ECLI:NL:RBNNE:2021:3452
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtzaak wegens gebrek aan wettig bewijs
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met de aangever op 27 augustus 2016 te Musselkanaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat er, buiten de aangifte van de aangever, geen wettig bewijs aanwezig was dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd terwijl de aangever niet in staat was zijn wil te bepalen of kenbaar te maken.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de resultaten van het toxicologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in overweging genomen. Het NFI-rapport toonde aan dat er geen bewijs was voor een verminderd bewustzijn van de aangever op het moment van de handelingen. De rechtbank concludeerde dat de gemeten concentratie ethanol in de urine van de aangever niet duidde op een dusdanige dronken toestand dat er sprake was van een wilsgebrek zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft, in overeenstemming met de officier van justitie en de verdediging, geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de vereisten voor bewezenverklaring van ontuchtige handelingen.