In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning. De zaak betreft een aanvraag van de besloten vennootschap Huis te Zeijen B.V. voor het verbouwen van een boerderij tot bedrijfswoning, het verbouwen van een stal tot vier bed & breakfast kamers en twee zorggeschikte woningen, en het bouwen van twee vrijstaande B&B-verblijven. Verzoekster, die bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo, verzocht om schorsing van de beschikking van 27 mei 2021, waarin de vergunning in fasen werd verleend.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er in redelijkheid geen twijfel mogelijk is dat er sprake is van verlening van een vergunning in fasen, zoals bedoeld in artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorzieningenrechter stelde vast dat verweerder artikel 6.3, eerste lid van de Wabo heeft geschonden door te bepalen dat de beschikking in werking treedt op de dag na verzending daarvan. Dit is in strijd met de wet, die vereist dat de beschikkingen in de eerste en tweede fase op dezelfde dag in werking treden.
De voorzieningenrechter heeft de werking van de beschikking van 27 mei 2021 geschorst tot de dag waarop de beschikking met betrekking tot de tweede fase in werking treedt. Tevens is het verzoek afgewezen voor zover het anders luidt of verder strekt. Verweerder is opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.