ECLI:NL:RBNNE:2021:356

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
18/254475-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na bedreiging met geweld en vernieling

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot dwang door bedreiging met geweld en vernieling. De verdachte, geboren in 1972 en thans gedetineerd, heeft zich in de periode van augustus tot oktober 2020 schuldig gemaakt aan bedreigingen gericht tegen medewerkers van de Penitentiaire Inrichting Lelystad. Hij heeft hen bedreigd met geweld om hen te dwingen hem nazorg na detentie te bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bij de politie en ter zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd, met uitzondering van een onderdeel van de bedreiging met verkrachting, waarvan hij is vrijgesproken. De rechtbank oordeelt dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en legt de verdachte een maatregel op van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Dit besluit is genomen op basis van de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en het advies van de reclassering, die een langdurig klinisch traject noodzakelijk acht om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, nu de ISD-maatregel is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/254475-20
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/126850-16 en 18-196513-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2020, in de gemeente Lelystad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten (een) medewerker(s) van de Penitentiaire Inrichting aldaar, althans (andere) hulpverleners/personen, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het bieden van nazorg na detentie en/of andere vormen van hulp aan hem, verdachte, nadat hem, verdachte, was meegedeeld dat er wat betreft de nazorg/opvang na detentie geen mogelijkheden zouden zijn, (een) medewerker(s) van de Penitentiaire Inrichting mondeling (dreigend) heeft toegevoegd de woorden “Als ik op 11 oktober vrij kom, ga ik zelf wel zorgen dat ik geholpen word. Als ik niet geholpen wordt, snij ik iemand zijn keel door en snij ik zijn darmen eruit”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2020, in de gemeente Lelystad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten (een) medewerker(s) van de Penitentiaire Inrichting aldaar, althans (andere) hulpverleners/personen, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het bieden van nazorg na detentie en/of andere vormen van hulp aan hem, verdachte, (een) medewerker(s) van de Penitentiaire Inrichting mondeling (dreigend)heeft toegevoegd de woorden “Ik krijg na mijn detentie geen hulp. Ik mag vanwege mijn agressieprobleem niet naar een kliniek. Als ik met ontslag ben, moet ik maar iemand afslachten buiten. Ik ga het daadwerkelijk doen. Ze moeten dan maar eens wakker worden. Jahaa, ik doe het hoor!”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, waarbij/waarna hij, verdachte, zich een aantal keren hard op de borst sloeg, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 29 augustus 2020 te Lelystad [naam 1] , zijnde een medewerker van de Penitentiaire Inrichting Lelystad, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting en/of met gijzeling, door een medewerker van de PI Lelystad (dreigend) toe te voegen de woorden "Kijk hoe [naam 1] erbij loopt. In de TBS kliniek zou ik een deksel van een blikje tonijn tegen haar keel drukken en haar meenemen naar me kamer en haar verkrachten. Daarna zou ik anderen erbij roepen om dat ook te doen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 13 oktober 2020 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Eenheid Noord-Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1., 2., 3. (partieel) en 4.
De officier van justitie acht ten aanzien van de bedreiging onder 3. niet bewezen dat verdachte heeft gedreigd met verkrachting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd dat alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onderdeel bedreiging met verkrachting onder feit 3. bewezen kunnen worden verklaard nu verdachte op zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd. Ten aanzien van genoemd onderdeel van feit 3. heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij bekent alle ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd, met uitzondering van de onder 3. ten laste gelegde bedreiging met verkrachting, van welk onderdeel de officier van justitie tot vrijspraak heeft gerequireerd. Nu verdachte er ter zitting ook nadrukkelijk blijk van geeft zijn verantwoordelijkheid te willen nemen, ziet de rechtbank geen reden om aan de verklaring van verdachte, ook daar waar hij ontkent, te twijfelen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 3. ten laste gelegde deel dat ziet op bedreiging met verkrachting.
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1. 2. 3. (partieel) en 4. wettig en overtuigend bewezen zijn, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Omdat verdachte de feiten voor zover bewezen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2021;
2. Een schriftelijk bescheid, te weten Melding over gedetineerde d.d. 29 september 2020,
opgenomen op pagina 7 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020269154 d.d. 12 oktober 2020;
3. Een schriftelijk bescheid, te weten Melding over gedetineerde d.d. 5 oktober 2020 opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier;
4. Een schriftelijk bescheid, te weten Melding over gedetineerde d.d. 31 augustus 2020 opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 oktober 2020, opgenomen op pagina 1. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020282867 d.d. 13 oktober 2020, inhoudende de verklaring van [naam 2] namens de Nationale Politie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1. 2. 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 september 2020, in de gemeente Lelystad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om anderen, te weten medewerkers van de Penitentiaire Inrichting aldaar, door bedreiging met geweld tegen derden wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het bieden van nazorg na detentie en andere vormen van hulp aan hem, verdachte, nadat hem, verdachte, was meegedeeld dat er wat betreft de nazorg/opvang na detentie geen mogelijkheden zouden zijn, medewerkers van de Penitentiaire Inrichting mondeling dreigend heeft toegevoegd de woorden “Als ik op 11 oktober vrij kom, ga ik zelf wel zorgen dat ik geholpen word. Als ik niet geholpen wordt, snij ik iemand zijn keel door en snij ik zijn darmen eruit”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 5 oktober 2020, in de gemeente Lelystad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten medewerkers van de Penitentiaire Inrichting aldaar, door bedreiging met geweld gericht tegen derden wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het bieden van nazorg na detentie en andere vormen van hulp aan hem, verdachte, medewerkers van de Penitentiaire Inrichting mondeling dreigend heeft toegevoegd de woorden “Ik krijg na mijn detentie geen hulp. Ik mag vanwege mijn agressieprobleem niet naar een kliniek. Als ik met ontslag ben, moet ik maar iemand afslachten buiten. Ik ga het daadwerkelijk doen. Ze moeten dan maar eens wakker worden. Jahaa, ik doe het hoor!”, waarna hij, verdachte, zich een aantal keren hard op de borst sloeg, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 29 tot en met 30 augustus 2020 te Lelystad [naam 1] , zijnde een medewerker van de Penitentiaire Inrichting Lelystad, heeft bedreigd met zware mishandeling door een medewerker van de [instelling] dreigend toe te voegen de woorden "Kijk hoe [naam 1] erbij loopt. In de TBS kliniek zou ik een deksel van een blikje tonijn tegen haar keel drukken";
4.
hij op 13 oktober 2020 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, die aan Politie Eenheid Noord-Nederland, toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. poging tot een ander, door bedreiging met geweld gericht tegen derden, wederrechtelijk
dwingen iets te doen;
2. poging tot een ander, door bedreiging met geweld gericht tegen derden, wederrechtelijk
dwingen iets te doen;
3. bedreiging met zware mishandeling;
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelstelmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de criteria voor de door de officier van justitie geëiste maatregel. Hij heeft verder aangevoerd dat de bewezen verklaarde feiten moeten worden gezien als een schreeuw om hulp van verdachte. Verdachte wil graag hulp bij het aanpakken van zijn verslavings- en agressieproblematiek, maar is bij oplegging van de ISD-maatregel erg bang dat het heel lang duurt voordat hij kan worden opgenomen ter behandeling. Mits hij niet maandenlang in de reguliere gevangenis hoeft te wachten op plaatsing in een kliniek, accepteert verdachte dat hij ISD zal krijgen. Hoewel een eerdere behandeling in [instelling] voortijdig is afgebroken, heeft verdachte veel vertrouwen in die kliniek. Hij wil dan ook graag opnieuw worden opgenomen in [instelling] .
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot dwang door bedreiging met geweld tegen derden. Verder heeft hij een medewerkster van de PI Lelystad bedreigd en heeft hij een vernieling gepleegd. Dit zijn kwalijke feiten en verdachte heeft er daarmee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en goederen van anderen. Evenmin heeft verdachte rekening gehouden met de impact die de bedreigingen hebben gehad op de medewerkers van de P.I. Lelystad.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De reclassering van Verslavingszorg Noord-Nederland heeft in haar rapport van 8 december 2020 geadviseerd verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Verdachte staat bekend als een persoon die zijn doelen tracht te bereiken door dit met (dreiging van) geweld af te dwingen. Wanneer hij onder invloed is van drugs of alcohol neemt de kans op agressief gedrag toe. Hij heeft een fors strafblad en is aangemerkt als veelpleger. Hij is vanaf tienjarige leeftijd verslaafd aan harddrugs en alcohol en is vanwege zijn drugsgebruik kwetsbaar voor ernstige psychiatrische problematiek. De reclassering vindt het een zorgelijke ontwikkeling dat verdachtes psychiatrische problematiek zich nu ook begint te manifesteren als hij clean is. In 2020 zijn drie klinische behandelingen voortijdig geëindigd vanwege agressief gedrag. De reclassering ziet geen mogelijkheid om met interventies in een ambulant kader recidive te voorkomen. De reclassering ziet een langdurig klinisch traject in gedwongen kader, gevolgd door een passend na-traject, als enige mogelijkheid om de hoge kans op herhaling af te laten nemen. De reclassering adviseert verdachte daarom zo snel mogelijk op te laten nemen in een kliniek, waarbij de [instelling] de voorkeur heeft.
De rechtbank is, gelet op het rapport van de reclassering, van oordeel dat het opleggen van een ISD-maatregel de enige manier is om gedurende langere tijd te voorkomen dat verdachte strafbare feiten pleegt, en daarnaast - als hij weer in vrijheid is - de kans op recidive te verminderen. Hierbij betrekt de rechtbank dat eerdere klinische behandelingen in het kader van een voorwaardelijke straf voortijdig zijn afgebroken door de problematiek en het onvermogen van verdachte. Binnen het gedwongen kader van een ISD-maatregel kan verdachte door een behandel- en nazorgtraject aan zijn problematiek werken en zijn leven een positieve wending geven.
Aan de formele vereisten van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan: voor de begane misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten, verdachte is in de vijf voorafgaande jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot vrijheidsstraf veroordeeld, en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Voorts constateert de rechtbank dat is voldaan aan de op 1 januari 2014 in werking getreden Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel voor stelselmatige daders). Volgens deze richtlijn overweegt de officier van justitie de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders, als bedoeld in die richtlijn. Stelselmatige dader is degene die op grond van art. 38m Sr in aanmerking komt voor de maatregel ISD en die bovendien valt onder de in die richtlijn gegeven definitie van een zeer actieve veelpleger. Zeer actieve veelpleger is de persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf. De rechtbank stelt op basis van de justitiële documentatie van verdachte vast dat ook aan dit vereiste is voldaan, zodat de officier van justitie oplegging van de ISD-maatregel heeft kunnen vorderen.
De rechtbank zal verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren nu aan de inhoudelijke eisen van art. 38m Wetboek van Strafrecht eveneens is voldaan: er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel en de maatregel strekt ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

parketnummers 18/126850-16 en 18/196513-15
Verdachte is bij onherroepelijk vonnis van 14 september 2016 (parketnummer 18/126850-16) en bij onherroepelijk vonnis van 16 januari 2017 (parketnummer 18/196513-15), beide van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, veroordeeld tot voorwaardelijke straffen.
De officier van justitie heeft op 15 december 2020 de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straffen gevorderd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de afwijzing gevorderd, onder de voorwaarde dat de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft eveneens tot afwijzing van de vorderingen geconcludeerd.
Nu de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel oplegt, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 284, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/126850-16:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 14 september 2016.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/196513-15:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
16 januari 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Krijger, voorzitter, mr. K. Post, en mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2021.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.