ECLI:NL:RBNNE:2021:3452

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
18/158943-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak wegens gebrek aan wettig bewijs

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met de aangever op 27 augustus 2016 te Musselkanaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat er, buiten de aangifte van de aangever, geen wettig bewijs aanwezig was dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd terwijl de aangever niet in staat was zijn wil te bepalen of kenbaar te maken.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de resultaten van het toxicologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in overweging genomen. Het NFI-rapport toonde aan dat er geen bewijs was voor een verminderd bewustzijn van de aangever op het moment van de handelingen. De rechtbank concludeerde dat de gemeten concentratie ethanol in de urine van de aangever niet duidde op een dusdanige dronken toestand dat er sprake was van een wilsgebrek zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft, in overeenstemming met de officier van justitie en de verdediging, geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de vereisten voor bewezenverklaring van ontuchtige handelingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/158943-19

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

10 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1940 te [geboorteplaats],
wonende aan [straatnaam] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2020 en 27 juli 2021 (inhoudelijke behandeling).
Verdachte is niet ter terechtzitting van 9 januari 2020 en 27 juli 2021 verschenen; wel is verschenen mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 27 juli 2021 vertegenwoordigd door
mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te Musselkanaal, gemeente Stadskanaal, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, likken/zuigen aan de penis en/of een tepel van die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is dat de ten laste gelegde handelingen zijn gepleegd tegen de wil van aangever. Aangever heeft verklaard dat hij door verdachte dronken is gevoerd, of anderszins is gedrogeerd, dat hij hierdoor buiten bewustzijn is geraakt en dat verdachte vervolgens tegen zijn wil seksuele handelingen met hem heeft verricht.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 19 maart 2018 inzake toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van aangever [slachtoffer] volgt als conclusie dat in de urine ethanol is gemeten in een concentratie van 0,57 mg/ml (= milligram per milliliter (promille)). In het bloed van aangever is geen ethanol aangetoond en zijn er geen aanwijzingen gevonden voor aanwezigheid van geneesmiddelen, drugs en/of bestrijdingsmiddelen. De resultaten van het bloed- en urineonderzoek geven tevens geen aanwijzing voor een inname/toediening van GHB of een stof waaruit GHB gevormd kan worden.
Tussen het voorval en de bloed- en urineafname liggen in dit geval ongeveer 3,5 tot 4,5 uren. In deze periode kan de concentratie van een chemische (bedwelmende) stof in bloed en urine afnemen. Het tijdsverloop is in dit geval echter beperkt waardoor de verwachting is dat de meeste drugs en geneesmiddelen nog aantoonbaar zullen zijn als deze zijn ingenomen of toegediend rond het tijdstip van het voorval.
De gemeten concentratie van 0,57 mg/ml ethanol in de urine van aangever komt overeen met 0,3 ug/l (vergelijkbaar met 2,5 glazen bier). Daaruit volgt niet dat sprake was van een dusdanige dronken toestand dat uitgegaan moet worden van verminderd bewustzijn zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2016 van de verbalisanten Sijpkes en Scholten, die aangever als eerste spraken nadat aangever bij de receptie van het asielzoekerscentrum had aangegeven dat hij was verkracht, evenmin dat aangever op dat moment evident dronken was.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft zich aangesloten bij hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht.
De raadsvrouw heeft voorts - zakelijk weergegeven - aangegeven dat verdachte het tenlastegelegde van meet af aan heeft ontkend. De aangetroffen forensische (dna) sporen van verdachte op het lichaam van aangever kan verdachte niet verklaren. Deze zouden kunnen wijzen op (vrijwillig) seksueel contact. Er is echter, buiten de aangifte, geen wettig bewijs dat verdachte de ten laste gelegde handelingen zou hebben gepleegd terwijl aangever in een onmachtige situatie verkeerde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht moet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van ontuchtige - seksuele - handelingen, gepleegd met iemand die op enigerlei wijze niet (voldoende) in staat was zijn wil bekend te maken en/of weerstand te bieden aan die handelingen, terwijl verdachte wist van het uit die toestand voortvloeiende wilsgebrek.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er, buiten de aangifte, geen wettig bewijs voorhanden is dat verdachte de ten laste gelegde handelingen zou hebben gepleegd terwijl aangever in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht verkeerde, en ten gevolge daarvan niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Zoals hiervoor weergegeven onder het standpunt van de officier van justitie, blijkt uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 19 maart 2018, inzake het toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van aangever, dat daarvoor in het bloed en in de urine van aangever geen aanwijzingen zijn gevonden. Ook het relaas van de verbalisanten Sijpkes en Scholten, die aangever op 27 augustus 2016 als eersten te woord stonden, biedt daarvoor geen aanknopingspunten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. R. Depping en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 augustus 2021.