ECLI:NL:RBNNE:2021:3542

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
C/18/205334 PR RK 21-130
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure

Op 6 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft op 26 april 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.A.J. Smelt, die als rechter-commissaris was benoemd in een andere procedure (C17/175042/KG RK 20/242). Verzoeker stelde dat de beschikking van 15 april 2021, waarin mr. Smelt werd benoemd, feitelijke onjuistheden bevatte en wilde het wrakingsverzoek mondeling toelichten en aanvullen. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De rechtbank oordeelde dat verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd die duiden op vooringenomenheid van mr. Smelt. De gronden die verzoeker aanvoerde, betroffen de inhoud van de beschikking en niet de persoon van de rechter. Bovendien bepaalt artikel 37, lid 3 Rv dat alle wrakingsgronden tegelijk moeten worden voorgedragen, wat betekent dat er geen ruimte is voor nadere aanvulling. Daarom verklaarde de rechtbank het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Smelt en de overige belanghebbenden bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/205334 PR RK 21-130
beslissing van de meervoudige kamer van 6 mei 2021
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[naam],
verzoeker.

1.Procesverloop

1.1.
Bij e-mailbericht van 26 april 2021 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van de rechter die in de procedure met nummer C17/175042/KG RK 20/242 (aanhangig bij deze rechtbank, afdeling Privaatrecht, locatie Leeuwarden), waarbij verzoeker als partij is betrokken, is benoemd tot rechter-commissaris in een rangregeling.
1.2.
De betreffende rechter, mr. A.A.J. Smelt, heeft bij e-mailberichten van 28 april 2021 en 29 april 2021 gemotiveerd aangegeven dat hij niet berust in het wrakingsverzoek.

2.Overwegingen

2.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Verzoeker is tot wraking overgegaan omdat de beschikking van 15 april 2021, waarbij mr. Smelt tot rechter-commissaris is benoemd, volgens hem feitelijke onjuistheden bevat. Daarbij heeft hij aangegeven het wrakingsverzoek mondeling te willen toelichten en aanvullen.
2.3.
Ingevolge artikel 37, lid 3 Rv dienen alle feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv tegelijk te worden voorgedragen. De wet biedt dus geen ruimte voor het nader aanvullen van de wrakingsgronden. De gronden die verzoeker heeft aangevoerd zien naar het oordeel van de rechtbank niet op mr. Smelt, maar op de inhoud van genoemde beschikking van 15 april 2021. Concrete feiten of omstandigheden waaruit blijkt van vooringenomenheid van mr. Smelt heeft verzoeker niet aangevoerd. Het wrakingsverzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kan om die reden achterwege blijven.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
3.2.
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer C17/175042/KG RK 20/242) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Smelt en aan (de gemachtigde(n) van) de wederpartij en de overige belanghebbenden in de hiervoor genoemde hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Th.A. Wiersma, voorzitter, A.M.A.M. Kager en A. Jongsma, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2021
typ: 692