ECLI:NL:RBNNE:2021:3400

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
18/100596-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging met geweld in Groningen

Op 9 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een diefstal, gevolgd door bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 12 april 2021 in Groningen, waar de verdachte en medeverdachten een telefoon van een slachtoffer hebben weggenomen. Tijdens de diefstal werd de aangever bedreigd met een kapot geslagen bierfles, wat leidde tot een angstige situatie voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, rekening houdend met zijn recidive. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en dat de bedreiging met geweld functioneel was aan de diefstal. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de omstandigheden en de ernst van het delict. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank ook de relevante wetsartikelen heeft toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/100596-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 augustus 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in PI Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juli 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2021, in de gemeente Groningen, op de Oude Boteringestraat en/of de Rode Weeshuisstraat, althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (Samsung), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te lopen en/of aan te spreken, en/of
- dicht op en/of rondom die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gaan staan, en/of
- nadat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] verdachte en/of zijn mededader(s) aanspraken om bovengenoemde telefoon terug te geven, een fles kapot te slaan en/of met die/een kapot geslagen fles dreigend af te lopen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- met die/een kapot geslagen fles steek- en/of voorwaartse bewegingen te maken richting die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de diefstal van de telefoon, waarbij ook is gedreigd met geweld, kan het niet anders dan dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Behoudens het kapot slaan van de fles, kan het ten laste gelegde feit daarom bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking zowel ten aanzien van de diefstal alsook ten aanzien van het geweld en bedreiging met geweld. Verdachte heeft in feite immers geen rol gespeeld bij het incident.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 26 juli 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 12 april 2021 samen met de medeverdachten in Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2021, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021093792 d.d. 3 mei 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 12 april 2021 ben ik samen met [slachtoffer 2] weggegaan. We liepen door de Rode Weeshuisstraat waar we in contact kwamen met drie buitenlandse jongens. Toen raakten we in gesprek met de jongens. Ze kwamen gelijk heel dicht bij ons en op ons staan. [slachtoffer 2] zei tegen mij check je zakken eens, ik vertrouw het niet. Ik ben toen in mijn broekzakken gaan voelen en voelde dat mijn telefoon weg was. Ik ben gelijk naar de drie jongens toegelopen en heb ze alle drie aangesproken dat ik mijn telefoon terug wilde. Ik hoorde ze toen zeggen: ‘no telefoon, no telefoon’. [slachtoffer 2] belde toen met zijn telefoon naar mijn telefoon. Wij hoorden toen mijn telefoonringtoon afgaan in het schoudertasje die persoon 1 bij zich droeg. Op dat moment zag ik dat ze alle drie wegliepen. Ik ben achter ze aangelopen. De sfeer werd anders en ze begonnen hun stem te verheffen. Ze zeiden dat zij geld wilden hebben voor de telefoon. Ik hoorde dat persoon 2 iets van glas kapot sloeg tegen een muur. Ik zag daarna dat deze persoon op mij en [slachtoffer 2] kwam aflopen met een kapotte bierfles. Ik zag dat hij voorwaartse stekende bewegingen maakte richting ons. Uiteindelijk zag ik dat de telefoon werd gevonden in het zwarte schoudertasje van de persoon die [slachtoffer 2] en mij ook bedreigde met de kapot geslagen fles.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 april 2021, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Drie personen liepen ons tegemoet. Op een gegeven moment viel het mij op dat de drie jongens heel nadrukkelijk vriendelijk waren. Ze bleven maar high fives geven en boxen. Toen liepen de drie ineens bij ons weg. [slachtoffer 1] voelde in zijn broekzakken en kwam al snel tot de constatering dat zijn mobiele telefoon niet meer in zijn broekzak zat. Ik besloot [slachtoffer 1] zijn telefoonnummer te bellen met mijn mobiele telefoon. Ik hoorde [slachtoffer 1] zijn ringtone overgaan. Ik zag dat twee van de drie jongens, te weten personen 1 en 2, weer naar ons toe liepen en dat persoon 3 verder van ons vandaan liep. Ik hoorde dat de ringtoon van [slachtoffer 1] nog altijd af ging en dat het geluid verder van ons af liep. Voor mij was het op dat moment duidelijk dat [slachtoffer 1] zijn telefoon bij persoon 3 moest zijn. Ik en [slachtoffer 1] besloten de jongens te volgen en kwamen op een gegeven moment weer tegenover het drietal te staan. We confronteerden hun met het feit dat de telefoon weg was en dat wij wel wilden betalen om de telefoon terug te krijgen. De jongens bleven ontkennen dat zij de telefoon van [slachtoffer 1] hadden. De persoon in het zwart leren jack ging echter wel op de vraag in en vroeg hoeveel wij wilden betalen voor de telefoon. Wij vroegen toen eerst nog de telefoon gewoon terug en de jongen met het leren jack pakte vervolgens het flesje bier welke [slachtoffer 1] in zijn hand had uit [slachtoffer 1] zijn hand. Ik zag dat de jongen het flesje bier bij de hals pakte en de achterkant van de fles tegen de muur aan sloeg.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 april 2021, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
A: Ik was samen met [verdachte] . En die andere jongen, die ik niet ken, was met ons in Utrecht en is vanaf daar met ons meegereisd.
A: Die jongen die wij niet kennen heeft toen een fles drank gepakt en kapot geslagen.
V: Je had het zo straks over een fles drank, waar kwam die vandaan?
A: Dat was bij de Nederlandse jongen, hij was aan het drinken.
V: Wat was dat voor fles drank, weet je dat?
A: Bier, een Heineken flesje.
V: En hoe sloeg die jongen die fles stuk dan?
A: Tegen de muur
V: Ging de fles ook stuk?
A: Ja
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten, gericht op de diefstal van de telefoon. Dat blijkt volgens de rechtbank voldoende uit de uiterlijke verschijningsvorm daarvan, te weten het eerst aanspreken van aangever en getuige, het met zijn drieën dicht op aangever en getuige gaan staan en het zoeken van fysiek contact door high fives en boxen. Nadat de telefoon is weggenomen worden verdachten geconfronteerd door aangever en getuige, waarop geen van verdachten zich distantieert. In plaats daarvan wordt er gepoogd om de verdachte met de telefoon weg te laten lopen terwijl de andere twee verdachten in gesprek gaan met aangever en getuige, er wordt onderhandeld over een geldbedrag voor de telefoon en tot slot gedreigd met een bierflesje. Uiteindelijk vertrekken de drie verdachten gezamenlijk, met de gestolen telefoon, en worden zij vervolgens ook met zijn drieën aangehouden, waarbij de telefoon wordt aangetroffen bij een van hen. De rollen van verdachten zijn hierbij inwisselbaar en van voldoende gewicht. Naar het oordeel van de rechtbank is ook de bedreiging met geweld bewezen. De bedreiging heeft bestaan uit het kapot slaan van een bierflesje en daarmee vervolgens richting aangever en getuige stekende en/of voorwaartse bewegingen te maken. Die bedreiging is functioneel geweest aan de diefstal van de telefoon, nu dit naar uiterlijke verschijningsvorm erop gericht was om aan degene met de telefoon de vlucht mogelijk te maken en zo het bezit van de telefoon te verzekeren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 april 2021, in de gemeente Groningen, op de Oude Boteringestraat en de Rode Weeshuisstraat, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (Samsung), die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te lopen en aan te spreken, en
- dicht op en rondom die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te gaan staan, en
- nadat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdachte en zijn mededaders aanspraken om bovengenoemde telefoon terug te geven, een fles kapot te slaan en met die kapot geslagen fles dreigend af te lopen op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en
- met die kapot geslagen fles steek- en/of voorwaartse bewegingen te maken richting die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de strafeis van de officier fors moet worden gematigd gelet op de geringe rol van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd van bedreiging met geweld, waarbij aangever van zijn telefoon is beroofd. Eén van de verdachten heeft daarbij met een kapot geslagen bierfles gedreigd. Dit is voor het slachtoffer en de getuige beangstigend en bedreigend geweest. Verder heeft verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Voor de duur daarvan heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). In die oriëntatiepunten wordt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging (zonder recidive) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden als uitgangspunt gehanteerd en in geval van recidive een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Gelet op de recidive van verdachte acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en oplegging daarvan geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2021.