In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de gemeente Noardeast-Fryslân en de werknemer [A]. De gemeente heeft het verzoek primair gebaseerd op verwijtbaar handelen van [A] en subsidiair op een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer was sinds 1 juli 2017 in dienst bij de gemeente en had een arbeidsovereenkomst volgens het Burgerlijk Wetboek na de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren. De zaak kwam voort uit een conflict tussen [A] en een collega, mevrouw [C], dat leidde tot beschuldigingen van mishandeling en brandstichting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gemeente op basis van de strafrechtelijke veroordeling van [A] voor mishandeling en brandstichting een nieuw ontbindingsverzoek heeft ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de verwijtbaarheid van [A] niet voldoende was aangetoond voor ontbinding op de e-grond, maar dat de verstoorde arbeidsverhouding wel een ontbinding rechtvaardigde. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 oktober 2021, en [A] heeft recht op een transitievergoeding van € 6.669,41. De proceskosten zijn voor rekening van de gemeente, die in overwegende mate in het ongelijk is gesteld.