Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
€ 49,00
€ 30,10+
€ 321,78-
Rechtbank Noord-Nederland
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft eiser [A] een vordering ingesteld tegen gedaagde [B] naar aanleiding van een aanrijding op 4 mei 2020. De aanrijding vond plaats tussen de auto van [B] en de auto van [C], de partner van [A]. [A] stelt dat zijn auto total loss is geraakt en vordert schadevergoeding voor de kosten van vervangend vervoer, die hij heeft moeten maken gedurende de periode dat hij geen auto had. De verzekeraar van [B] heeft een deel van de schade vergoed, maar [A] vordert het resterende bedrag van € 1.008,-, alsook incassokosten.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat [A] onvoldoende heeft aangetoond dat de door hem gemaakte kosten van autohuur aan [B] kunnen worden toegerekend. De kantonrechter oordeelt dat de schadevergoeding enkel kan worden toegewezen als deze in direct verband staat met de aansprakelijkheid van [B]. [A] heeft niet kunnen onderbouwen dat de kosten van vervangend vervoer noodzakelijk waren voor de gehele periode van 42 dagen, en bovendien is de kantonrechter van mening dat [A] niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. De vordering van [A] wordt afgewezen, evenals de gevorderde incassokosten en juridische kosten. [A] wordt veroordeeld in de proceskosten van [B].