[verdachte] . Zo zag ik dat de binnenkant van de jas van [verdachte] rood/oranje is, net zoals de jas op de camerabeelden. Mogelijk dat hij deze omgekeerd heeft gedragen. Ook zag ik dat de donkere broek met witte accenten, donkere schoenen met witte streep en lichte huidskleur overeenkwamen. Tevens droeg [verdachte] een pet met witte accenten op de zijkant, net als NN2 op de camerabeelden.
Bewijsoverweging
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank met betrekking tot het medeplegen het volgende. De verklaring van verdachte houdt in dat hij in het gezelschap van de medeverdachte was toen deze de fiets wegnam. Vervolgens is verdachte op de fiets gestapt en is hij -met de medeverdachte achterop- weggefietst. Deze verklaring wordt ondersteund door wat op de beelden is te zien. Het wegfietsen op de fiets maakt in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank deel uit van de wegnemingshandeling, zodat van een gezamenlijke uitvoering en dus van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte kan worden gesproken.
Het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 4. ten laste gelegde.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 september 2020, opgenomen op pagina 92 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020238349 van 17 november 2020, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 11] :
Op 27 augustus 2020 omstreeks 2.55 uur zat ik in de woonkamer. De woonkamer en het balkon grenzen aan de kant van de Zuiderbuurt/Museumplein te Drachten. Onder de woningen zit [restaurant 2] gevestigd. Omstreeks 2.56 uur hoorde ik mijn vissersstoeltjes vallen in de slaapkamer. Kort daarna hoor ik gestommel in mijn slaapkamer en ik ging kijken. Toen ik de slaapkamerdeur open deed zag ik iemand half in het raam hangen. Ik wilde zijn voet vast pakken, maar hij was te snel. Ik zag dat een andere jongen de deur naar de trappengang open hield voor de jongen die zojuist door het raam naar buiten was geklommen. Om 2.58 uur heb ik 112 gebeld. Toen dacht ik, ik moet naar het balkon, kijken of ik nog iemand zie. Dit was nog geen minuut later en toen zag ik twee jongens elk op een fiets vanaf de uitgang van onze appartementen richting het Raadhuisplein fietsen. De ene fietste richting het Raadhuisplein en de andere fietste richting het carillon. Toen hoorde ik geschreeuw in een buitenlandse taal en toen zag ik de jongen die richting het Raadhuisplein fietste terug komen en die fietste daarna ook richting het carillon. De jongens hadden beide een getinte huidskleur. Zij hadden kort zwart haar, hadden een slank postuur en waren tussen de 170 à 175 cm lang. Eén van de jongens droeg een zwarte rugzak voorop zijn borst. De jongen die half uit het raam hing had een donkere broek aan. Mijn slaapkamer grenst aan de portiek op de 1e verdieping. Het uitzetijzer van het raam was geforceerd waardoor de jongen door het raam kon klimmen. De slaapkamer was overhoop gehaald. Er lagen meerdere doosjes op de grond, waar horloges in zaten. Er was tevens een slaapzak uit een zak gehaald en daar waren spullen ingestopt, mogelijk om mee te kunnen nemen.
De volgende dag zag ik dat er twee powerbanks, twee horloges en meerdere T-shirts in de zak van de slaapzak zaten. Omdat ik ze gestoord heb konden ze dit niet meenemen. Er is niets weggenomen uit mijn woning.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2020, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik bekeek ik de camerabeelden van 27 augustus 2020 afkomstig van het [bedrijf 3]
gevestigd aan de [straatnaam] te Drachten. Ik zag dat de tijd op de camerabeelden 25 minuten achter loopt op de daadwerkelijke tijd. Ik zag op de camerabeelden het volgende:
2:34:59 (werkelijke tijd +/- 2:59:59 uur)
Er fietst een persoon (NNI) door het beeld, komende uit de richting van het Museumplein te Drachten. De persoon fietst uit beeld, gaan in de richting van het Raadhuisplein te Drachten. De persoon op de fiets draagt een donkere jas o.i.d. en een broek met een witte streep over de gehele zijkant. De persoon fietst richting Raadhuisplein in Drachten.
2:35:03 (werkelijke tijd +/- 3:00:03 uur)
Er fietst een persoon (NN2) door het beeld, komende uit de richting van het Museumplein te Drachten. De persoon fietst uit beeld, gaande richting het carillon in Drachten.
2:35:10 (werkelijke tijd +/- 3:00:10 uur)
NN2 komt terug in beeld, komende uit de richting van het carillon in Drachten en draait half lopend/fietsend een rondje voor de winkel het [bedrijf 3] . Hij gaat een klein beetje in de richting van waar NNI heen is gefietst. Vervolgens fietst NN2 uit beeld, wederom richting het carillon in Drachten.
2:35:16 (werkelijke tijd +/- 3:00:16 uur)
Persoon, waarschijnlijk NNI komt heel snel door het beeld fietsen, komende uit de richting van het Raadhuisplein en gaande in de richting van het carillon in Drachten. Hij gaat achter NN2 aan.
Ik kan de personen als volgt omschrijven:
NNI :
- draagt een donkere gekleurde jas o.i.d.
- draagt een broek met een witte streep over de gehele zijkant
NN2 :
- draagt een donkere rugzak o.i.d. op zijn buik;
- draagt een bont gekleurde jas;
- draagt een zwarte broek met witte streep over de breedte van de zijkant;
- draagt zwarte schoenen met een witte onderrand;
- draagt een zwarte muts met een wit accent er op.
In de aangifte las ik dat de aangever zei dat er om 2.57 uur bij hem was ingebroken.
Ik heb op 29 augustus 2020 contact gehad met de aangever. Ik hoorde van hem dat hij zei dat dit het tijdstip was waarop hij 112 had gebeld en dat de inbraak hoogstens een aantal minuten eerder door hem was ontdekt. In de aangifte las ik ook dat aangever had gezien dat twee mannen, die betrokken waren bij de inbraak bij hem, beiden een andere kant op fietsten. De een ging richting Raadhuisplein en de ander richting carillon in Drachten. Waarna degene die richting Raadhuisplein fietste terug kwam om vervolgens ook richting carillon te fietsen. Dit komt overeen met de hierboven beschreven camerabeelden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte van 7 september 2020, opgenomen op pagina 246 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Die twee dagen. Ik ben in Drachten met mijn vriend geweest. [verdachte] is mijn vriend.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 27 augustus 2020, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 27 augustus 2020 kwam ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit een woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te Drachten, binnen de gemeente Smallingerland. De aangever verklaarde dat het uitzetraam van de slaapkamer geopend stond. Ik zag dat het raamhefboompje los van het scharnier stond. Deze bleek te zijn afgebroken. Vermoedelijk werd de binnenkomst tot de woning via dit raam verkregen. Ik zag dat de slaapkamer doorzocht was. Ik zag dat er meerdere ladekasten geopend stonden en vele goederen lagen op het bed en op de vloer. Ik zag op de laminaatvloer een schoenzoolafdruk. Door mij werd de schoenzoolafdruk veiliggesteld, sin AAOD3711NL. Ik zag buiten, ter hoogte van het inklimraam een gerookte joint/peuk en een grijs vest met opschrift "BAM" liggen. De aangever verklaarde dat dit vest van hem was. Tevens verklaarde de aangever dat de aangetroffen gerookte joint/peuk niet van hem was. De joint/peuk werd door mij veiliggesteld voor DNA-onderzoek, sin AAOD3712NL.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een rapport opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) d.d. 6 november 2020, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van NFI-deskundige ing. H.J. van Paassen:
Het DNA-profiel WAAG0490NL van de verdachte [verdachte] is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 49494. Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAOD3712Nl#01, uit DNA-profielcluster 49494, afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . De matchkans DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van een vergelijkend schoensporenonderzoekaanvullend met nummer PL0100-2020237167 van 2 december 2020, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Ik startte een vergelijkend schoensporenonderzoek, waarbij het volgende is waargenomen, verricht en bevonden:
schoenen
Nummer : A
Bvh.nummer : PL0100- 2020237167.
Goednummer : PL0100- 2020237167-1303776.
SIN : AAN02814NL.
Beslagene : [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] -2006.
Nummer : B
Bvh.nummer : PL0100- 2020237167.
Goednummer : PL0100- 2020237167-1303775.
SIN : AAN02813NL
Beslagene : [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -2005.
spoor
Nummer : 3
Soort : folie.
Bvh.nr : PL0100-2020236009. ( [straatnaam] Drachten)
SIN : AAOD3711NL.
Schoen : linkerschoen.
Zichtbaar deel : bijna gehele zool.
Profiel : rechthoekige profielelementen (verschillende groottes) /
open profielelementen in de vorm van een cirkel.
Onregelmatigheden : niet waargenomen.
Slijtage : niet waargenomen.
Opmerking : twee schoensporen over elkaar geplaatst.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde spoor 3 en anderzijds de zool van linkerschoen A en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
• de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is:
• de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde spoor 3 en anderzijds de zool van linkerschoen B en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
• de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is:
• de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend onderzoek concludeer ik, dat één afdrukspoor op spoor 3 voorzien van waarmerk AAOD3711NL, 2020236009, [straatnaam] te Drachten, is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen A en één afdrukspoor op spoor 3 is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen B. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet worden vastgesteld dat de sporen daadwerkelijk zijn veroorzaakt met de schoenen A en B.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 27 augustus 2020 samen in Drachten waren. Na de poging tot diefstal in de woning aan de [straatnaam] te Drachten wordt onder het inklimraam in de portiek een peuk aangetroffen met daarop DNA-materiaal dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van verdachte afkomstig is. Binnen in de slaapkamer van de woning worden twee schoenafdrukken aangetroffen. Een van deze afdrukken is soortgelijk aan die van de schoen van verdachte en de andere afdruk is soortgelijk aan die van de schoen van [medeverdachte] . Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de poging tot diefstal is gepleegd door twee personen die een buitenlandse taal spreken, die zijn gevlucht op de fiets en die voldoen aan een signalement dat lijkt te passen bij het signalement van verdachte en [medeverdachte] . Op grond van voornoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de poging tot diefstal heeft gepleegd. Het feit dat het DNA-materiaal is aangetroffen op een sigarettenpeuk, dat een verplaatsbaar object is, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
In de zaak met parketnummer 18/209265-20.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/209265-20 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een landelijk formulier proces-verbaal aangifte, ingevuld door [naam 2] namens benadeelde [benadeelde partij 4], opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020225479 van 24 augustus 2020, inhoudend de verklaring van [naam 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2020, opgenomen op pagina 5 van voornoemde dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 1. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 16 augustus 2020 te Drachten heb ik [benadeelde partij 5] ontmoet voor het restaurant waar hij werkzaam is.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 19 augustus 2020, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020226976 van 5 oktober 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
(V: vraag verbalisant, A: antwoord verdachte)
V: [benadeelde partij 5] zegt dat jij hem 16 augustus 2020 een harde klap in zijn nek hebt gegeven, wat kan je daarover vertellen?
A: Ik heb hem een klap met de vuist gegeven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 augustus 2020, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 5] :
Ik was op de [straatnaam] te Drachten omdat ik moest werken in een restaurant. Vlak voor mijn werk hoorde ik ineens [verdachte] , die op hetzelfde AZC verblijft als ik. [verdachte] en ik hebben dinsdag ruzie gehad. Ik hoorde [verdachte] iets onverstaanbaars schreeuwen. Toen kwam [verdachte] achter mij aan en kwam dichtbij mij. Ik voelde een harde klap in mijn nek. Dit deed behoorlijk pijn.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 augustus 2020, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben eigenaar van [restaurant 3] gelegen aan de [straatnaam] te Drachten. Op 16 augustus omstreeks 15.10 uur zat ik op het terras op de [straatnaam] . Ik zag dat een medewerker van mij, [benadeelde partij 5] , in onze richting kwam lopen. Ik zag dat er een manspersoon op de fiets achter hem aankwam. Ik zag dat deze manspersoon met kracht een klap tegen de achterzijde van Raul gaf.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 2. subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 2. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 17 augustus 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-20202269762 van 5 oktober 20200, inhoudend de verklaring van
[benadeelde partij 6] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 23 van voornoemde dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant.
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 3. ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/212878-20 onder 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-20202269762 van 5 oktober 20200, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] .
In de zaak met parketnummer 18/212878-20 het onder 4. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 18 augustus 2020 in het politiebureau in Drachten wilde ik niet meewerken aan het maken van vingerafdrukken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020226976 van 5 oktober 2020, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 18 augustus 2020 was ik, [benadeelde partij 7] , hoofdagent van politie Noord Nederland team Oost-Fryslan, samen met collega [verbalisant 4] belast met de identiteit vaststelling van verdachte [verdachte] . Hierbij is het zaak dat de verdachte zijn vingers op de scanner plaatst om de vingerafdrukken te scannen. [verbalisant 4] deed de bediening van de computer.
Ik zag dat de verdachte fysiek niet aanstalten maakte om zijn handen op de scanner te plaatsten. Ik hoorde de verdachte alleen veel praten met verheven stem. Vervolgens zag ik dat de verdachte net deed alsof hij de vingers op de scanner wilde plaatsen en vervolgens zijn handen snel bij de scanner wegtrok en langs het lichaam hield. Ik zag dat de verdachte fysiek afstand nam van de scanner en in de hoek van deze ruimte ging staan. Hierop heb ik de verdachte fysiek geholpen om eerst van zijn rechterhand, zijn vier vingers op de scanner te plaatsen. Ik pakte de verdachte zijn rechterarm vast met mijn linkerhand en met mijn rechterhand, de rechterhand van de verdachte. Hierbij voelde ik dat de verdachte zich wilde onttrekken van het plaatsen van zijn vingers op de scanner. Ik voelde dat de verdachte mij fysiek tegenwerkte. Hierop heb ik met mijn linkerhand de rechterpols van de verdachte krachtig vastgepakt en met mijn rechterhand, de rechterhand op de scanner geplaatst. Vervolgens heb ik de andere hand vastgepakt en de verdachte gevraagd of hij nu zelf zijn hand wilde plaatsen. Ik voelde dat de verdachte zich fysiek op de grond liet zakken. Hierop zag ik dat [verbalisant 4] de verdachte fysiek ondersteunde hem overeind te helpen. Hierop heb ik opnieuw zijn rechterpols vastgepakt en deze door een onnatuurlijke beweging te laten maken laten staan. Ik hoorde dat de verdachte kreten riep waaruit ik zou moeten opmaken dat het hem pijn deed. Vervolgens heb ik de verdachte alsnog door zijn linkerhand fysiek goed vast te pakken op de scanner geplaatst om zijn vier vingers te scannen.
In de zaak met parketnummer 18/212910-20 ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/212910-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 augustus 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020289962 van 8 november 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] .
3. een landelijk formulier proces-verbaal aangifte, ingevuld door [naam 3] namens benadeelde [benadeelde partij 4], opgenomen op pagina 7 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2020, opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte van 8 november 2020, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 3] .
In de zaak met parketnummer 18/213773-20 ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 23 augustus 2020 te Drachten heb ik in de [benadeelde partij 10] een fles drank onder mijn kleding gestopt. Ik had deze fles daar gestopt, omdat ik hem wilde stelen. Ik werd betrapt. Nadat ik de supermarktmedewerkster de fles had teruggegeven wilde ik wegvluchten. Er werd een winkelwagentje voor mij neergezet en hierdoor kwam ik ten val. Toen ik opstond stonden er medewerksters in mijn weg naar de uitgang. Ik heb toen één van hen geduwd, zodat ik er langs kon en weg kon komen.
2. Een schriftelijk stuk, te weten de concept-aangifte van 24 augustus 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020232533 van 27 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 8] :
Ik doe aangifte namens de [benadeelde partij 10] , gevestigd aan de Stationsweg te Drachten binnen de gemeente Smallingerland. Ik ben daar werkzaam als assistent kassamedewerkster. In die hoedanigheid was ik op 23 augustus 2020 omstreeks 19.50 uur in deze winkel aanwezig. Via mijn headset hoorde ik mijn collega [naam 5] vragen of we naar de kassa wilden komen omdat daar een man stond die vermoedelijk spullen van deze winkel onder zijn jas had verstopt. Ik ben daarop meteen naar de kassa gelopen en zag daar een man staan die een fles cola aan het afrekenen was. Ik zag dat hij daarna doorliep om de winkel te gaan verlaten. Ik hoorde [naam 5] toen tegen hem zeggen: "'Je hebt niet alles betaald". [naam 5] vroeg of ze in zijn jas mocht kijken. Ik zag dat deze man zijn jas opende. Ik zag toen duidelijk een 'bobbel' in zijn broek. Ik begreep dat hij iets in zijn broek had verstopt. Ik zag dat hij daarop een fles El Picu uit zijn broek pakte. Ik herkende deze fles en wist dat deze winkel deze flessen verkoopt. Ik zag dat hij deze fles bij de kassa neerzette. Ik hoorde dat [naam 5] de politie aan het bellen was. Ik denk dat deze man dit ook hoorde en ik zag hem opeens snel wegsprinten richting de uitgang. Ik zag dat een klant hem de weg probeerde te versperren door haar winkelkar voor hem te zetten. Deze man kwam hierdoor ten val. De buitendeur zat op dat moment dicht en we gingen voor hem staan om hem tegen te houden. Ik voelde dat hij mij met kracht aan de kant trok, waardoor hij kon ontsnappen. Ik raakte hierdoor uit balans. Ik zag dat de man naar buiten vluchtte richting de Ringweg.