ECLI:NL:RBNNE:2021:340

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
18/218479-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en geweldpleging

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 4 februari 2021 een minderjarige veroordeeld voor een reeks strafbare feiten, waaronder twee pogingen tot diefstal uit woningen, fietsendiefstal, drie winkeldiefstallen, mishandeling, vernieling van een fiets, opzetheling van een telefoon en het niet opvolgen van een bevel van een politieagent. De verdachte, geboren in 2015, is op 28 augustus 2020 aangehouden na een poging tot inbraak waarbij hij met een medeverdachte een woning binnendrong en pepperspray gebruikte tegen de bewoner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten die gevoelens van onveiligheid en overlast veroorzaken. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 253 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling van zijn verslaving. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte verantwoordelijk is voor zijn daden. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de schadeclaims.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/218479-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/209265-20, 18/212878-20, 18/212910-20 en 18/213773-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 januari 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd:
in de zaak met parketnummer 18/218479-20 dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren) (van zijn/hun gading), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met zijn, verdachtes, en/of zijn medeverdachtes, hoofd en/of hand, door het (geopende) klapraam (van de tot de woning behorende slaapkamer) is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met traangas, dan wel een bijtende en/of scherpe en/of prikkelende vloeistof, naar en/of in de richting en/of in het gezicht van die [benadeelde partij 1] heeft gespoten;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (dames)fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, een mobiele telefoon (Iphone 7), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen mobiele telefoon/goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om horloges en/of powerbanks en/of T-shirts (en/of geld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 11] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming (via een raam) de slaapkamer van de woning is/zijn binnengedrongen en/of in een slaapzak de weg te nemen goederen heeft/hebben verzameld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18/209265-20 dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland een oplader en/of een oplaadkabel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij 4] (gevestigd aan de [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 18/212878-20 dat:
1.
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland [benadeelde partij 5] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 5] tegen het hoofd te slaan/stompen en/of tegen de benen, althans het lichaam te schoppen en/of met een scherp voorwerp in de hand(en) te snijden;
2.
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, een goed, te weten een telefoon heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer fietsband(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 9] toebehoorde, heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, opzettelijk enige handeling, gedaan door een ambtenaar, [benadeelde partij 7] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 27a Wetboek van Strafvordering, de identiteit vast te stellen middels het afnemen van de vingerafdrukken van verdachte, heeft belet, belemmerd en/of verijdeld, door fysiek afstand te nemen van de scanner en in de hoek van de ruimte te staan en/of fysiek tegen te werken en/of zijn -verdachtes- vingers weg te trekken van de scanner en/of zich op de grond te laten zakken;
5.
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, voorhanden heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 18/212910-20 dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pakje jus d'orange, één of meer blikje(s) Red Bull, een pak melk, een pak kaas, een bakje salade, brood, een flesje water en/of één of meer chocolade re(e)p(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij 4] (gevestigd aan de [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en in de zaak met parketnummer 18/213773-20 dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, een fles drank (El Picu), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 8] (kassamedewerkster bij genoemd winkelbedrijf), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door genoemde [benadeelde partij 8] (nadat hij, verdachte op heterdaad was betrapt) beet te pakken en met kracht aan de kant te duwen/trekken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 2. en 3. en het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 2. primair en 5. ten last gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In de zaak met parketnummer 18/218479-20:
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft verdachte ontkend dat hij betrokken is geweest bij de diefstal van de fiets en gelet op de stukken ontbreekt de overtuiging dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde ontkent verdachte deze poging tot diefstal in de woning te hebben gepleegd. Op het platte dak voor de woning is een schoenafdruk aangetroffen die mogelijk afkomstig kan zijn van de schoen van medeverdachte [medeverdachte] . Dit is onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal, zodat hij van dit feit moet worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20:
Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde ontkent verdachte dat hij de telefoon heeft gestolen. Uit de stukken blijkt niet dat hij de telefoon heeft weggenomen, zodat hij van de diefstal van de telefoon moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde heeft verdachte bekend dat hij bij het kapot snijden van de banden van de fiets van [benadeelde partij 9] een mes heeft gebruikt. In de buurt van de Etos in Drachten is een mes aangetroffen. Verdachte is ter terechtzitting een foto van dit mes getoond, maar hij kan niet met zekerheid verklaren dat dat het mes is dat hij heeft gebruikt. Omdat niet kan worden bewezen wat voor soort mes verdachte voorhanden heeft gehad, kan ook niet worden bewezen dat het voorhanden hebben van dat mes strafbaar is, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 1. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/209265-20, het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/212910-20 en het in de zaak met parketnummer 18/213773-20. Hij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
In de zaak met parketnummer 18/213773-20:
Verdachte heeft bekend dat hij de diefstal van de fles drank heeft gepleegd. Toen hij was betrapt werd er een winkelwagentje voor hem neergezet en dat moest hij ontwijken. Hierbij heeft hij misschien [benadeelde partij 8] geduwd waardoor zij is gevallen. De vraag is of verdachte opzet had op het gebruiken van geweld tegen [benadeelde partij 8] . Op de camerabeelden is dit niet te zien. Alles afwegend is het onvoldoende om tot het bewijs voor het geweld te komen, zodat verdachte van het geweld moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 1., 2., 3. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 1., 2. primair en 4. ten laste gelegde en van het in de zaak met parketnummer 18/213773-20 ten laste gelegde geweld moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het onder meer het volgende aangevoerd.
In de zaak met parketnummer 18/218479-20:
Ten aanzien van de onder 1. ten laste gelegde poging tot woninginbraak. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn in de omgeving van de woning aangetroffen en waren die nacht ook in de buurt. Het signalement van de twee personen zou ook kunnen passen. Anderzijds ontkennen verdachte en zijn medeverdachte stellig. Ze zijn dichtbij de woning aangehouden, maar ook niet weer zo dichtbij en niemand heeft daadwerkelijk gezien dat zij gepoogd hebben naar binnen te gaan. Voorts is niet vast te stellen dat het aangetroffen flesje met pepperspray aan verdachte of [medeverdachte] toebehoort. Daarom moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 2. ten laste gelegde fietsendiefstal. De medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij de fiets heeft gestolen. Verdachte heeft wel achterop de fiets gezeten, maar dit is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen, zodat verdachte van deze diefstal moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 3. ten laste gelegde woninginbraak. Verdachte ontkent bij deze woninginbraak betrokken te zijn en behalve een schoenspoor van de medeverdachte [medeverdachte] op het platte dak in de nabije omgeving en een signalement van de persoon die is ingeklommen is er geen bewijs. Dit is te weinig om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 4. ten laste gelegde poging tot woninginbraak. Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij dit feit. Er is weliswaar DNA-materiaal van verdachte aangetroffen in de buurt van de plaats delict, maar dit betreft verplaatsbaar DNA-materiaal. Het kan bijvoorbeeld via de schoen van een medeverdachte op die plaats zijn achtergelaten. Het aangetroffen schoenspoor behoeft niet daadwerkelijk door de zool van verdachtes schoen zijn veroorzaakt. Het bewijs is daarom te mager om te komen tot een bewezenverklaring, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20:
Ten aanzien van de onder 1. ten laste gelegde mishandeling zijn er twee personen die verklaren over het slaan. Dat aspect kan wettig worden bewezen. Verdachte plaatst vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaringen. In dat geval zou er vrijspraak moeten volgen.
Ten aanzien van de onder 2. primair ten laste gelegde diefstal van de telefoon is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte deze heeft weggenomen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde, het niet nakomen van een bevel of een vordering, bepleit de raadsman vrijspraak. Het afnemen van de vingerafdruk is uiteindelijk gelukt en de vraag is in hoeverre een taalbarrière bij dit incident een rol heeft gespeeld.
In de zaak met parketnummer 18/213773-20:
Verdachte heeft de diefstal bekend, maar hij ontkent geweld te hebben toegepast. De geweldshandeling waarover aangeefster [benadeelde partij 8] verklaard, wordt niet bevestigd door de camerabeelden, zodat het geweldselement niet kan worden bewezen en verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 3. ten laste gelegde:
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat verdachte een van de drie personen op het platte dak bij de woning van aangeefster is geweest, noch dat hij de persoon is geweest die in de woning van aangeefster is ingeklommen en haar telefoon heeft weggenomen. Daarom zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 2. primair en 5. ten laste gelegde.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 2. primair en 5. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 1. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In de ochtend van 28 augustus 2020 te Drachten was ik samen met [medeverdachte] . Wij liepen samen op straat toen we door agenten werden aangehouden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020238349 van 17 november 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik woon samen met mijn vader, broer en broertje aan de [straatnaam] te Drachten. Omstreeks 6.20 uur ging mijn wekker af. Ik lag op dat moment in bed in mijn slaapkamer. Mijn slaapkamer bevindt zich op de benedenverdieping. Als je de oprit oploopt bevindt mijn slaapkamer zich meteen bij de eerste ramen aan de rechterkant. Mijn slaapkamer heeft een tweetal ramen waarvan een groter raam en een kleiner klapraampje boven aan het grotere raam. Ik bleef nog even liggen. Vervolgens hoorde ik pratende mensen buiten bij mijn slaapkamerraam. Ik hoorde dat het kleine klapraam open werd gedaan. Het klapraampje kan vanaf buiten open worden gemaakt, omdat hier geen sluiting op zit. Ik kon vanuit mijn bed langs het gordijn van het raam kijken wie er bij mijn raam stonden. Ik zag een persoon staan. Vervolgens stond ik op en zag ik dat er ook een ander persoon bij het raam stond. Ik zag dat deze inmiddels al met zijn hoofd en zijn rechterhand door het klapraam heen was. Ik riep luid en duidelijk dat de personen weg moesten gaan. Vervolgens hoorde ik de persoon, die met het hoofd door het klapraam stond, iets schreeuwen. Ik hoorde duidelijk dat dit geen Nederlandse taal was. Vervolgens zag ik en hoorde ik dat hij een onbekende substantie de slaapkamer in sprayde. Ik zag dat hij dit in mijn richting sprayde. Ik kreeg meteen last van een heftig prikkelende luchtweg en prikkende ogen. Vervolgens belde ik de politie. Ik zag dat de personen inmiddels al weg waren. Ik kan de verdachte die de substantie sprayde en al met zijn hoofd en arm in mijn woning was als volgt beschrijven:
- man, tussen 1.70 m en 1.75 m lang, licht getinte huidskleur, droeg een zwarte muts met witte tekst aan de voorzijde, droeg een donkerkleurige jas, broek en schoenen onbekend.
Ik kan de andere verdachte welke nog buiten bij het raam stond als volgt beschrijven:
- man, rond 1.70 m lang, haar of hoofddeksel onbekend, droeg een trui met kleuren wat leek op rood en oranje, donkerblauwe broek. Leek op een joggingbroek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2020, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 augustus 2020 omstreeks 5.00 uur reden wij op de Stationsweg naar de Ringweg te Drachten. Daar zagen wij twee licht getinte mannen over de openbare weg lopen. Wij zagen dat deze personen onvast ter been waren en slingerend over de openbare weg liepen. Hierop zijn verbalisanten wij tot een controle overgegaan. Tijdens deze controle bleken de beide personen de Nederlandse en Engelse taal niet machtig waren. Ik, [verbalisant 1] vroeg de personen om een paspoort of identiteitskaart. Ik zag dat de beide personen uit hun broekzak een plastic kaart met daarop hun persoonsgegevens aan mij overhandigde. Daarop heb ik een foto gemaakt van beide plastic kaarten. Eén van de mannen droeg een zwarte pet en de andere man droeg een zwart trainingspak. Ik, verbalisant [benadeelde partij 7] herkende de man met de zwarte pet als de persoon waarbij ik eerder deze week de identiteit had vastgesteld in een strafzaak. Ik herkende de man met de zwarte pet als [verdachte] .
Omstreeks 6.30 uur kregen wij de opdracht te gaan naar het [straatnaam] te Drachten naar aanleiding van een heterdaad poging tot inbraak. Wij hoorden dat de meldkamer een signalement doorgaf van twee mannen waarvan één een zwarte muts droeg en de andere man een zwart trainingspak droeg. Eénmaal ter plaatse zagen wij dat wij werden gewenkt door een man. Wij hoorde hem zeggen dat hij ons had gebeld. Wij hoorden hem zeggen dat hij gestommel bij zijn slaapkamer raam hoorde en dat hij toen de gordijnen open deed. Terwijl hij dit deed zag hij dat er twee onbekende mannen bij hem voor het raam stonden en dat één van deze mannen al met zijn hoofd door het bovenlicht van het raam hing. Wij hoorden de melder de volgende omschrijving van de twee mannen geven: "Het zijn AZC'ers, want ze spraken de Nederlandse taal niet, ze hadden licht getinte huidskleur waarvan één man een zwarte pet droeg en de andere een zwart trainingspak.
Naar aanleiding van de bovengenoemde omschrijving hadden wij de link gelegd met de controle die wij om 5.00 uur hadden uitgevoerd aan de Ringweg te Drachten. Met dit in het achterhoofd hadden wij de zoekslag gefocust in de richting van de Ringweg. Terwijl wij over de Torenstraat reden op de zoek naar de twee mannen met het eerder genoemde signalement zagen wij twee jongens lopen die voldeden aan het signalement. Wij zagen dat de verdachten over de Vogelzang liepen. Wij zagen dat de verdachten uit de richting van de Lange West, op het trottoir gelegen aan de Vogelzang, in de richting van de Torenstraat liepen, alwaar wij deze mannen hebben staande gehouden. Daarop herkenden wij de mannen die wij staande gehouden hadden als dezelfde wij omstreeks 5.00 uur ook hadden gecontroleerd. Aangezien deze mannen de enige voetgangers waren in de nabijheid van het plaats incident, er verder nagenoeg geen overig verkeer op straat aanwezig was en deze mannen voldeden aan het signalement, hebben wij deze mannen aangehouden. Het betroffen [verdachte] en [medeverdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 62 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 augustus 2020 omstreeks 6:30 uur kregen wij een melding te gaan naar de [straatnaam] te Drachten. Ter plaatse troffen wij aangever [benadeelde partij 1] samen met een aantal huisgenoten. Wij hoorden dat de aangever en zijn huisgenoten hoesten en dat zij vertelden dat ze last hadden van een prikkelende en irriterende luchtweg en prikkelende ogen. Wij zagen dat alle personen rood doorlopen tranende ogen hadden. Vervolgens zijn wij richting het raam van de slaapkamer gelopen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , voelde nabij het slaapkamerraam dat ik meteen een prikkelend gevoel in mijn luchtweg kreeg waarna ik moest hoesten. Ik, verbalisant [verbalisant 5], voelde ook nabij het raam dat ik meteen een prikkelend gevoel kreeg in mijn luchtweg met hoesten als gevolg. Nadat wij bij het raam wegliepen om frisse lucht in te ademen trok het prikkelend gevoel weer wat weg.
Wij herkende beiden ambtshalve het prikkelend en irriterend gevoel als gevolg van pepperspray of een substantie gelijkend aan pepperspray.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 augustus 2020 omstreeks 8:00 uur kregen wij de opdracht om te zoeken naar een busje pepperspray welke zou zijn gebruikt bij een poging tot insluiping aan het [straatnaam] te Drachten. Wij hoorden dat de verdachten vanaf het [straatnaam] weg zijn gelopen en op het kruispunt van de Torenstraat en de Vogelzang te Drachten zijn aangehouden. Wij zijn naar het kruispunt Torenstraat en Vogelzang gereden om daar naar het busje pepperspray te zoeken. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zocht in de tuin van de woning gelegen aan de [straatnaam] . Ik zag een zwart busje liggen in een plant met lange, groene bladeren. Deze plant staat in de tuin aan de zijde van de Torenstraat. Ik heb vervolgens het zwarte busje uit de plant gepakt. Wij hebben het busje bekeken en zagen dat het busje de opdruk "Military Gas" heeft en van het merk "Walther" is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2020, opgenomen op pagina 67 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het busje 'Military gas' wat was aangetroffen, naar aanleiding van de poging tot inbraak woning met geweld. Ik zag op het busje de volgende tekst staan; gaz pieprzowy 40 ml. Ik heb deze tekst ingetoetst op de vertalingssite van google. Hieruit bleek dat dit in de Poolse taal, pepperspray betreft. Ik heb op internet gezocht op 'walther military gas 40 ml'. Ik kwam op een Poolse site uit met hierop exact hetzelfde busje. Ik zag dat in de informatie dat het een busje van 40 ml betrof welke een gewicht had van 50 gram. In de omschrijving stond namelijk 'wage: 50 g' wat vertaald uit het Pools betekent 'gewicht: 50 g'. Ik woog het in beslag genomen busje 'military gas'. Ik zag dat dit busje 41 gram woog. Dit is een verschil van 9 gram met het opgegeven gewicht. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er 9 gram uit het busje mist en dat het aannemelijk is dat dit busje met 'military gas' een keer gebruikt is. Tevens heb ik, na wegen, gespoten met de inhoud van het busje. Ik voelde dat ik direct een prikkelend gevoel in mijn luchtwegen kreeg en dat ik moest hoesten. Ambtshalve weet ik dat dit ook het geval is met pepperspray. Derhalve kan ik concluderen dat er werkzame pepperspray in het busje 'military gas' zit.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2020, opgenomen op pagina 71 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb het adres [straatnaam] opgezocht op google en vervolgens de locatie van aanhouding in de bocht Vogelzang met de Torenstraat te Drachten. Vervolgens heb ik de wandelroute bevraagd in de routeplanner van google. Ik zag dat de snelste wandelroute zes minuten en vijfhonderdenvijftig meter was. Verder zag ik dat de alternatieve route zeven minuten en vijfhonderdenvijftig meter was. Vervolgens heb ik de afstand gemeten op de monitor en zag dat dit vijftien centimeter was, waarbij de schaalverdeling twee centimeter, vijftig meter is. Ik kan dan met deze gegevens berekenen dat de afstand hemelsbreed driehonderdvijfenzeventig meter is.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2020, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 12 september 2020 heb ik de beelden van [restaurant 1] bekeken. Dit naar aanleiding van de poging tot diefstal met geweld gepleegd op [straatnaam] te Drachten. [restaurant 1] is gevestigd op [straatnaam] te Drachten. Volgens de routeplanner is de afstand tussen [restaurant 1] en plaats delict betreft 0,2 kilometer.
Ik hoorde eigenaar [naam 1] van [restaurant 1] het volgende zeggen: "Ik weet niet of de tijd op de camera overeen komt met de echte tijd. Ik geloof het niet. Op de beelden is te zien 5:30 uur. Mijn schoonmaakster [getuige 1] was rond 06:15 uur - 06:30 uur aanwezig op de zaak. Dan lopen beide personen langs. U ziet de schoonmaakster dan wel de bewegingen van de schoonmaakster."
Ik zag op de camerabeelden van [restaurant 1] het volgende:
Ik zie twee personen welke ik als persoon 1 en persoon 2 zal omschrijven.
Ik zie om 5:30:47 uur 1 persoon in beeld komen. Ik zie dat persoon 1 donkere kleding aan heeft. Ik zie dat hij een donkerkleurige muts op heeft met witte letters/tekst aan de voorzijde. Ik zie dat persoon 1 donkere schoenen aan heeft met witte zolen. Ik zie dat de persoon 1 uit beeld verdwijnt. Ik zie dat persoon 2 in beeld komt. Ik zie dat de man donkere kleding aan heeft. Ik zie dat de persoon een donkerkleurige pet op heeft. Ik zie dat hij een donkerkleurige broek aan heeft met lichtkleurige strepen aan de kant. Ik herken dit als zijnde een trainingsbroek van merk Adidas. Ik zie om 5:31:08 uur persoon 2 uit beeld verdwijnen.
Ik sprak met getuige [getuige 1] en zij vertelde mij het volgende: "Ik was die desbetreffende dag aan het werk bij [restaurant 1] . Ik was er rond 6:20 uur. Ik zag enkele minuten later twee personen langs lopen. Dit viel op. Het is normaal veel fietsverkeer. Ik stond op ongeveer 10 meter afstand. Het was buiten nog wat schemerig. Ik weet nog wel dat beide personen niet heel groot/lang waren. Ik weet dat één van de personen een petje op had. Ik weet de leeftijd niet. Ik geloof dat ze licht getint waren. Ik dacht een buitenlands uiterlijk. Ik weet zo niet uit welk land. Ik hoorde kort daarna wat lawaai. Ik dacht dat ze iets vernielden.
Ik heb de foto bijlages van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] bekeken. Ik zie dat persoon 1 voldeed aan het signalement van [medeverdachte] . Ik zie op de foto's dat [medeverdachte] donkere kleding aan heeft en een donkerkleurige muts bij zich heeft met witte letters. Ik zie dat [medeverdachte] donkere schoenen aan had met een witte zool aan de onderkant. Daarbij is [medeverdachte] niet heel lang/groot.
Ik zie dat persoon 2 voldeed aan het signalement van [verdachte] . Ik zie op de foto's dat [verdachte] donkere kleding aan heeft met een trainingsbroek met licht kleurige strepen aan de zijkant. Ik zag dat [verdachte] een donkere pet op had. Daarbij is [verdachte] niet heel lang/groot en draagt een pet.
Het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 2. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 27 augustus 2020 te Drachten was ik samen met [medeverdachte] . Ik was bij hem toen hij de fiets wegnam. We zijn vervolgens samen op de gestolen fiets weggefietst.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 102 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020238349 van 17 november 2020, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 2] :
Ik heb op 27 augustus 2020 mijn fiets neergezet bij de [bedrijf 1] aan de [straatnaam] te Drachten. Ik ben vergeten mijn sleutels uit de fiets te halen. Dit was rond 21.30 uur. Toen in wegging en erachter kwam dat mijn fiets was gestolen was rond 22.15 uur. Het betreft een damesfiets, merk Batavus, type Old Dutch plus N3 dames, kleur zwart.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2020, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 28 augustus 2020 werd er in de Whatsappgroep van politiecollega's Drachten een filmpje gedeeld van camerabeelden van een gestolen fiets met hierop twee personen. Deze beelden waren afkomstig van aangeefster [benadeelde partij 2] welke aangifte had gedaan van diefstal van een fiets. Haar fiets was op 27 augustus 2020 tussen 21.30 uur en 22.15 uur gestolen bij de [bedrijf 1] op de [straatnaam] te Drachten. Ik heb 28 augustus 2020 contact opgenomen met aangeefster [benadeelde partij 2] . Zij vertelde dat de beelden afkomstig waren van de
[bedrijf 2] winkel en dat zij haar fiets herkende op de beelden. Zij herkende de fiets aan het rekje voor op haar fiets. Op afstandmeten.nl zag ik dat de afstand tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] 300 meter was. Beide locaties liggen in het verlengde van elkaar in dezelfde straat. Ik heb de originele camerabeelden gekregen van de [bedrijf 2] betreffende de fietsendiefstal. Ik zag dat op de camerabeelden geen dag/datum/tijdstip stonden. Op de het camerasysteem van [bedrijf 2] zag ik dat het beelden betroffen van 27 augustus 2020 22.18 uur. Ik zag op de camerabeelden twee personen op een fiets zitten. NN1 en NN2. NN1 fietst en NN2 zit op de bagagedrager.
Op 28 augustus 2020 omstreeks 6.30 uur zijn verdachten [medeverdachte] , en [verdachte] aangehouden. Van beide verdachten is de kleding gefotografeerd bij de aanhouding en/of insluiting. Ik zag dat het signalement van NN1 op de camerabeelden sterk overeenkwam met de kleding van [medeverdachte] . Zo zag ik dat de broek met streep over de gehele zijkant met hierop accenten/figuren overeenkwam. En ook de donkere jas/vest, donkere pet/muts en donkere schoenen kwamen overeen. Tevens betreft het in beide gevallen een lichte huidskleur. Ik zag dat het signalement van NN2 op de camerabeelden sterk overeenkwam met de kleding van
[verdachte] . Zo zag ik dat de binnenkant van de jas van [verdachte] rood/oranje is, net zoals de jas op de camerabeelden. Mogelijk dat hij deze omgekeerd heeft gedragen. Ook zag ik dat de donkere broek met witte accenten, donkere schoenen met witte streep en lichte huidskleur overeenkwamen. Tevens droeg [verdachte] een pet met witte accenten op de zijkant, net als NN2 op de camerabeelden.
Bewijsoverweging
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank met betrekking tot het medeplegen het volgende. De verklaring van verdachte houdt in dat hij in het gezelschap van de medeverdachte was toen deze de fiets wegnam. Vervolgens is verdachte op de fiets gestapt en is hij -met de medeverdachte achterop- weggefietst. Deze verklaring wordt ondersteund door wat op de beelden is te zien. Het wegfietsen op de fiets maakt in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank deel uit van de wegnemingshandeling, zodat van een gezamenlijke uitvoering en dus van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte kan worden gesproken.
Het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 4. ten laste gelegde.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 september 2020, opgenomen op pagina 92 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020238349 van 17 november 2020, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 11] :
Op 27 augustus 2020 omstreeks 2.55 uur zat ik in de woonkamer. De woonkamer en het balkon grenzen aan de kant van de Zuiderbuurt/Museumplein te Drachten. Onder de woningen zit [restaurant 2] gevestigd. Omstreeks 2.56 uur hoorde ik mijn vissersstoeltjes vallen in de slaapkamer. Kort daarna hoor ik gestommel in mijn slaapkamer en ik ging kijken. Toen ik de slaapkamerdeur open deed zag ik iemand half in het raam hangen. Ik wilde zijn voet vast pakken, maar hij was te snel. Ik zag dat een andere jongen de deur naar de trappengang open hield voor de jongen die zojuist door het raam naar buiten was geklommen. Om 2.58 uur heb ik 112 gebeld. Toen dacht ik, ik moet naar het balkon, kijken of ik nog iemand zie. Dit was nog geen minuut later en toen zag ik twee jongens elk op een fiets vanaf de uitgang van onze appartementen richting het Raadhuisplein fietsen. De ene fietste richting het Raadhuisplein en de andere fietste richting het carillon. Toen hoorde ik geschreeuw in een buitenlandse taal en toen zag ik de jongen die richting het Raadhuisplein fietste terug komen en die fietste daarna ook richting het carillon. De jongens hadden beide een getinte huidskleur. Zij hadden kort zwart haar, hadden een slank postuur en waren tussen de 170 à 175 cm lang. Eén van de jongens droeg een zwarte rugzak voorop zijn borst. De jongen die half uit het raam hing had een donkere broek aan. Mijn slaapkamer grenst aan de portiek op de 1e verdieping. Het uitzetijzer van het raam was geforceerd waardoor de jongen door het raam kon klimmen. De slaapkamer was overhoop gehaald. Er lagen meerdere doosjes op de grond, waar horloges in zaten. Er was tevens een slaapzak uit een zak gehaald en daar waren spullen ingestopt, mogelijk om mee te kunnen nemen.
De volgende dag zag ik dat er twee powerbanks, twee horloges en meerdere T-shirts in de zak van de slaapzak zaten. Omdat ik ze gestoord heb konden ze dit niet meenemen. Er is niets weggenomen uit mijn woning.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2020, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik bekeek ik de camerabeelden van 27 augustus 2020 afkomstig van het [bedrijf 3]
gevestigd aan de [straatnaam] te Drachten. Ik zag dat de tijd op de camerabeelden 25 minuten achter loopt op de daadwerkelijke tijd. Ik zag op de camerabeelden het volgende:
2:34:59 (werkelijke tijd +/- 2:59:59 uur)
Er fietst een persoon (NNI) door het beeld, komende uit de richting van het Museumplein te Drachten. De persoon fietst uit beeld, gaan in de richting van het Raadhuisplein te Drachten. De persoon op de fiets draagt een donkere jas o.i.d. en een broek met een witte streep over de gehele zijkant. De persoon fietst richting Raadhuisplein in Drachten.
2:35:03 (werkelijke tijd +/- 3:00:03 uur)
Er fietst een persoon (NN2) door het beeld, komende uit de richting van het Museumplein te Drachten. De persoon fietst uit beeld, gaande richting het carillon in Drachten.
2:35:10 (werkelijke tijd +/- 3:00:10 uur)
NN2 komt terug in beeld, komende uit de richting van het carillon in Drachten en draait half lopend/fietsend een rondje voor de winkel het [bedrijf 3] . Hij gaat een klein beetje in de richting van waar NNI heen is gefietst. Vervolgens fietst NN2 uit beeld, wederom richting het carillon in Drachten.
2:35:16 (werkelijke tijd +/- 3:00:16 uur)
Persoon, waarschijnlijk NNI komt heel snel door het beeld fietsen, komende uit de richting van het Raadhuisplein en gaande in de richting van het carillon in Drachten. Hij gaat achter NN2 aan.
Ik kan de personen als volgt omschrijven:
NNI :
- draagt een donkere gekleurde jas o.i.d.
- draagt een broek met een witte streep over de gehele zijkant
NN2 :
- draagt een donkere rugzak o.i.d. op zijn buik;
- draagt een bont gekleurde jas;
- draagt een zwarte broek met witte streep over de breedte van de zijkant;
- draagt zwarte schoenen met een witte onderrand;
- draagt een zwarte muts met een wit accent er op.
In de aangifte las ik dat de aangever zei dat er om 2.57 uur bij hem was ingebroken.
Ik heb op 29 augustus 2020 contact gehad met de aangever. Ik hoorde van hem dat hij zei dat dit het tijdstip was waarop hij 112 had gebeld en dat de inbraak hoogstens een aantal minuten eerder door hem was ontdekt. In de aangifte las ik ook dat aangever had gezien dat twee mannen, die betrokken waren bij de inbraak bij hem, beiden een andere kant op fietsten. De een ging richting Raadhuisplein en de ander richting carillon in Drachten. Waarna degene die richting Raadhuisplein fietste terug kwam om vervolgens ook richting carillon te fietsen. Dit komt overeen met de hierboven beschreven camerabeelden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte van 7 september 2020, opgenomen op pagina 246 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Die twee dagen. Ik ben in Drachten met mijn vriend geweest. [verdachte] is mijn vriend.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 27 augustus 2020, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 27 augustus 2020 kwam ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit een woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te Drachten, binnen de gemeente Smallingerland. De aangever verklaarde dat het uitzetraam van de slaapkamer geopend stond. Ik zag dat het raamhefboompje los van het scharnier stond. Deze bleek te zijn afgebroken. Vermoedelijk werd de binnenkomst tot de woning via dit raam verkregen. Ik zag dat de slaapkamer doorzocht was. Ik zag dat er meerdere ladekasten geopend stonden en vele goederen lagen op het bed en op de vloer. Ik zag op de laminaatvloer een schoenzoolafdruk. Door mij werd de schoenzoolafdruk veiliggesteld, sin AAOD3711NL. Ik zag buiten, ter hoogte van het inklimraam een gerookte joint/peuk en een grijs vest met opschrift "BAM" liggen. De aangever verklaarde dat dit vest van hem was. Tevens verklaarde de aangever dat de aangetroffen gerookte joint/peuk niet van hem was. De joint/peuk werd door mij veiliggesteld voor DNA-onderzoek, sin AAOD3712NL.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een rapport opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) d.d. 6 november 2020, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van NFI-deskundige ing. H.J. van Paassen:
Het DNA-profiel WAAG0490NL van de verdachte [verdachte] is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 49494. Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAOD3712Nl#01, uit DNA-profielcluster 49494, afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . De matchkans DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van een vergelijkend schoensporenonderzoekaanvullend met nummer PL0100-2020237167 van 2 december 2020, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Ik startte een vergelijkend schoensporenonderzoek, waarbij het volgende is waargenomen, verricht en bevonden:
schoenen
Nummer : A
Bvh.nummer : PL0100- 2020237167.
Goednummer : PL0100- 2020237167-1303776.
SIN : AAN02814NL.
Beslagene : [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] -2006.
Nummer : B
Bvh.nummer : PL0100- 2020237167.
Goednummer : PL0100- 2020237167-1303775.
SIN : AAN02813NL
Beslagene : [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -2005.
spoor
Nummer : 3
Soort : folie.
Bvh.nr : PL0100-2020236009. ( [straatnaam] Drachten)
SIN : AAOD3711NL.
Schoen : linkerschoen.
Zichtbaar deel : bijna gehele zool.
Profiel : rechthoekige profielelementen (verschillende groottes) /
open profielelementen in de vorm van een cirkel.
Onregelmatigheden : niet waargenomen.
Slijtage : niet waargenomen.
Opmerking : twee schoensporen over elkaar geplaatst.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde spoor 3 en anderzijds de zool van linkerschoen A en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
• de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is:
• de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde spoor 3 en anderzijds de zool van linkerschoen B en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
• de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is:
• de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend onderzoek concludeer ik, dat één afdrukspoor op spoor 3 voorzien van waarmerk AAOD3711NL, 2020236009, [straatnaam] te Drachten, is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen A en één afdrukspoor op spoor 3 is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen B. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet worden vastgesteld dat de sporen daadwerkelijk zijn veroorzaakt met de schoenen A en B.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 27 augustus 2020 samen in Drachten waren. Na de poging tot diefstal in de woning aan de [straatnaam] te Drachten wordt onder het inklimraam in de portiek een peuk aangetroffen met daarop DNA-materiaal dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van verdachte afkomstig is. Binnen in de slaapkamer van de woning worden twee schoenafdrukken aangetroffen. Een van deze afdrukken is soortgelijk aan die van de schoen van verdachte en de andere afdruk is soortgelijk aan die van de schoen van [medeverdachte] . Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de poging tot diefstal is gepleegd door twee personen die een buitenlandse taal spreken, die zijn gevlucht op de fiets en die voldoen aan een signalement dat lijkt te passen bij het signalement van verdachte en [medeverdachte] . Op grond van voornoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de poging tot diefstal heeft gepleegd. Het feit dat het DNA-materiaal is aangetroffen op een sigarettenpeuk, dat een verplaatsbaar object is, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
In de zaak met parketnummer 18/209265-20.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/209265-20 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een landelijk formulier proces-verbaal aangifte, ingevuld door [naam 2] namens benadeelde [benadeelde partij 4], opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020225479 van 24 augustus 2020, inhoudend de verklaring van [naam 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2020, opgenomen op pagina 5 van voornoemde dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 1. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 16 augustus 2020 te Drachten heb ik [benadeelde partij 5] ontmoet voor het restaurant waar hij werkzaam is.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 19 augustus 2020, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020226976 van 5 oktober 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
(V: vraag verbalisant, A: antwoord verdachte)
V: [benadeelde partij 5] zegt dat jij hem 16 augustus 2020 een harde klap in zijn nek hebt gegeven, wat kan je daarover vertellen?
A: Ik heb hem een klap met de vuist gegeven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 augustus 2020, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 5] :
Ik was op de [straatnaam] te Drachten omdat ik moest werken in een restaurant. Vlak voor mijn werk hoorde ik ineens [verdachte] , die op hetzelfde AZC verblijft als ik. [verdachte] en ik hebben dinsdag ruzie gehad. Ik hoorde [verdachte] iets onverstaanbaars schreeuwen. Toen kwam [verdachte] achter mij aan en kwam dichtbij mij. Ik voelde een harde klap in mijn nek. Dit deed behoorlijk pijn.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 augustus 2020, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben eigenaar van [restaurant 3] gelegen aan de [straatnaam] te Drachten. Op 16 augustus omstreeks 15.10 uur zat ik op het terras op de [straatnaam] . Ik zag dat een medewerker van mij, [benadeelde partij 5] , in onze richting kwam lopen. Ik zag dat er een manspersoon op de fiets achter hem aankwam. Ik zag dat deze manspersoon met kracht een klap tegen de achterzijde van Raul gaf.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 2. subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 2. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 17 augustus 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-20202269762 van 5 oktober 20200, inhoudend de verklaring van
[benadeelde partij 6] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 23 van voornoemde dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 3. ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-20202269762 van 5 oktober 20200, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] .
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 4. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 18 augustus 2020 in het politiebureau in Drachten wilde ik niet meewerken aan het maken van vingerafdrukken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020226976 van 5 oktober 2020, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 18 augustus 2020 was ik, [benadeelde partij 7] , hoofdagent van politie Noord Nederland team Oost-Fryslan, samen met collega [verbalisant 4] belast met de identiteit vaststelling van verdachte [verdachte] . Hierbij is het zaak dat de verdachte zijn vingers op de scanner plaatst om de vingerafdrukken te scannen. [verbalisant 4] deed de bediening van de computer.
Ik zag dat de verdachte fysiek niet aanstalten maakte om zijn handen op de scanner te plaatsten. Ik hoorde de verdachte alleen veel praten met verheven stem. Vervolgens zag ik dat de verdachte net deed alsof hij de vingers op de scanner wilde plaatsen en vervolgens zijn handen snel bij de scanner wegtrok en langs het lichaam hield. Ik zag dat de verdachte fysiek afstand nam van de scanner en in de hoek van deze ruimte ging staan. Hierop heb ik de verdachte fysiek geholpen om eerst van zijn rechterhand, zijn vier vingers op de scanner te plaatsen. Ik pakte de verdachte zijn rechterarm vast met mijn linkerhand en met mijn rechterhand, de rechterhand van de verdachte. Hierbij voelde ik dat de verdachte zich wilde onttrekken van het plaatsen van zijn vingers op de scanner. Ik voelde dat de verdachte mij fysiek tegenwerkte. Hierop heb ik met mijn linkerhand de rechterpols van de verdachte krachtig vastgepakt en met mijn rechterhand, de rechterhand op de scanner geplaatst. Vervolgens heb ik de andere hand vastgepakt en de verdachte gevraagd of hij nu zelf zijn hand wilde plaatsen. Ik voelde dat de verdachte zich fysiek op de grond liet zakken. Hierop zag ik dat [verbalisant 4] de verdachte fysiek ondersteunde hem overeind te helpen. Hierop heb ik opnieuw zijn rechterpols vastgepakt en deze door een onnatuurlijke beweging te laten maken laten staan. Ik hoorde dat de verdachte kreten riep waaruit ik zou moeten opmaken dat het hem pijn deed. Vervolgens heb ik de verdachte alsnog door zijn linkerhand fysiek goed vast te pakken op de scanner geplaatst om zijn vier vingers te scannen.
In de zaak met parketnummer 18/212910-20 ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/212910-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 augustus 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020289962 van 8 november 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] .
3. een landelijk formulier proces-verbaal aangifte, ingevuld door [naam 3] namens benadeelde [benadeelde partij 4], opgenomen op pagina 7 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2020, opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte van 8 november 2020, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 3] .
In de zaak met parketnummer 18/213773-20 ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 23 augustus 2020 te Drachten heb ik in de [benadeelde partij 10] een fles drank onder mijn kleding gestopt. Ik had deze fles daar gestopt, omdat ik hem wilde stelen. Ik werd betrapt. Nadat ik de supermarktmedewerkster de fles had teruggegeven wilde ik wegvluchten. Er werd een winkelwagentje voor mij neergezet en hierdoor kwam ik ten val. Toen ik opstond stonden er medewerksters in mijn weg naar de uitgang. Ik heb toen één van hen geduwd, zodat ik er langs kon en weg kon komen.
2. Een schriftelijk stuk, te weten de concept-aangifte van 24 augustus 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020232533 van 27 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 8] :
Ik doe aangifte namens de [benadeelde partij 10] , gevestigd aan de Stationsweg te Drachten binnen de gemeente Smallingerland. Ik ben daar werkzaam als assistent kassamedewerkster. In die hoedanigheid was ik op 23 augustus 2020 omstreeks 19.50 uur in deze winkel aanwezig. Via mijn headset hoorde ik mijn collega [naam 5] vragen of we naar de kassa wilden komen omdat daar een man stond die vermoedelijk spullen van deze winkel onder zijn jas had verstopt. Ik ben daarop meteen naar de kassa gelopen en zag daar een man staan die een fles cola aan het afrekenen was. Ik zag dat hij daarna doorliep om de winkel te gaan verlaten. Ik hoorde [naam 5] toen tegen hem zeggen: "'Je hebt niet alles betaald". [naam 5] vroeg of ze in zijn jas mocht kijken. Ik zag dat deze man zijn jas opende. Ik zag toen duidelijk een 'bobbel' in zijn broek. Ik begreep dat hij iets in zijn broek had verstopt. Ik zag dat hij daarop een fles El Picu uit zijn broek pakte. Ik herkende deze fles en wist dat deze winkel deze flessen verkoopt. Ik zag dat hij deze fles bij de kassa neerzette. Ik hoorde dat [naam 5] de politie aan het bellen was. Ik denk dat deze man dit ook hoorde en ik zag hem opeens snel wegsprinten richting de uitgang. Ik zag dat een klant hem de weg probeerde te versperren door haar winkelkar voor hem te zetten. Deze man kwam hierdoor ten val. De buitendeur zat op dat moment dicht en we gingen voor hem staan om hem tegen te houden. Ik voelde dat hij mij met kracht aan de kant trok, waardoor hij kon ontsnappen. Ik raakte hierdoor uit balans. Ik zag dat de man naar buiten vluchtte richting de Ringweg.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 1., 2. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/209265-20, het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/212910-20 en het in de zaak met parketnummer 18/213773-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/218479-20:
1.
hij op 28 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om goederen van hun gading, die geheel of ten dele toebehoorden aan [benadeelde partij 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met zijn medeverdachtes, hoofd en hand, door het geopende klapraam van de tot de woning behorende slaapkamer is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht
mogelijk te maken, met een bijtende en scherpe en prikkelende vloeistof, in de richting van die [benadeelde partij 1] heeft gespoten;
2.
hij op 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, een damesfiets, toebehoorde aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om horloges en powerbanks en T-shirts toebehorende aan [benadeelde partij 11] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming via een raam de slaapkamer van de woning zijn binnengedrongen en in een slaapzak de weg te nemen goederen hebben verzameld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18/209265-20 dat:
hij op 17 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland een oplader en een oplaadkabel, toebehoorde aan de [benadeelde partij 4] , gevestigd aan de [straatnaam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 18/212878-20 dat:
1.
hij op 16 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland [benadeelde partij 5] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 5] te stompen;
2. subsidiair
hij op 16 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, een goed, te weten een telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op 18 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk fietsbanden, die toebehoorden aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 9] , heeft vernield;
4.
hij op 18 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, opzettelijk enige handeling, gedaan door een ambtenaar, [benadeelde partij 7] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 27a Wetboek van Strafvordering, de identiteit vast te stellen, middels het afnemen van de vingerafdrukken van verdachte, heeft belemmerd door fysiek afstand te nemen van de scanner en in de hoek van de ruimte te staan en fysiek tegen te werken en zijn -verdachtes- vingers weg te trekken van de scanner en zich op de grond te laten zakken;
in de zaak met parketnummer 18/212910-20 dat:
hij op 8 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland tezamen en in vereniging met anderen, een pakje jus d'orange, blikjes Red Bull, een pak melk, een pak kaas, een bakje salade, brood, een flesje water en chocolade repen, toebehorende aan de [benadeelde partij 4] , gevestigd aan de [straatnaam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en in de zaak met parketnummer 18/213773-20:
hij op 23 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, een fles drank El Picu, toebehoorde aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd door geweld tegen [benadeelde partij 8] , kassamedewerkster bij genoemd winkelbedrijf, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door genoemde [benadeelde partij 8] -nadat hij, verdachte op heterdaad was betrapt- met kracht aan de kant te duwen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/218479-20:
1. poging tot diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2. diefstal, door twee of meer verenigde personen;
4. poging tot diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten
of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde
personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
in de zaak met parketnummer 18/209265-20:
diefstal;
in de zaak met parketnummer 18/212878-20:
1. mishandeling;
2. subsidiair opzetheling;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4. opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
in de zaak met parketnummer 18/212910-20:
diefstal, door twee of meer verenigde personen;
en in de zaak met parketnummer 18/213773-20:
diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 1. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/209265-20, het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/212910-20 en het in de zaak met parketnummer 18/213773-20 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 217 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van twee jaren. Waarbij de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk is aan de duur van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf dienen de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden, dat verdachte:
- zich houdt aan de meldplicht en de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling, te weten Leger des Heils Nederland in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan zes maanden ITB Criem;
- meewerkt aan urinecontroles en drugstests om meer inzicht te krijgen in verslaving, op momenten dat de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan een ambulante behandeling vanuit Verslavingszorg;
- zich zal houden aan het opgestelde plan en de afspraken die gemaakt worden, in het kader van dagbesteding en scholing, met en door de Jeugdreclassering;
- zo lang als afgesproken wordt, in de nachtelijke uren, tussen 21:00 en 07:00 uur bij zijn woonplek zal verblijven;
- zich zal houden aan de regels van de verblijfplaats en de aanwijzingen van de begeleiders opvolgt;
- zal meewerken aan de hulpverlening die Nidos en de jeugdreclassering noodzakelijk achten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een kans te geven en heeft bij bewezenverklaring bepleit om op te leggen een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op de dag van de uitspraak en een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) en door de officier van justitie gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de Raad van 4 december 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De vijftienjarige verdachte heeft zich in een periode van één maand schuldig gemaakt aan twee maal een poging tot diefstal uit een woning, een fietsendiefstal, drie winkeldiefstallen, waarbij hij éénmaal geweld heeft gebruikt door een supermarktmedewerkster te duwen om weg te komen, mishandeling, vernieling van een fiets, opzetheling van een telefoon en het niet opvolgen van een bevel of vordering van een politieagent toen zijn vingerafdrukken moesten worden gescand. Verdachte en zijn medeverdachte klommen 's nachts brutaal de slaapkamers van de woningen naar binnen via een raam. Een van de bewoners lag wakker in zijn bed en zag een persoon door het raam hangen. Toen hij opstond werd hij met pepperspray in zijn ogen gespoten.
Woninginbraken zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Verdachte is daar medeverantwoordelijk voor. Voorts veroorzaken vermogensdelicten overlast en financiële schade bij de betrokkenen. Verdachte heeft zich daar niet om bekommerd en heeft slechts gehandeld uit eigenbelang.
Aan de reeks strafbare feiten is een einde gekomen toen verdachte eind augustus 2020 in voorlopige hechtenis is gesteld. Verdachte is omstreeks juli 2020 in Nederland aangekomen als alleenstaande minderjarige vreemdeling en heeft zich gemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Uit zijn justitiële documentatie blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Door de Raad is onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte en zij hebben het volgende geconcludeerd. Verdachtes toekomst is onzeker, aangezien hij uit een zogenoemd veilig land komt. Hij gebruikte Rivotril wat voor veel en ernstige problemen zorgt. Onder invloed hiervan heeft verdachte veel van de strafbare feiten gepleegd. Het is noodzakelijk voor verdachtes toekomst en voor de veiligheid van de maatschappij dat hij volledig afkickt van het gebruik van Rivotril en/of andere verdovende middelen. Ondersteuning hierbij is noodzakelijk. Belangrijk hierbij is te onderzoeken of er sprake is van onderliggend trauma, waardoor verdachte door gebruik van middelen zijn gevoelens probeert te onderdrukken. Naast de aanpak van de verslaving is het noodzakelijk dat verdachte leert hoe hij zich moet gedragen naar de regels en wetten in Nederland. Verdachte staat vaak in de overlevingsstand en zet vooral in op het bevredigen van zijn eigen behoeften. Tijdens zijn detentie lijkt hij zich in eerste instantie negatief op te stellen en daarmee ook de groep negatief te beïnvloeden. Nadat hij hierop is aangesproken lijkt dit gedrag in positieve zin te veranderen. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat verdachte enigszins leerbaar is. Ook is gebleken dat het hebben van een dagstructuur en dagbesteding een positief effect heeft op het gedrag van verdachte. Om de juiste ondersteuning te realiseren adviseert de Raad dat een maatregel van de jeugdreclassering, waarvan zes maanden Intensieve Traject Begeleiding (ITB). Hiernaast zijn strakke bijzondere voorwaarden noodzakelijk met een forse stok achter de deur, in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie, om de kans op recidive te verminderen en verdachte mee te laten werken.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en zal daarom tot een hogere straf komen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank onder meer gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor jeugd, de ernst en de hoeveelheid van de strafbare feiten, de korte tijd waarin deze feiten zijn gepleegd en de leeftijd van verdachte. Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 253 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd voor de duur van twee jaren passend en geboden en zal deze straf opleggen. Hiermee is het onvoorwaardelijk deel van de straf gelijk aan de duur van het voorarrest.
De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden, zoals door de Raad geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd, opleggen, zodat verdachte vanuit een strak kader in een gestructureerde setting wordt begeleid en wordt behandeld voor zijn verslaving en zijn eventuele trauma.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 1.959,69 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 9] , tot een bedrag van € 150,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit. Hij heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft hij niet-ontvankelijkheid van de vordering ten aanzien van de schade aan de iPhone bepleit, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd en hij heeft afwijzing van de vordering ten aanzien van de schade aan de iPad bepleit, omdat er geen grond is deze schade toe te kennen.
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] bepleit, omdat de gevorderde schade geen rechtstreeks verband heeft met het feit en subsidiair heeft hij om deze reden niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Vordering van [benadeelde partij 3]
De rechtbank acht het feit, te weten het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 3. ten laste gelegde, waaruit de schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Vordering van [benadeelde partij 9]
Door de benadeelde partij [benadeelde partij 9] wordt schade gevorderd bestaande uit de aanschaf van een vervangende fiets, omdat zijn oude fiets niet meer te repareren was. De rechtbank heeft in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 3. bewezenverklaard dat verdachte de banden van de fiets van de benadeelde partij heeft vernield. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij hierdoor schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van deze vernieling. De rechtbank beschikt echter over onvoldoende informatie om vast te stellen dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en de vernieling. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij dit verband alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 184, 300, 310, 311, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 3. en het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 2. primair en 5. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/218479-20 onder 1., 2. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/209265-20, het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/212910-20 en het in de zaak met parketnummer 18/213773-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 253 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 90 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat veroordeelde:
1. nadat de jeugdreclassering van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, Nederland, een afspraak met hem heeft gemaakt, hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht en zich hierbij aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal houden, waarvan de eerste zes maanden van de proeftijd in het kader van Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Criem;
2.ten behoeve de controle op en het inzicht in het gebruik van alcohol en drugs meewerkt aan bloed- en urineonderzoek op de momenten dat de jeugdreclassering dat nodig vindt;
3. meewerkt aan ambulante behandeling vanuit verslavingszorg, wanneer en zolang als de jeugdreclassering dat nodig acht, op de tijden en plaatsen als door of namens de jeugdreclassering aan te wijzen zorginstelling te bepalen;
4. zich houdt aan het opgestelde plan en de afspraken die worden gemaakt met de jeugdreclassering in het kader van dagbesteding en onderwijs;
5. zolang als de jeugdreclassering dat nodig vindt, in de nachtelijke uren tussen 21.00 uur en 7.00 uur op zijn toegewezen woonplek zal verblijven;
6. zich zal houden aan de regels van de hem toegewezen woonplek en aan de aanwijzingen van de begeleiders van deze woonplek;
7. zich onder ambulante behandeling zal stellen van de Geestelijke Gezondheidszorg (in verband met traumaverwerking), wanneer de jeugdreclassering in samenspraak met Nidos dat nodig acht op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven.
Geeft aan het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, Nederland, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt, dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Benadeelde partijen

in de zaak met parketnummer 18/218479-20 feit 3.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
in de zaak met parketnummer 18/212878-20 feit 3.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. N.A. Vlietstra en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2021.
Mr. R.B. Maring en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.