maart 2017 energie heeft geleverd. [eiser sub 1] , althans de bewindvoerder, heeft de daarop betrekking hebbende facturen (deels) onbetaald gelaten.
3.4.
Bij akte van 11 mei 2021 heeft Powerpeers de grondslag van haar eis aangevuld, in die zin dat indien de kantonrechter van oordeel is dat er geen overeenkomst tussen Powerpeers en [eiser sub 1] zou bestaan, zij haar vordering subsidiair baseert op:
a.
Onverschuldigde levering van de energie aan [eiser sub 1] ten behoeve van het leveringsadres (en toenmalige woonadres van [eiser sub 1] ) [woonplaats] .
Hierdoor is door Powerpeers schade geleden, immers door haar is energie in de vorm van gas en elektriciteit geleverd en door [eiser sub 1] afgenomen, doch [eiser sub 1] heeft hiervoor niet betaald. Powerpeers lijdt hierdoor schade, en wel ter hoogte van haar vordering.
b.
Ongerechtvaardigde verrijking van [eiser sub 1] .
Immers, doordat [eiser sub 1] de geleverde nutsvoorzieningen in de vorm van gas en elektriciteit wel heeft afgenomen ten behoeve van het leveringsadres (en toenmalige woonadres van [eiser sub 1] ) [woonplaats] maar hiervoor niet heeft betaald, is zij daardoor verrijkt waarbij Powerpeers tegelijkertijd is verarmd, en wel ter hoogte van de vordering van Powerpeers.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna -voor zover van belang- worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat -zoals geoordeeld in het tussenvonnis van 20 april 2021- [eiser sub 1] niet-ontvankelijk is in deze verzetprocedure, omdat [eiser sub 1] onder bewind is gesteld. Op grond van artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de bewindvoerder in rechte de vertegenwoordiger van de onder bewind gestelde. Aldus is de bewindvoerder in deze procedure de formele procespartij.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de bewindvoerder namens [eiser sub 1] een bedrag van € 2.954,01 verschuldigd is ter zake van door Powerpeers aan de [woonplaats] geleverde energie.
4.3.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 20 april 2021 overwogen dat Powerpeers zich -in verband met het dwingende consumentenrecht- moet uitlaten over de wijze van totstandkoming van de beweerdelijke overeenkomst tussen Powerpeers en [eiser sub 1] . Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat Powerpeers moest aantonen op welke wijze de overeenkomst is aangegaan, op wiens initiatief het contact is gelegd en waaruit aanvaarding van het aanbod door [eiser sub 1] blijkt.
4.4.
Powerpeers heeft een akte genomen waarin zij stelt dat [vader] , de vader van [eiser sub 1] , zelf op 21 december 2016 telefonisch contact heeft opgenomen met Powerpeers en de aanmelding heeft geregeld. Powerpeers verwijst hiervoor naar een transcriptie. Aansluitend heeft Powerpeers op diezelfde dag de onder punt 2.2. genoemde e-mail naar [email adres] en [email adres] gezonden. [eiser sub 1] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de overeenkomst binnen veertien dagen te ontbinden, aldus Powerpeers.
4.5.
De bewindvoerder heeft al in de verzetdagvaarding kenbaar gemaakt dat [eiser sub 1] cognitief beperkt is, dat zij destijds met meerdere mensen in een huis woonde maar niet met haar vader, dat zij zelf geen overeenkomst met Powerpeers is aangegaan, daar ook niets vanaf weet en dat de bewindvoerder pas in 2019 betrokken is geraakt bij [eiser sub 1] .
In de antwoordakte heeft zij een en ander nogmaals herhaald en daaraan toegevoegd dat de door Powerpeers opgevoerde [vader] niet haar vader is.
4.6.
Gelet op de al bij verzetdagvaarding gedane betwisting van de bewindvoerder en de niet nader onderbouwde stelling van Powerpeers is naar het oordeel van de kantonrechter rechtens onvoldoende vast komen te staan dat [eiser sub 1] op enig moment uitdrukkelijk heeft medegedeeld dat zij elektriciteit wilde afnemen of dat zij een andere handeling heeft verricht waardoor Powerpeers er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij het aanbod van levering van elektriciteit heeft aanvaard. Aldus concludeert de kantonrechter dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser sub 1] en Powerpeers.
4.7.
Powerpeers heeft als subsidiaire grondslag ongerechtvaardigde verrijking, dan wel onverschuldigde betaling aangevoerd. Ingevolge hetgeen is bepaald in artikel 7:7 lid 2 BW bestaat geen verplichting tot betaling voor een consument bij de ongevraagde levering van onder andere elektriciteit en gas, waarbij geldt dat het uitblijven van een reactie van hem op de ongevraagde levering of verstrekking niet als aanvaarding wordt aangemerkt. Uit de Memorie van Toelichting blijkt de zinsnede "geen verplichting tot betaling ontstaat" elke vorm van vergoeding bestrijkt, in welke vorm dan ook, in geval de consument te maken krijgt met ongevraagde levering, dat evenmin op een andere rechtsgrond, zoals onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) of ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) een betalingsverplichting kan ontstaan, voor zover deze is te herleiden tot de geleverde zaken of de verrichte diensten en dat dit betekent dat de verrichte diensten jegens de consument om niet zijn verricht (Kamerstukken II 2012/13, 33520, 3, p. 58).
4.8.
Gelet op hetgeen de kantonrechter heeft geoordeeld in rechtsoverweging 4.6. is sprake van ongevraagde levering van energie als bedoeld in artikel 7:7 lid 2 BW. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot betaling van de geleverde energie van Powerpeers alsnog zal worden afgewezen.
4.9.
Omdat de gevorderde hoofdsom van Powerpeers zal worden afgewezen, zullen ook de daaraan verbonden buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente worden afgewezen.
4.10.
Powerpeers zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze verzetprocedure. De kosten van de verzetdagvaarding moeten voor rekening van de bewindvoerder blijven als zijnde nodeloos gemaakt. Powerpeers zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van € 327,00 (1,5 punt x tarief € 218,00) aan salaris gemachtigde.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart [eiser sub 1] niet-ontvankelijk in haar verzet,
5.2.
verklaart het door de bewindvoerder ingestelde verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis dat is gewezen op 17 september 2019 onder zaak-/rolnummer 7980049 CV EXPL 19-8193, en opnieuw rechtdoende:
5.3.
wijst de vordering van Powerpeers af;
5.4.
veroordeelt Powerpeers in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de bewindvoerder vastgesteld op € 327,00;
5.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.T. de Jonge, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
c:490941