ECLI:NL:RBNNE:2021:3657

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
18/016217-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing, vrijheidsberoving en afdreiging met geweld door meerderjarige tegen minderjarige

Op 24 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een negental strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, vrijheidsberoving en afdreiging. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van het dwingen van een minderjarige, aangeduid als [slachtoffer 1], tot het overmaken van geld onder bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 11 januari 2021 in Groningen, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer naar een woning lokte en onder bedreiging met een mes en een schroevendraaier dwong om geld over te maken. Het slachtoffer heeft uiteindelijk in totaal € 5.400,- overgemaakt aan de rekeningen van de moeder en zus van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, ondanks zijn beroep op verminderde toerekeningsvatbaarheid, en legde een jeugddetentie op gelijk aan de duur van het voorarrest, alsook een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte in een klinische setting behandeld zou worden, gezien zijn problematiek en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte verbeurd verklaard, omdat deze was gebruikt bij de gepleegde feiten. De vordering van de officier van justitie tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel werd afgewezen, maar de rechtbank legde wel een voorwaardelijke PIJ-maatregel op, met strikte voorwaarden voor behandeling en toezicht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/016217-21
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/251312-20, 18/284910-20, 18/270332-20 en 18/018765-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/067902-19 en 18/840052-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 24 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] ,
thans gedetineerd in [instelling] te [plaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
10 augustus 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging inzake parketnummer 18/016217-21, ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/016217-21 dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde, die [slachtoffer 1] naar een woning (aan de [straatnaam]) heeft/hebben gelokt en/of een kamer in heeft/hebben geduwd en/of zijn telefoon uit zijn handen heeft/hebben gerist en/of aan hem heeft/hebben toegevoegd; "je bent een viezerik je bent een pedofiel wat moet jij met mij ik ben 17 jaar. Nu ga jij betalen" en/of een mes en/of een schroevendraaier ter hand heeft/hebben genomen en/of die schroevendraaier voor zijn gezicht heeft/hebben gehouden en/of met dat mes in de hand aan hem heeft/hebben toegevoegd: "Doe wat hij zegt anders maak ik je dood. Ik ga je steken ik ga je prikken" en/of "wat is je pincode van de telefoon" en/of "maak 650 euro over", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer 1] naar een woning (aan de [straatnaam]) te lokken en/of (aldaar) een kamer in te duwen en/of een mes en/of een schroevendraaier (ten overstaan van die [slachtoffer 1] ) ter hand te nemen en/of die schroevendraaier voor zijn gezicht te houden en/of met dat mes in de hand aan hem toe te voegen; "Doe wat hij zegt anders maak ik je dood. Ik ga je steken ik ga je prikken" (,
waarmee ten opzichte van die [slachtoffer 1] de indruk werd gevestigd dat hij neer zou worden gestoken indien hij d(i)e kamer/woning zou willen verlaten);
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2021 tot en met 26 januari 2021, althans in/op of omstreeks (11/12) januari 2021, te Groningen en/of Uithuizen, (althans) in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen (in totaal (ongeveer) 6000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] althans aan een ander dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aan die [slachtoffer 1] (via whatsapp/berichtenverkeer)
toegevoegd;
"- Seks met minderjarige is strafbaar dat weet je.
- Betaal ons 2x een klein bedrag en dan laten wij alles gaan en verwijderen.
- Alles.
- Of moeten we je familie en de politie in kennis stellen hiervan",
en/of
(- zakelijk weergegeven-) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (anders) naar de politie en/of naar zijn familie en/of naar het personeel op het bedrijf van die [slachtoffer 1] zou(den) gaan om te melden en/of de informatie (foto's en/of berichten) te delen (waaruit zou blijken) dat hij homoseksuele en/of pedofiele contacten heeft en/of zoekt, dan wel aangaat en/of heeft gezocht/is aangegaan en/of een pedofiel is/zou zijn en/of dat bij betaling die mededelingen/ informatie zou(den) worden gewist;
4.
hij in/op of omstreeks (9 februari) 2021 te Uithuizen, (althans) in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser/ stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
5.
hij in/op of omstreeks (9 februari) 2021, te Uithuizen, (althans) in Nederland, opzettelijk een betaalpas (ING) en/of OV-chipkaart en/of ID-kaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan (respectievelijk) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp(en), in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
in de zaak met parketnummer 18/251312-20 dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2020 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geld(bedrag) ( van € 480,--), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld(bedrag) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s),
door zonder toestemming met de pin/bankpas van die [benadeelde partij 4] dit geld(bedrag)
op te nemen/te pinnen;
in de zaak met parketnummer 18/284910-20 dat:
hij op of omstreeks 29 september 2020 te Uithuizen, althans in de gemeente Het Hogeland,
opzettelijk en wederrechtelijk een wandcontactdoos, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 5] (gevestigd aan de [straatnaam] ) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
in de zaak met parketnummer 18/270332-20 dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (een) ander(en) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meermalen en/of met kracht) met een (bromfiets)helm op en/of naar en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (een) ander(en) heeft geslagen en/of gezwaaid en/of gestoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, openlijk, te weten, op of aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats (een sportveld), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en) (waaronder/te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) door (meermalen en/of met kracht) die (genoemde) perso(o)n(en) op en/of aan/tegen het lichaam te trekken/duwen en/of te slaan en/of te schoppen en/of met een (bromfiets)helm op/tegen en/of naar en/of in de richting van het gezicht/lichaam te slaan en/of te stoten;
en in de zaak met parketnummer 18/018765-21 dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2019 tot en met 01 juli 2019, althans in of omstreeks 2019, te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (meermalen) een voorwerp, te weten geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 april 2019 tot en met 01 juli 2019, althans in of omstreeks 2019, te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (meermalen) een voorwerp, te weten geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl die een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van 01 april 2019 tot en met 01 juli 2019, althans in of omstreeks 2019, te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door - zakelijk weergegeven - een of meerdere bankpas(sen) en/of -rekening(en) en/of -rekeningnummer(s) te ronselen/bemachtigen en/of (met die bankpas(sen)) geld te pinnen/op te nemen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 inzake parketnummer 18/270332-20.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 inzake parketnummer 18/016217-21, het feit inzake parketnummer 18/251312-20, het feit inzake parketnummer 18/284910-20, feit 2 inzake parketnummer 18/270332-20 en het primair ten laste gelegde inzake parketnummer 18/018765-21.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3 inzake parketnummer 18/016217-21, het inzake parketnummer 18/284910-20 ten laste gelegde,
feit 1 inzake parketnummer 18/270332-20 en het inzake parketnummer 18/018765-21 onder primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3 inzake parketnummer 18/016217-21 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de periode waarin afdreigberichten zijn gestuurd naar aangever, kan worden opgedeeld in twee fasen. De eerste fase speelt zich af op 11 en 12 januari 2021, toen aangever daadwerkelijk meerdere geldbedragen heeft overgemaakt op de rekeningen van het zusje en de moeder van verdachte. De tweede fase is de periode van 13 januari tot en met 22 januari 2021, waarin is geprobeerd om aangever nogmaals geldbedragen te laten overmaken. De gedragingen van verdachte in de eerste fase kunnen niet gekwalificeerd worden als medeplegen, waardoor hij voor deze periode vrijgesproken dient te worden. De gedragingen van verdachte in de tweede fase hebben slechts bijgedragen aan een poging tot afdreiging, aangezien aangever in die periode geen geld heeft overgemaakt, maar een poging is niet ten laste gelegd.
Ten aanzien van parketnummer 18/284910-20 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen opzet had op vernieling van de wandcontactdoos. Hij heeft een schop tegen een deur gegeven, waardoor blijkbaar een wandcontactdoos die zich achter die deur bevond, kapot is gegaan.
Het medeplegen van witwassen, onder primair inzake parketnummer 18/018765-21 ten laste gelegd, kan volgens de raadsvrouw niet worden bewezen omdat verdachte heeft verklaard geen weet te hebben van de markplaatsoplichtingen en uit het dossier ook niet blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij oplichting. Het enkele feit dat verdachte een pasje dat niet van hem was heeft gebruikt, maakt hem evenmin schuldig aan medeplichtigheid.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 4 inzake parketnummer 18/016217-21, het feit inzake parketnummer 18/251312-20 en feit 2 inzake parketnummer 18/270332-20 bewezen kunnen worden verklaard, nu verdachte deze feiten heeft bekend. Ten aanzien van feit 5 inzake parketnummer 18/016217-21 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, feit 1 inzake parketnummer 18/270332-20 niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Verdachte heeft van het hem onder 1 en 2 inzake parketnummer 18/016217-21 ten laste gelegde ter terechtzitting van 10 augustus 2021 niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij een schroevendraaier in handen had en hiermee heeft gedreigd. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het onder 1 en 2 inzake parketnummer 18/016217-21 ten laste gelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021012421 van 17 april 2021, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik zag dat jongen 2 een grote sterschroevendraaier in zijn handen had en ik zag dat hij hier ook mee dreigde door de schroevendraaier in zijn hand te houden en deze dreigend voor mijn gezicht te houden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
12 maart 2021, opgenomen op pagina 777 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
[verdachte] en ik hebben iets gepakt voor in onze handen. [verdachte] heeft een schroevendraaier gepakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2021, opgenomen op pagina 640 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Vraag verbalisant: [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een aardappelschilmesje in zijn handen had en jij een schroevendraaier. Wat is daar jouw reactie op?
Antwoord verdachte: Dat klopt.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 inzake parketnummer 18/016217-21 bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Dit geldt ook voor het hierna inzake parketnummer 18/016217-21 onder 4 en 5, het inzake parketnummer 18/251312-20 en het inzake parketnummer 18/270332-20 onder 2 bewezen verklaarde.
Deze opgave luidt als volgt:
inzake parketnummer 18/016217-21, feiten 1, 2, 4 en 5
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
12 maart 2021, opgenomen op pagina 777 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 april 2021, opgenomen op pagina 471 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 april 2021, opgenomen op pagina 480 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
inzake parketnummer 18/251312-20
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 6 oktober 2020, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020275736 van 7 oktober 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
inzake parketnummer 18/270332-20, feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 22 juni 2020, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020165424 van 21 september 2020, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 22 juni 2020, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 22 juni 2020, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
12 augustus 2020, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past met betrekking tot feit 3 inzake parketnummer 18/016217-21 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021, voor zover inhoudend:
Ik heb ’s middags op 11 januari 2021, samen met [medeverdachte 2] , contact met aangever gelegd. Op 12 januari 2021 heb ik € 1.100,- gepind van de bankrekening van mijn zusje.
Ik heb foto’s gemaakt bij het bedrijf van aangever.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021012421 van 17 april 2021, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 11 januari 2021 werd ik met telefoonnummer [telefoonnummer] benaderd en ik zag dat hierin werd beschreven:
- Seks met minderjarige is strafbaar dat weet je.
- Betaal ons 2x een klein bedrag en dan laten wij alles gaan en verwijderen.
- Alles.
- Of moeten we je familie en de politie in kennis stellen hiervan.
Gemist gesprek op 22.33 uur.
Ik heb dit nummer gelijk geblokkeerd.
Om 22.37 uur krijg ik opnieuw een appje van een ander nummer, [telefoonnummer]. Hier chat ik wel verder met de jongens die ik had gezien die middag. Ik moet meerdere bedragen overmaken en dat begint met twee keer 500 euro. Ik maak dan 1x 650 euro over via een tikkie, 1x 695 euro via een tikkie, 1x 650 euro via een tikkie, 1x 650 euro via een tikkie. Nu is mijn daglimiet bereikt voor de rekening Jongerenrekening [rekeningnummer] .
Ik krijg gelijk een andere rekeningnummer [rekeningnummer] van [naam 1] . Hier heb ik meerdere bedragen op gestort, 1x 1000 en 1x 2000. Ik heb daarna dit nummer ook gelijk geblokkeerd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van
16 januari 2021, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 13 januari 2021 kreeg ik een app van het telefoonnummer [telefoonnummer] waarin stond dat ze mijn naam wisten en ook mijn bedrijfsnaam. Op 15 januari 2021 omstreeks 20:30 uur kreeg ik een WhatsApp bericht van het telefoonnummer [telefoonnummer] . In de berichten werd gedreigd dat ze mij hadden gezien en dat ze foto's van mij en van mijn personeel hadden gemaakt. Ik moest daarom voor 22:00 uur geld overmaken en reageren, zo niet zouden ze bij mij op de zaak komen en aan iedereen vertellen over mijn pedofilie. Later zeiden ze dat ik moest reageren en een redelijk bedrag moest overmaken en dat ze anders maandag of dinsdag bij mij op de zaak langskwamen. Ik wil ook nog toevoegen dat ik op vrijdag 15 januari 2021 omstreeks 14:30 uur met mijn auto bij mijn bedrijf aan de [straatnaam] te Groningen ben geweest. Ik heb toen wat spullen uit mijn bedrijf gehaald en heb deze spullen achter in mijn auto gelegd. Tijdens het app-verkeer op vrijdagvond kreeg ik 4 of 5 foto's toegestuurd waarop een medewerker van mij, ik zelf en mijn auto stonden afgebeeld. Mijn medewerker stond op de foto terwijl hij met een bedrijfsauto van mij bij de ringweg stond. Ze hadden een foto van mij gemaakt terwijl ik de spullen waarover ik sprak in de auto legde.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 februari 2021, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 11 januari 2021 boekte aangever [slachtoffer 1] een aantal geldbedragen naar o.a. de rekening van
[naam 1] en [naam 2] . Zie daarvoor onderstaande transacties van de rekening van aangever. [rekeningnummer] t.n.v. [naam 2]
11-jan-2021 22:01 650,00
11-jan-2021 22:03 650,00
11-jan-2021 22:14 500,00
11-jan-2021 22:16 650,00
[rekeningnummer] t.n.v. [naam 1]
11- jan-2021 22:23 1.000,00
12- jan-2021 10:48 2.000,00.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021 met bijlagen, opgenomen op pagina 491 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Bij zijn aanhouding is onder verdachte [medeverdachte 2] een mobiele telefoon in beslag genomen. Ik heb het toestel onderzocht op voor het onderzoek relevante informatie. Van de relevante zaken heb ik foto's gemaakt, deze worden als bijlage gevoegd. Het betreft het volgende.
Op 11 januari 2021 vanaf 22:10 uur werd met het toestel een aantal berichten verstuurd naar [naam 3] .
De verzender stuurt een foto van een man in een auto (die ik herken als aangever [slachtoffer 1] ) mee en dreigt naar familie en politie te stappen, tenzij tweemaal een klein bedrag wordt betaald.
[naam 3] staat in het toestel als contactnaam met het nummer [telefoonnummer] . Dit nummer was in gebruik bij aangever [slachtoffer 1] (bijlage 1 t/m 4)
Op 12 januari 2021 vanaf 01:29 uur werden berichten gewisseld met contact [naam 2] . Er
werden filmpjes verstuurd waarop te zien is dat men een groot aantal biljetten van 50 euro toont.
Van elk filmpje heb ik een screenshot gemaakt die worden bijgevoegd. Zo te zien worden de
filmpjes in een auto gemaakt. Ze zijn gemaakt kort nadat 2000 euro is gepind in Groningen nadat
aangever [slachtoffer 1] geld had overgemaakt. Op een van de filmpjes is een mouw te zien in dezelfde kleur als de jas die [naam 2] ( [naam 2] ) aanhad en die te zien is op de pinbeelden die zijn gevorderd. De filmpjes zijn gemaakt met het inbeslaggenomen toestel onder [medeverdachte 2] . Onder contact [naam 2] staat het telefoonnummer [telefoonnummer] (bijlage 8 t/m 15).
Op 13 januari 2021 werden berichten gewisseld met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer staat als contact [verdachte] in het toestel. Er werd de hiervoor genoemde foto van aangever [slachtoffer 1] verzonden en er werd afgesproken (bijlage 16 t/m 19).
Op 15 januari 2021 omstreeks 15:45 uur is met het inbeslaggenomen toestel een foto gemaakt van een zwarte bedrijfsauto van aangever [slachtoffer 1] . Bij de foto zijn locatiegegevens die aangeven dat de foto is gemaakt op de [straatnaam] Groningen, welke overgaat in de [straatnaam] . Die dag zijn bij het bedrijf van [slachtoffer 1] aan de [straatnaam] foto's gemaakt van [slachtoffer 1] welke later ter afdreiging naar hem zijn gestuurd. Uit onderzoek komt dat verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] daar waren en achter een zwarte bedrijfsauto van [slachtoffer 1] aanreden (bijlage 20).
Op het toestel werd een foto aangetroffen van een Triodos-bankpas op naam van [naam 4] . Het
betreft de bankpas van de rekening waarop aangever [slachtoffer 1] op 11 januari 2021 150 euro overmaakte en waarmee is getracht aangever onder dwang geld over te laten maken (bijlage 23).
Onder de contacten in het toestel is er een opgenomen onder de naam [medeverdachte 2] met het
nummer [telefoonnummer] . Dit is het nummer waarvan [medeverdachte 2] verklaarde dat hij dit gebruikte en met het nummer zijn afdreigberichten verstuurd naar aangever op 11 januari 2021 (bijlage 25).
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2021, opgenomen op pagina 468 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit onderzoek komt dat meerdere telefoonnummers zijn gebruikt door de daders van de vrijheidsbeneming en afpersing en afdreiging. In dit proces-verbaal wordt een overzicht gegeven van welke nummers zijn gebruikt en aan wie het nummer gekoppeld kan worden.
Volgnr
Telefoonnummer
Bron
Context
1
[telefoonnummer]
Aangifte
Werden afdreigberichten mee verstuurd d.d. 11 jan 2021
2
[telefoonnummer]
Verhoor aangever
Werden afdreigberichten mee verstuurd d.d. 13 jan 2021
Jeugdzorg Noord
Werd door [verdachte] opgegeven als meest recent contactnummer
3
[telefoonnummer]
Verhoor aangever
Werden afdreigberichten mee verstuurd d.d. 11 jan 2021
4
[telefoonnummer]
GSM aangever
Gebruikt voor chat om afspraak te maken d.d. 11 jan 2021
Jeugdzorg Noord
Werd door [verdachte] opgegeven als contactnummer
[bedrijf]
Opgegeven als contactnummer ivm huur auto
5
[telefoonnummer]
Verhoor aangever
Werden afdreigberichten mee verstuurd d.d. 15 jan 2021
6
[telefoonnummer]
Bevindingen chat aan aangever
Werden afdreigberichten mee verstuurd d.d. 22 jan 2021
7
[telefoonnummer]
Verhoor aangever
Werden afdreigberichten mee verstuurd d.d. 15 jan 2021
Ad. 1
Verdachte [medeverdachte 2] verklaarde dat dit zijn telefoonnummer is. Hij gebruikte dit nummer enkel als middel om gebruik te maken van whatsapp. Het onder hem in beslag genomen telefoontoestel bevatte ook geen simkaart. Het nummer werd ook doorgegeven bij de huur van de Mercedes Citan door verdachte [medeverdachte 2] bij [bedrijf] (BOB-005-03 [1] ).
Ad. 2
Dit telefoonnummer is door verdachte [verdachte] op 12 januari 2021 opgegeven aan Jeugdzorg Noord (BOB-006-06 [2] ). Dit was in verband met voorwaarden betreffende een eerdere veroordeling. Het nummer werd ook doorgegeven bij de huur van de Mercedes Citan door verdachte [medeverdachte 2] bij [bedrijf] (BOB-005-03). Het nummer stond in de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] onder contactnaam ‘[naam 8]’, [naam 8] is een bijnaam van verdachte [verdachte]
(AH-041-01 [3] ). Bij zijn aanhouding d.d. 9 februari 2021 is onder verdachte [verdachte] een mobiele telefoon in beslag genomen. Uit telecomgegevens komt dat het telefoonnummer gebruikt werd in dit toestel.
Ad. 3
Verdachte [verdachte] maakt gebruik van het nummer om de meldkamer van de politie te bellen in verband met zijn enkelband, dit was in december 2020. Het nummer is tijdens de afdreiging in hetzelfde telefoontoestel waar ook de bij afdreiging gebruikte nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] werden gebruikt (AH-013-01 [4] ).
Ad. 4
Dit nummer werd door verdachte [verdachte] opgegeven aan Jeugdzorg Noord (BOB-006-06). Met het nummer werd de chat gevoerd met aangever [slachtoffer 1] , waarbij de afspraak werd gemaakt aan de [straatnaam] op 11 januari 2021 (AH-017-01 [5] ). Het nummer werd ook opgegeven bij de huur van de Mercedes Citan die verdachte [medeverdachte 2] huurde van 14 t/m 16 januari 2021 bij [bedrijf] (BOB-005-03).
Ad. 5
Dit nummer werd gebruikt in hetzelfde toestel als waar de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] werden gebruikt (AH-013-01).
Ad. 6
Dit nummer werd gebruikt in het telefoontoestel dat onder verdachte [verdachte] in beslag is genomen. Het werd op 22 januari 2021 gebruikt om aangever [slachtoffer 1] te bewegen om nog eens
€ 2.250 over te laten maken (AH-031-01 [6] ).
Ad. 7
Dit nummer werd gebruikt in hetzelfde toestel als waar de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] werden gebruikt (AH-013-01).
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2021, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Bij zijn aanhouding op 9 februari 2021 is onder verdachte [verdachte] een mobiele telefoon in beslag genomen. Op 7 juli 2021 is toegang verkregen tot de inhoud van het toestel. In het toestel was een SIM-kaart aanwezig met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte heeft verklaard dat het toestel dat onder hem in beslag is genomen, hem toebehoort. De inhoud van het toestel ondersteunt dit. [verdachte] heeft ook verklaard het toestel aan verdachte [medeverdachte 2] te hebben uitgeleend. Dit is niet uit het onderzoek gebleken. Uit het onderzoek is niet gebleken dat het toestel is gebruikt door derden naast verdachte [verdachte] . Wat op het toestel is aangetroffen volgt hierna.
Maandag 11 januari 2021 van 13:06 tot 13:11 uur, de dag van de vrijheidsbeneming en afpersing van aangever [slachtoffer 1] , is met het telefoontoestel de website bullchat.com bezocht. Aangever [slachtoffer 1] had de gedachte dat het contact met de daders via dergelijke sites was ontstaan.
Omstreeks 13:15 uur werd er ingelogd op ing.nl. Om 15:13 uur werd het telefoonnummer van aangever [slachtoffer 1] toegevoegd aan de contacten lijst van het toestel onder naam ' [naam 5] '.
Tot 02:30 uur die nacht werd ingelogd op ing.nl en werd gezocht naar bedden en kleding op verschillenden internetsites. Ook werd de site bullchat.com bezocht. Vanaf 10:33 uur werd er weer gewinkeld op verschillende sites. Om 12:28 uur werd er ingelogd op abn.nl. Er werd gegaan naar 'Betaalprofiel instellen.' Om 12:30 uur werd uitgelogd en om 12:33 uur weer ingelogd (rond deze tijd werd door verdachte [verdachte] geld opgenomen in Uithuizen nadat aangever [slachtoffer 1] geld had overgemaakt). Er werd naar 'Overboeken' gegaan en om 12:38 werd uitgelogd. Van 12:52 tot 13:29 uur werd gewinkeld via internet. Die dag werd veel gewinkeld en besteld.
Vanaf 22:41 uur werd er gezocht op ' [slachtoffer 1] ' en ' [slachtoffer 1] ', onder andere werd de facebook-pagina ' [slachtoffer 1] ' bezocht.
Vanaf 00:04 uur werd bullchat.com bezocht. Die nacht werd weer veel gewinkeld via internet. Ook werd er weer gezocht op ' [slachtoffer 1] .' Van 20:40 uur tot 20:53 uur gebeurde dit wederom. Vervolgens werden berichten verstuurd naar het telefoonnummer van aangever [slachtoffer 1] .
Met het genoemde telefoonnummer van aangever [slachtoffer 1] is het eerste contact via het telefoontoestel van verdachte [verdachte] op woensdag 13 januari 2021 omstreeks 20:53 uur. Er volgt dan een reeks berichten, beginnend met "Hey [slachtoffer 1] ". De berichten komen van contactnaam " [verdachte] " via telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 15 januari 2021 zijn foto's gemaakt van auto's van het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] . Deze foto's zijn kennelijk gemaakt vanuit een auto. Op een aantal is een deel van het interieur van een auto te zien. Bekend is ook dat verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] die dag met 2 auto's bij het bedrijf van [slachtoffer 1] aan de [straatnaam] te Groningen zijn geweest en vervolgens achter een bedrijfsauto van [slachtoffer 1] zijn aangereden. Het betreft andere foto's dan die op het telefoontoestel van verdachte [medeverdachte 2] zijn aangetroffen. Op de foto's zijn een blauwe combo en een zwarte SUV te zien. Van het laatste type verklaarde aangever [slachtoffer 1] dat hij daar foto's van had toegestuurd gekregen van de afpersers.
Uit de metadata die bij de foto's van de auto's zijn vermeld, is op te maken dat deze foto's met het onderzochte toestel zijn gemaakt. Aangenomen wordt dat de gebruiker van het toestel dus de foto's heeft gemaakt. Uit niets is gebleken dat verdachte [verdachte] niet de gebruiker was.
Enkele foto's van de zwarte SUV auto zijn van hetzelfde object en op dezelfde plek gemaakt als de foto's die eerder aan het dossier zijn toegevoegd, afkomstig van het telefoontoestel van verdachte [medeverdachte 2] .
Om 11 :55 uur die dag is de eerste foto gemaakt van een blauwe bedrijfsauto met opschrift " [slachtoffer 1] ." Om 14:45 uur die dag zijn foto's gemaakt van een zwarte SUV met opschrift " [slachtoffer 1] ." Deze zijn gelijkaardig met de foto's gemaakt met het toestel van [medeverdachte 2] , kennelijk van dezelfde situatie. Uit eerder onderzoek kwam dat verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] die dag met twee voertuigen achter een soortgelijke bedrijfsauto aanreden. Kort daarna zijn deze foto's genomen in de buurt van het bedrijf van [slachtoffer 1] .
Vanaf 14:49 uur die dag zijn foto's gemaakt van het bedrijf van [slachtoffer 1] . Te zien is dat ze zijn gemaakt vanuit een personenauto.
bewijsoverweging
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf het begin van de ten laste gelegde periode, samen met medeverdachte [medeverdachte 2] , betrokken is geweest bij de afdreiging van aangever. De rechtbank komt tot deze conclusie naar aanleiding van het volgende.
Uit onderzoek van de onder verdachte in beslag genomen telefoon blijkt dat aangever op
11 januari 2021 om 15.13 uur in deze telefoon aan de lijst met contacten is toegevoegd, terwijl verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij die middag samen met [medeverdachte 2] contact met aangever heeft gelegd. Verder zijn met één van de aan verdachte te koppelen telefoonnummers op 11 januari 2021 afdreigberichten aan aangever gestuurd. Daarnaast is aangever gedwongen om het geld te storten op bankrekeningen van de moeder en de zus van verdachte en heeft verdachte op 12 januari 2021 € 1.100,- van één van deze rekeningen afgehaald. Tot slot is er met de onder verdachte in beslag genomen telefoon, nadat aangever het geld heeft gestort, flink gewinkeld. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het tweede deel van de ten laste gelegde periode erkend.
De rechtbank past met betrekking tot parketnummer 18/284910-20 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021, voor zover inhoudend:
Ik was op 29 september 2020 bij het [benadeelde partij 5] in Uithuizen. Ik heb toen tegen een deur getrapt, waardoor een wandcontactdoos kapot is gegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 26 oktober 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020296128 van 11 november 2020, inhoudende als verklaring van [naam 9]:
Ik doe aangifte van vernieling. Op 29 september 2020 stond ik aan de bar in het [benadeelde partij 5] te Uithuizen, gevestigd aan de [straatnaam] . Omstreeks 20:30 uur hoorde ik een harde klap. Ik ben naar buiten gelopen om te zien wat er aan de hand was. Ik zag dat een wandcontactdoos die naast de toegangsdeur zit kapot was. Ik heb van de beheerder de camerabeelden gekregen en zag dat een jongen op 29 september 2020 omstreeks 20:30 uur een trap op de deur gaf van het jongerencentrum. Ik herken deze jongen als [verdachte] . Door het trappen op de deur is de wandcontactdoos kapot gegaan.
bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de vernieling heeft gepleegd. Door zo hard tegen een deur aan te trappen dat die deur tegen de muur is geklapt, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat die deur of hetgeen door die deur werd geraakt, in dit geval een wandcontactdoos achter die deur, kapot zou gaan.
De rechtbank past met betrekking tot parketnummer 18/018765-21 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2021, voor zover inhoudend:
Ik heb op 17 juni 2019 op verzoek van [naam 6] met de bankpas van [naam 7] € 10,- gepind in Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 juli 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019170457 van 6 januari 2021, inhoudende als verklaring van [naam 7] :
[naam 6] zei dat hij iemand kende waar je 300 euro kon verdienen. Ik moest dan mijn bankpas en mijn pincode afgeven en dat heb ik ook direct gedaan. Mijn rekeningnummer is [rekeningnummer] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 22 november 2019, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[benadeelde partij 10] :
Ik ben de afgelopen maanden benadeeld door te reageren op een Marktplaatsadvertentie, een betaling te verrichten voor een aankoop, waarna geen levering van de aankoop volgde. In mijn geval betrof dat een bedrag van €10, overgemaakt naar [rekeningnummer] d.d. 31-05-2019.
bewijsoverweging
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [naam 6] heeft gepind met een bankpas van [naam 7] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden dat het door hem gepinde geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 inzake parketnummer 18/016217-21, het inzake parketnummer 18/251312-20, het inzake parketnummer 18/284910-20, het onder 2 inzake parketnummer 18/270332-20 en het inzake parketnummer 18/018765-21 onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/016217-21 dat:
1.
hij op 11 januari 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde, die [slachtoffer 1] naar een woning aan de [straatnaam] heeft gelokt en een kamer in heeft geduwd en zijn telefoon uit zijn handen heeft gegrist en aan hem heeft toegevoegd: "Je bent een viezerik, je bent een pedofiel, wat moet jij met mij, ik ben 17 jaar. Nu ga jij betalen." en een mes en een schroevendraaier ter hand heeft genomen en die schroevendraaier voor zijn gezicht heeft gehouden en met dat mes in de hand aan hem heeft toegevoegd: "Doe wat hij zegt, anders maak ik je dood. Ik ga je steken, ik ga je prikken." en "Wat is je pincode van de telefoon." en "Maak 650 euro over.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 januari 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd door - zakelijk weergegeven - die
[slachtoffer 1] naar een woning aan de [straatnaam] te lokken en aldaar een kamer in te duwen en een mes en een schroevendraaier (ten overstaan van die [slachtoffer 1] ) ter hand te nemen en die schroevendraaier voor zijn gezicht te houden en met dat mes in de hand aan hem toe te voegen: "Doe wat hij zegt anders maak ik je dood. Ik ga je steken, ik ga je prikken.",
waarmee ten opzichte van die [slachtoffer 1] de indruk werd gevestigd dat hij neer zou worden gestoken indien hij de kamer/woning zou willen verlaten;
3.
hij in de periode van 11 januari 2021 tot en met 26 januari 2021, te Groningen en Uithuizen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 6000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader aan die
[slachtoffer 1] (via WhatsApp) toegevoegd:
"- Seks met minderjarige is strafbaar dat weet je.
- Betaal ons 2x een klein bedrag en dan laten wij alles gaan en verwijderen.
- Alles.
- Of moeten we je familie en de politie in kennis stellen hiervan",
en
- zakelijk weergegeven- dat verdachte en zijn mededader anders naar de politie en/of naar zijn familie en/of naar het personeel op het bedrijf van die [slachtoffer 1] zouden gaan om te melden en/of de informatie (foto's en/of berichten) te delen waaruit zou blijken dat hij homoseksuele en pedofiele contacten heeft of zoekt en dat bij betaling die mededelingen/informatie zouden worden gewist;
4.
hij op 9 februari 2021 te Uithuizen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 9 februari 2021, te Uithuizen, opzettelijk een betaalpas (ING) en OV-chipkaart en ID-kaart, toebehorende aan respectievelijk [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerpen onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
in de zaak met parketnummer 18/251312-20 dat:
hij op 5 oktober 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van € 480,--, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming met de bankpas van die [benadeelde partij 4] dit geldbedrag te pinnen;
in de zaak met parketnummer 18/284910-20 dat:
hij op 29 september 2020 te Uithuizen, opzettelijk en wederrechtelijk een wandcontactdoos, dat aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 5] gevestigd aan de [straatnaam] toebehoorde, heeft vernield;
in de zaak met parketnummer 18/270332-20 dat:
2.
hij op 22 juni 2020 te Uithuizen, gemeente Het Hogeland, openlijk, te weten aan de [straatnaam] , en op een voor het publiek toegankelijke plaats (een sportveld), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , door die personen op en/of aan/tegen het lichaam te trekken/duwen en/of te slaan en/of te schoppen en/of met een (bromfiets)helm op/tegen het gezicht/lichaam te slaan en/of te stoten;
en in de zaak met parketnummer 18/018765-21 dat:
hij op 17 juni 2019 te Groningen een voorwerp, te weten geld, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/016217-21
1. poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
2. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
3. medeplegen van afdreiging;
4. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
5. verduistering;
in de zaak met parketnummer 18/251312-20
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
in de zaak met parketnummer 18/284910-20
vernieling;
in de zaak met parketnummer 18/270332-20
2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
en in de zaak met parketnummer 18/018765-21
(primair) schuldwitwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 inzake parketnummer 18/016217-21, het feit inzake parketnummer 18/251312-20, het feit inzake parketnummer 18/284910-20, feit 2 inzake parketnummer 18/270332-20 en het primair ten laste gelegde inzake parketnummer 18/018765-21 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, alsmede tot oplegging van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: PIJ-maatregel). De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de PIJ-maatregel in onvoorwaardelijke vorm moet worden opgelegd, omdat zij er geen vertrouwen in heeft dat verdachte zich zal houden aan voorwaarden, mede gelet op de voorgeschiedenis van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat een PIJ-maatregel een ‘ultimum remedium’ is en dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een fors voorwaardelijk deel of een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) meer op zijn plaats is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf of de GBM zou een ambulante behandeling kunnen worden gekoppeld en, indien dit niet toereikend mocht blijken, de mogelijkheid van een klinische behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een negental strafbare feiten. Zo heeft hij in juni 2019 geld gepind met de bankpas van een ander, terwijl hij moest vermoeden dat dit geld van een misdrijf afkomstig was. Een jaar later heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen meerdere personen, waarbij hij heeft geslagen met een helm. Vervolgens heeft verdachte in september 2020 een wandcontactdoos vernield en een maand later, samen met anderen, diefstal gepleegd door geld te pinnen met de bankpas van een ander zonder toestemming van die ander. Zonder afbreuk aan deze feiten te willen doen, rekent de rechtbank verdachte met name de feiten ernstig aan die hij heeft gepleegd in januari 2021 richting aangever [slachtoffer 1] , te weten een poging tot afpersing, vrijheidsberoving en afdreiging. Hij heeft, samen met anderen, aangever naar een woning gelokt, waarbij aangever in de veronderstelling was dat er volgens afspraak met wederzijds goedvinden seksuele handelingen zouden plaatsvinden tussen aangever en de meerderjarige waarmee hij dacht te hebben afgesproken. Aangever is bij de woning een kamer ingeduwd, de deur is achter hem dichtgegooid en vervolgens is aangever, onder bedreiging met een mes en een schroevendraaier, gedwongen om geld over te maken. Het is bij een poging tot afpersing gebleven omdat het aangever niet lukte om geld over te maken en hij uiteindelijk de woning is ontvlucht door van het balkon te springen, waarna hij is achtervolgd tot in zijn auto. Vanaf dat moment is aangever gechanteerd door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Aangever is meegedeeld dat hij geld moest overmaken, anders zou aan de politie, de familie en de medewerkers van het bedrijf van aangever worden gemeld dat aangever een seksafspraak met een minderjarige jongen had. Verdachten hebben aangever WhatsApp-berichten gestuurd en foto’s. Aangever heeft in totaal € 5.400,- op de bankrekeningen van de moeder en zus van verdachte overgemaakt, voordat hij naar de politie is gegaan om aangifte te doen. Ook daarna bleven verdachte en zijn mededader aangever onder druk zetten om nog meer geld over te maken. Deze feiten hebben een grote impact gehad op aangever en zijn omgeving. Verdachte heeft echter slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin.
Tot slot is bij de zoeking in de woning van verdachte op 9 februari 2021 een verboden wapen, te weten een taser aangetroffen, alsmede een bankpas, ID-kaart en een OV chipkaart op naam van anderen, waarvan verdachte heeft verklaard dat hij deze heeft gevonden.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij dit alles deed terwijl hij in een schorsing liep van de voorlopige hechtenis die hij opgelegd kreeg in de zaak met parketnummer 18/251312-20. Verdachte droeg op 11 januari 2021 in dat kader een enkelband. Die is verwijderd nadat verdachte op 12 januari 2021 de rechter-commissaris en de jeugdreclassering had bezworen dat het heel goed met hem ging en dat hij goed bezig was met school. Verdachte heeft zich bepaald onbetrouwbaar en hardleers getoond.
Al deze feiten tezamen rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Bij het bepalen van de duur hiervan heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten openlijk geweld, vernieling en meerdere vermogensdelicten. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals blijkt uit de hierna nader omschreven psychologische en psychiatrische rapportages die omtrent verdachte zijn opgemaakt. Verdachte heeft tot deze uitspraak in totaal 203 dagen in voorarrest doorgebracht en omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling die verbonden is aan de hierna te noemen maatregel zo spoedig mogelijk aanvangt, acht de rechtbank een jeugddetentie gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest passend.

Motivering van de maatregel

De rechtbank zal voorts, op grond van de hierna te melden uitgebrachte adviezen, ten aanzien van parketnummer 18/016217-21 aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
Het advies van de GZ-psycholoog drs. J. Husmann van 6 juni 2021 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Er is bij verdachte sprake van ziekelijke stoornissen, te weten van een norm overschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Ook worden een dreigende ontwikkeling van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en ouder-kind-relatieproblemen vastgesteld. Er is intensieve, structurele en langdurige hulpverlening nodig om de gebleken problematiek te verminderen en de recidivekans te verkleinen. Deze hulp moet in een verplichtend kader plaatsvinden, vanwege het tekortschietend probleembesef van verdachte en zijn moeder, alsmede hun neiging om de problematiek te bagatelliseren en normaliseren en ook vanwege de weerstand tegen bemoeienis van autoriteiten. Eerdere sancties waarbij ambulante begeleiding/behandeling geboden werd, hebben onvoldoende resultaat opgeleverd en de recidivekans onvoldoende verminderd. Eveneens zorgwekkend is dat verdachte in het verleden geregeld heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor verandering en zijn gedrag te willen verbeteren, om hierna alsnog wederom de fout in te gaan. Hierom wordt ingeschat dat behandeling in een klinische setting noodzakelijk is om hem in een stevig gestructureerd kader aan te kunnen blijven spreken op gedragsmatige overtredingen en/of zorgwekkende aspecten van zijn sociaal-emotioneel en moreel functioneren. Een ambulant kader van de behandeling wordt hiervoor te mager geacht, en kan gelegenheid geven tot meer problemen in de medewerking van verdachte. Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Het advies van de psychiater drs. A.M. de Jong van 7 juni 2021 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een norm overschrijdende gedragsstoornis (met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en antisociale trekken) en een stoornis in het gebruik van cannabis (in vroegtijdige remissie). De kans op recidive wordt bij het ontbreken van behandeling als hoog ingeschat. Om de kans op recidive te minimaliseren, heeft verdachte een intensieve behandeling nodig, toegespitst op zijn problematiek. Deze behandeling kan het best plaatsvinden in een klinisch kader in een forensisch psychiatrische kliniek voor jeugdigen die ervaring heeft met het behandelen van ernstige gedragsstoornissen en vanuit een voorwaardelijk PIJ kader.
De jeugdreclassering heeft zich in een zogenaamde evaluatie werkplan van 21 juli 2021 aangesloten bij de adviezen van de gedragsdeskundigen.
Tot slot houdt het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van
2 augustus 2021 onder meer in, zakelijk weergegeven:
De Raad is van mening dat een voorwaardelijke PIJ het meest passende strafrechtelijke kader biedt. Een voorwaardelijke PIJ biedt de borging voor de noodzakelijk geachte behandeling van de problematiek van verdachte. De Raad vindt namelijk dat dit voorop staat ten behoeve van een positieve ontwikkeling van verdachte en om de kans op herhaling te verlagen.
De Raad is zich ervan bewust dat de voorwaardelijke PIJ zeer fors en ingrijpend is, maar het biedt de meeste garanties voor het uitvoeren van de geïndiceerde behandeling en is een zeer duidelijke stok achter de deur. Gezien de hoge kans op herhaling, de ernst van de feiten, de ernstige ontwikkelingsbedreiging, de deels ontkennende houding van verdachte en zijn geringe motivatie voor behandeling en verandering, is een voorwaardelijke PIJ geïndiceerd. Daarnaast biedt de maatregel de mogelijkheid om behandeling in een specialistische setting buiten een JJI te laten plaatsvinden. Er wordt nog enige ontwikkelingsruimte in zijn
sociaal-emotioneel functioneren in een gunstig pedagogisch klimaat (met voldoende forensische expertise) gezien, wat maakt dat een onvoorwaardelijke PIJ vanuit behandel-optiek bezien niet is geïndiceerd.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18/016217-21 misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel is daarom voldaan. Gezien de voorgeschiedenis van verdachte verwacht de rechtbank geen heil van een poging tot ambulante behandeling waarbij verdachte weer bij zijn moeder zou gaan wonen. De gebeurtenissen in januari 2021 maken voor de rechtbank afdoende duidelijk dat verdachte klinisch moet worden behandeld.
De rechtbank zal aan de maatregel de door de Raad geadviseerde voorwaarden verbinden en acht een langdurige en intensieve behandeling en begeleiding als voorwaarden bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel toereikend om verdachtes ontwikkeling in positieve richting om te buigen. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijk stevig strafrechtelijk kader voldoende kan zijn om de verdachte te motiveren om zich aan de voorwaarden te houden. Mocht verdachte zich niet aan de voorwaarden houden, dan bestaat de mogelijkheid van omzetting naar alsnog een PIJ-maatregel. Verdachte is zich daarvan bewust en het is nu aan hem hoe hij zich gaat opstellen.
De rechtbank overweegt verder dat de voorwaardelijk op te leggen maatregel bij een eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zal zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien verdachte veroordeeld zal worden wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen.
Omdat er, gelet op eerder vermelde rapportages, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon vatbaar voor verbeurdverklaring nu feit 3 in de zaak met parketnummer 18/016217-21 met behulp van deze telefoon is begaan en deze telefoon toebehoort aan verdachte.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich in de zaak met parketnummer 18/018765-21 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 140,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 7] , tot een bedrag van € 75,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 8] , tot een bedrag van € 65,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 9] , tot een bedrag van € 215,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [benadeelde partij 10] , tot een bedrag van € 10,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [benadeelde partij 11] , tot een bedrag van € 95,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 11] niet ontvankelijk in hun vordering dienen te worden verklaard, omdat deze benadeelde partijen geen geld hebben overgemaakt naar de rekening van [naam 7] en hun vorderingen daarom geen rechtstreeks verband hebben met het feit dat verdachte wordt verweten.
De vordering van [benadeelde partij 10] is toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaat-regel. Omdat deze vordering door de politierechter op 31 mei 2021 ook is toegewezen in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 3] , dient de hoofdelijkheidsclausule te worden toegepast.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair verzocht alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende rechtstreeks verband tussen het ten laste gelegde feit en de geleden schade. Zij hebben schade opgelopen naar aanleiding van oplichting en hiervan wordt verdachte niet verdacht. Het pinnen van
€ 10,- zou mogelijkerwijs witwassen opleveren, maar niet gezegd kan worden dat de benadeelde partijen door dit specifieke handelen van verdachte schade hebben geleden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij 10] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het inzake parketnummer 18/018765-21 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2019.
De rechtbank stelt vast dat de politierechter in deze rechtbank op 31 mei 2021 de vordering heeft toegewezen in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 3] . Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal de rechtbank daarom bepalen dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De vorderingen van de overige hiervoor genoemde benadeelde partijen zal de rechtbank niet ontvankelijk verklaren, nu de rechtbank van oordeel is dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen deze vorderingen en het inzake parketnummer 18/018765-21 bewezen verklaarde.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 juli 2020, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 september 2020.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 13 juli 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting van 10 augustus 2021 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen in verband met de door haar gevorderde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De hiervoor inzake parketnummers 18/016217-21, 18/251312-20 en 18/284910-20 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 3 juli 2020 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 2 maanden. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat deze 2 maanden gebruikt kunnen worden om een definitieve behandelplek voor verdachte te realiseren.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 7 juni 2019, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 week, met een proeftijd van
2 jaren. De officier van justitie heeft bij vordering van 18 mei 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting van 10 augustus 2021 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank zal de vordering afwijzen, omdat bij eerder gemeld vonnis van 3 juli 2020 de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie geheel ten uitvoer is gelegd in de vorm van een werkstraf van 14 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 282, 311, 317, 318, 321, 350 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 in de zaak met parketnummer 18/270332-20 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder het onder 1, 2, 3, 4 en 5 inzake parketnummer 18/016217-21, het inzake parketnummer 18/251312-20, het inzake parketnummer 18/284910-20, het onder 2 inzake parketnummer 18/270332-20 en het inzake parketnummer 18/018765-21 onder primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 203 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte op de maatregel van

plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in [instelling] te Capelle aan den IJssel, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
2. dat de veroordeelde medewerking verleent, indien nodig, aan de noodzakelijke vervolgbehandeling/-plaatsing en/of andere vormen van hulpverlening;
3. dat de veroordeelde geen verdovende middelen of alcohol gebruikt en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
4. dat de veroordeelde onderwijs volgt, in ieder geval tot het behalen van een startkwalificatie.
Geeft aan de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Verklaart verbeurdde in beslag genomen telefoon (omschrijving G1357571, zwart, merk: Apple).
Ten aanzien van parketnummer 18/018765-21:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 10]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
10,-(zegge: tien euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door medeverdachte [medeverdachte 3] geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 10] , te betalen een bedrag van € 10,- (zegge: tien euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door medeverdachte [medeverdachte 3] geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 8]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 9]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 11]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/840052-19:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de jeugddetentie voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 3 juli 2020, te weten:
een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/067902-19
:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 7 juni 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 augustus 2021.
Mr. Schuth en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.PV verstrekking gevorderde gegevens, pagina 865
2.PV verstrekking gevorderde gegevens, pagina 905
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 347
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 116 e.v.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 121 e.v.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 310